3.3.In de akte huwelijkse voorwaarden van 17 maart 1994 is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
“Algehele uitsluiting
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
Kosten huishouding
Artikel 5
De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen (...) worden voldaan uit de netto inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan (...)
Onder netto-inkomen wordt verstaan het begrip inkomen als bedoeld in de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 verminderd met de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing- volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen.
Indien en voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winsten van een niet op zijn eigen naam uitgeoefend bedrijf hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen, worden die winsten geacht door hem te zijn genoten en worden zij na aftrek van hetgeen verschuldigd zou zijn aan bovengenoemde belastingen en heffingen gerekend tot het netto-inkomen.
(…)
Verrekening van inkomsten
Artikel 8
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen
in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de
gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de
ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de
helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. (…)
Afrekening aan het einde van het huwelijk
Artikel 13
Ingeval het huwelijk wordt ontbonden of tussen de echtgenoten scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, vindt er een verrekening plaats, zo, dat ieder van de echtgenoten gerechtigd is tot een waarde gelijk aan die, waartoe hij gerechtigd zou zijn geweest indien er de algehele gemeenschap van goederen tussen hen had bestaan; met uitzondering echter van goederen, die door de echtgenoten krachtens erfstelling, legaat of schenking zijn of zullen worden verkregen, alsmede hetgeen krachtens derdenbeding zal worden verkregen en de op die verkrijging drukkende schulden, de voor die verkrijgingen opgeofferde bedragen, de wegens die verkrijgingen geheven belastingen als successie-, schenkings- en overgangsrecht daaronder begrepen, met dien verstande, dat de inkomsten uit die goederen en de renten van die schulden, alsmede de kosten en lasten die uit die inkomsten plegen te worden voldaan, wel in de verrekening zullen worden betrokken.
De verrekening heeft plaats naam de toestand ten tijde van ontbinding van het huwelijk door de dood of ingeval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, naar de toestand naar de aanvang van de dag van het instellen van de vordering daartoe.
(…)”