ECLI:NL:GHARL:2022:7811

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
P22/168
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met voorwaarden en vrijheidsbeneming in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, die op 10 mei 2022 de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaren had verlengd. De terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor mishandeling en poging tot zware mishandeling van zijn echtgenoot, had hoger beroep ingesteld tegen deze verlenging en het bevel tot verpleging van overheidswege. Het hof oordeelde dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden nog steeds noodzakelijk was, maar dat de verlenging met twee jaren niet gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden van de zaak en de lopende cassatieprocedure tegen een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof heeft de verlengingsbeslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar verlengd, met de mogelijkheid tot toetsing van de noodzaak van de vrijheidsbeneming na één jaar. Dit besluit is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, gezien het hoge recidiverisico van de terbeschikkinggestelde. De zaak is complex door de samenhang met de onderliggende strafzaak en de nog lopende cassatieprocedure, waardoor het hof oordeelde dat een jaarlijkse toetsing van de terbeschikkingstelling passend is.

Uitspraak

TBS P22/168
Beslissing d.d. 8 september 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, van 10 mei 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • Her vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 5 maart 2020, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd en de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel is bevolen;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 1 december 2021, betreffende de vordering ertoe strekkende dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
  • de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 15 december 2021, houdende het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
  • de pro justitia rapportage van psychiater [psychiater] van 22 februari 2022;
  • het verlengingsadvies van GGZ Reclassering [locatie] van 22 maart 2022;
  • de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren, ingekomen op 31 maart 2022;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg van 26 april 2022 betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering [locatie] van 3 mei 2022;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 17 mei 2022;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in hoger beroep van 19 mei 2022;
  • de tussenbeslissing van deze kamer van dit hof van 2 juni 2022;
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 juli 2022 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 23-000814-20;
  • het e-mailbericht van de griffie van het gerechtshof Amsterdam van 4 augustus 2022, inhoudende dat namens de terbeschikkinggestelde cassatieberoep is ingesteld tegen voormeld arrest;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering [locatie] van 9 augustus 2022;
Het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde tegen het bevel van de rechtbank dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, is ter zitting van 25 augustus 2022 gelijktijdig behandeld met zijn hoger beroep tegen de verlengingsbeslissing van de rechtbank. In deze zaak wordt ook vandaag uitspraak gedaan.
Het hof heeft ter zitting van 25 augustus 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, de advocaat generaal R. Segerink, en de deskundige [deskundige] , reclasseringswerker te [locatie] . De deskundige is gebleven bij de adviezen van de reclassering om de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren te verlengen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde wil begeleid gaan wonen, eventueel met begeleiding en toezicht van de reclassering, zodat hij verder kan gaan met zijn leven. Hij is nu al bijna vier jaren van zijn leven kwijtgeraakt door de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hij dreigt nu opnieuw te moeten beginnen met een klinisch traject, terwijl hij al was uitbehandeld en hij wachtte op begeleid wonen toen hij vast kwam te zitten vanwege de overtreding van de voorwaarden.
De terbeschikkinggestelde heeft op zichzelf geen bezwaar tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Namens hem is echter ook hoger beroep ingesteld tegen de verlengingsbeslissing van de rechtbank, omdat de rechterbank eerder heeft beslist dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkinggestelde heeft altijd ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de (meermalen gepleegde) verkrachting, zijnde één van de tenlastegelegde feiten waarvoor de rechtbank de terbeschikkingstelling met voorwaarden aan hem heeft opgelegd. Van dit feit is hij in hoger beroep vrijgesproken door het gerechtshof Amsterdam bij het arrest van 20 juli 2022, waarbij hij opnieuw is veroordeeld voor andere tenlastegelegde feiten en waarbij voor die feiten – naast een gevangenisstraf – een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege aan hem is opgelegd. Die uitspraak is nog niet onherroepelijk geworden.
Gelet op de samenhang met het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde tegen het bevel van de rechtbank dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, is namens hem bepleit de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde is in eerste aanleg veroordeeld voor partnergeweld en voor verkrachting van de partner tot de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden die dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep de terbeschikkinggestelde vrijgesproken van de verkrachting en een terbeschikkingstelling met verpleging opgelegd.
Het verlengingsadvies van de reclassering houdt in dat het voor de complexe problematiek van de terbeschikkinggestelde nodig is om alternatief gedrag te trainen. Dit is lastig vanwege zijn cognitieve beperking en vergt tijd, ook door zijn weerstand tegen de behandeling en het ontbreken van motivatie om zich te laten behandelen en begeleiden. Het verlengingsadvies van de reclassering wordt onderschreven door psychiater [psychiater] . De factoren die samenhangen met het hoge recidiveriscio zijn nauwelijks veranderd. De terbeschikkinggestelde moet opnieuw worden behandeld en die behandeling moet gericht zijn op externe structuur, toezicht en controle, en daarna moet hij nog resocialiseren. Gezien de verwachting dat hij voor een lange duur behandeling en begeleiding nodig heeft, acht de psychiater een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren ook aangewezen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de verlengingsbeslissing van de rechtbank
Het oordeel van het hof
Het procesverloop
De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 5 maart 2020 veroordeeld voor, kort gezegd, mishandeling, tweemaal poging tot zware mishandeling en verkrachting van zijn partner, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft aan de terbeschikkinggestelde een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd en een terbeschikkingstelling. Bij die terbeschikkingstelling zijn voorwaarden gesteld, waaronder opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijke uitvoerbaar verklaard. De terbeschikkinggestelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Na afloop van de voorlopige hechtenis is de terbeschikkinggestelde op basis van de dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden op 11 mei 2020 geplaatst in de FPA [locatie] . Tijdens deze behandeling doet zich een aantal incidenten voor. Nadat de terbeschikkinggestelde is aangezegd dat de behandeling zou worden beëindigd, onttrekt hij zich op 11 september 2021, waarna hij op 15 oktober 2021 wordt aangehouden in Antwerpen. Op 3 november 2021 beveelt de rechter-commissaris de voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde.
Op 15 december 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, de beslissing genomen de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen.
Op 31 mei 2022 heeft de officier van justitie gevorderd de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen. De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, heeft die vordering toegewezen bij beslissing van 10 mei 2022, die nu bij de penitentiaire kamer van dit hof voorligt.
Op 20 juli 2022 heeft het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen in de onderliggende strafzaak. Het gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, de terbeschikkinggestelde veroordeeld voor twee mishandelingen en een poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote, maar vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting. Het hof heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd naast een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Daarbij heeft het hof niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel opgeheven of geschorst op grond van artikel 6:6:6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Evenmin heeft het de voorlopige hechtenis van de terbeschikkinggestelde bevolen. Tegen dit arrest heeft de terbeschikkinggestelde cassatie ingesteld.
De ontvankelijkheid van de vordering tot verlenging
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:377 (onder meer) overwogen dat artikel 38d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de terbeschikkingstelling geldt voor de tijd van twee jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden, en dat een redelijke wetsuitleg meebrengt dat in de situatie dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden is bevolen, de termijn van de terbeschikkingstelling aanvangt op het ogenblik waarop het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden ingaat.
Naar het oordeel van het hof is met de vaststelling van het aanvangsmoment van de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet zonder meer gegeven dat twee jaren na dat moment een toetsing van het voortduren van de maatregel dient plaats te vinden door de beoordeling van een verlengingsvordering van de officier van justitie. Nu de wetgever zich dit onderwerp nog niet heeft aangetrokken, moet bij de huidige stand van zaken van geval tot geval worden beslist. Bij die beslissing kan onder meer betekenis worden toegekend aan de termijn die is verlopen na de laatste betrokkenheid van de rechter die de maatregel heeft opgelegd en/of het tijdstip waarop de maatregel door een onherroepelijk geworden vonnis of arrest definitief voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2349). Voor zover mogelijk dient echter wel aansluiting te worden gezocht bij de regeling van artikel 6:6:11, eerste lid, Sv. Daarbij geldt dat de terbeschikkinggestelde niet is geschaad in enig rechtens te respecteren belang door het ontbreken van een wettelijke regeling over het tijdstip waarop de verlengingsvordering in een geval als het onderhavige moet worden gedaan. Verder is van belang of de terbeschikkinggestelde heeft verzocht om een inhoudelijke beslissing over de verlenging (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9948).
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam zeer recent in de strafzaak geoordeeld dat een terbeschikkingstelling nog steeds aan de orde is, zelf in een zwaardere vorm. Toch ziet het hof geen reden van toetsing door verlengingsrechter af te zien. het hof heeft daarbij gelet op het door de terbeschikkinggestelde aangevoerde belang van een toetsing en op het volgende. Tegelijk met de onderhavige beslissing, heeft het hof vandaag geoordeeld dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd en dat dus voortaan sprake is van vrijheidsbeneming. De uitkomst van de lopende cassatieprocedure in de onderliggende strafzaak kan zijn dat het arrest van het gerechtshof Amsterdam wordt bevestigd of dat een gerechtshof de zaak opnieuw dient te beoordelen. In het eerste geval zal pas een reguliere toets door de verlengingsrechter plaatsvinden twee jaar na het arrest van de Hoge Raad (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8749). In het tweede geval kan het nog geruime tijd duren voordat definitief vaststaat of de terbeschikkinggestelde een terbeschikkingstelling moet ondergaan én totdat deze eventuele onherroepelijk geworden terbeschikkingstelling ter toetsing moet worden voorgelegd aan de verlengingsrechter. Het hof acht het daarom aangewezen dat ook in de periode totdat de beslissing in de strafzaak onherroepelijk is geworden, een toetsing plaatsvindt van de noodzaak van het voortduren van de vrijheidsbeneming. Het hof acht in deze omstandigheden toetsing na één jaar passend.
Vernietiging verlengingsbeslissing waarvan beroep
Het hof zal dan ook de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere verlengingsbeslissing komt
Indexdelicten
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft de terbeschikkinggestelde bij vonnis van 5 maart 2020 veroordeeld ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten:
  • de voortgezette handeling van mishandeling begaan tegen zijn echtgenote/levensgezel (feit 1, subsidiair), poging tot zware mishandeling begaan tegen zijn echtgenote/levensgezel (feit 2, subsidiair) en poging tot zware mishandeling begaan tegen zijn echtgenote/levensgezel (feit 3, subsidiair); en
  • verkrachting, meermalen gepleegd (feit 4).
Het gerechtshof Amsterdam heeft de terbeschikkinggestelde bij arrest van 20 juli 2022 vrijgesproken van de verkrachting (feit 4) en hem veroordeeld voor mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot (feit 1, subsidiair), mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot (feit 2, meer subsidiair) en poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot (feit 3, subsidiair).
Stoornis en recidivegevaar
Uit de pro justitiarapportage van de psychiater [psychiater] volgt dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van cannabis in gedwongen remissie.
De kans op herhaling van soortgelijke feiten als waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd door de rechtbank, wordt nog steeds als hoog ingeschat door de psychiater. Het hoge risico op geweld zal zich vooral in de huiselijke en relationele context voordoen. Naar de inschatting van de reclassering is sprake van een hoog recidiverisico als de maatregel van terbeschikkingstelling wegvalt.
Het hof constateert dat de risicoinschatting van de psychiater en de reclassering deels is gebaseerd op de veroordeling van de terbeschikkinggestelde voor verkrachting in eerste aanleg, waarvan hij inmiddels is vrijgesproken in hoger beroep. Aangezien de terbeschikkinggestelde, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, is veroordeeld voor andere geweldsmisdrijven stelt het hof vast dat het recidivegevaar ten aanzien van dergelijke geweldsmisdrijven in ieder geval nog aanwezig is.
Verlenging
Gelet op de advisering en op hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar eist.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 10 mei 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
een jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en dr. W.J. Canton als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 8 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.