De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op 21 mei 2014, te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 470 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 470 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2014 tot en met 21 mei 2014, te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 oktober 2004 tot en met 1 augustus 2005, te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] en/of te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften, te weten een arbeidsovereenkomst van [bedrijf] . gedateerd 16 maart 2004 en/of een een werkgeversverklaring van [bedrijf] gedateerd 11 mei 2004 en/of 11 juni 2005 en/of een salarisspecificatie [groep bedrijf] week 2004-29, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door die geschriften te (laten) verstrekken aan Obvion voor het verkrijgen van een hypotheek en/of voor het verkrijgen van een huurcontract voor een woning aan [adres] te [pleegplaats 1] , heeft overhandigd en/of verstrekt aan een medewerker van [makelaar] ;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 augustus 2014, te [pleegplaats 4] , en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 5] ( [pleegplaats 1] ) althans te Nederland, (van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt), (immers) heeft verdachte, (telkens)
-een (cash) geldbedrag ten hoogte van (tenminste ongeveer) 648.243 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), verworven, en/of voorhanden gehad en/of
- een (cash) geldbedrag ter hoogte van (tenminste ongeveer) 648.243 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), omgezet (telkens van cash naar giraal en/of telkens naar goederen en/of diensten en/of uitgaven ivm verbouwingkosten en/of
-van een geldbedrag ten hoogte van (tenminste ongeveer) 648.243 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de hennepkwekerij is aangetroffen in een woning die door verdachte werd gehuurd. Verdachte is door verschillende getuigen bij de woning gezien op tijdstippen die passen bij het onderhouden van een hennepkwekerij. Daarnaast is er een peuk met het DNA van verdachte in de hennepkwekerij aangetroffen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de advocaat-generaal het volgende aangevoerd. Het vermoeden van witwassen is aanwezig gelet op de eenvoudige kasopstelling, de onder 1 en 2 tenlastegelegde strafbare feiten en de grote contante geldstromen. Verdachte heeft een lange periode geen verklaring willen afleggen over de contante bedragen. De verklaring die verdachte uiteindelijk heeft afgelegd is niet concreet en niet verifieerbaar.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verdachte betwist dat hij enige betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij. De hennepkwekerij bevond zich in een kelder. Vanwege de fysieke gesteldheid van verdachte is het vrijwel onmogelijk dat hij in de kelder komt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het aannemelijk is dat anderen betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij. Verschillende getuigen hebben (vermoedelijk buitenlandse) personen gezien bij de woning. [huurder] huurde de woning van verdachte en kwam regelmatig in de woning. Bovendien heeft [getuige] verklaard dat hij de stroomaansluiting voor de hennepkwekerij heeft gemaakt in opdracht van [huurder] en dat verdachte niet betrokken was bij de hennepkwekerij. De peuk met het DNA van verdachte erop is in de hennepkwekerij aangetroffen in een asbak met het DNA van verdachte erop. De peuk en de asbak kunnen niet als bewijs worden gebruikt omdat het gaat om een verplaatsbare objecten. Daarnaast zijn er in de kelder schoenen aangetroffen in een grotere maat dan die van verdachte.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van witwassen omdat verdachte niet over geldbedragen heeft beschikt met een criminele herkomst. Het is onmogelijk te verwachten dat verdachte zijn bezittingen en contante inkomsten van de periode van 2004 tot en met 2014 nog kan herleiden. Daarnaast heeft verdachte vóór 2004 ook al vele jaren contant geld verdiend. Er is sprake van meer legale contante inkomsten dan is meegenomen in de eenvoudige kasopstelling. Verdachte betwist dat hij geld heeft verdiend met illegale praktijken.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 brengen de volgende overwegingen het hof tot een vrijspraak. Verdachte huurde de woning in [pleegplaats 1] van [verhuurder] vanaf 1 augustus 2005en naar zijn zeggen verhuurde hij de woning door aan [huurder] , vanaf 5 januari 2011. Verschillende getuigen hebben verklaard dat telkens een vermoedelijk buitenlandse man bij de woning is geweest. Getuige [getuige] heeft bij de raadsheer-commissaris op 26 februari 2021 concreet en gedetailleerd verklaard dat hij in het huis van verdachte in [pleegplaats 4] heeft gewerkt. Daar werkte ook een jongen die zichzelf [voornaam] noemde. [voornaam] heette eigenlijk [huurder] en was van [afkomst] afkomst. Het hof begrijpt dat dit gaat om [huurder] . [voornaam] had tegen [getuige] gezegd dat hij een klusje voor hem had in zijn kamer in [plaats] . [getuige] heeft in de kamer van [voornaam] in [plaats] allemaal wietplanten zien staan. [voornaam] gaf [getuige] te kennen dat hij het huis van verdachte in [pleegplaats 1] wilde huren en daar hetzelfde wilde doen, maar dan groter. [getuige] kwam eind januari/begin februari 2014 in het huis in [pleegplaats 1] . Toen waren de kelders nog leeg. Uit het voorgaande heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4 overweegt het hof het volgende. Het onderzoek naar het witwassen is gestart naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning in [pleegplaats 1] . Gelet op de vrijspraak van feit 1 en feit 2 zijn de grondfeiten voor het witwassen komen te vervallen. Bovendien ziet de tenlastegelegde hennepkwekerij onder 1 na wijziging daarvan nog slechts op één dag, in plaats van de aanvankelijk tenlastegelegde periode van ruim vijf jaren.
Naar aanleiding van het strafrechtelijk en financieel onderzoek naar verdachte heeft de politie een eenvoudige kasopstelling opgemaakt. Daaruit volgt dat verdachte tussen 1 januari 2004 en 1 augustus 2014 € 648.243,- aan wederrechtelijk voordeel zou hebben verkregen. Hoewel contante en girale transacties door elkaar heen liepen, zijn de girale transacties bij het opstellen van de eenvoudige kasopstelling buiten beschouwing gelaten, met uitzondering van het vervolgprofijt. De kasopstelling geeft daarmee geen reëel beeld van de (ontwikkeling van) vermogenspositie van verdachte. Hierdoor wordt, binnen het kader van de huidige beoordeling, de bruikbaarheid van deze eenvoudige kasopstelling aangetast.
Naar het oordeel van het hof is door verdachte voldoende aannemelijk gemaakt dat het beginsaldo in deze kasopstelling, in 2004 ten onrechte op nihil is gesteld en dus hetgeen verdachte voor die periode financieel mogelijk zou hebben opgebouwd ten onrechte buiten beschouwing is gelaten.
Ten aanzien van het beginsaldo heeft de advocaat-generaal de winst op huizen reeds gecorrigeerd. Daarnaast is het hof met de verdediging van oordeel dat ten onrechte niet is meegerekend de opbrengsten van de verkoop van de twee eetzaken in [pleegplaats 2]
(€ 65.000,-) en de opbrengsten van de verkoop van de sieraden en juwelen van de moeder van verdachte (€ 80.000,-): deze opbrengsten komen het hof niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk voor.
Gelet op de vrijspraak voor feit 1 dient het beginsaldo voorts met € 2.880,- gecorrigeerd te worden vanwege de contante stortingen van respectievelijk € 2.000,-, € 200,- en € 680,- in januari 2004, afkomstig uit de hennepkwekerij.
De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie van 23 augustus 2021 het aandeel van verdachte in de opbrengst van de verkoop van de boot (€ 6.500,-) aangemerkt als legale contante inkomsten en het hof is daarnaast van oordeel dat de erfenis van de broer van verdachte (€ 35.000,-) voldoende door de verdediging is aangetoond. Het hof stelt vast dat sprake is van veel meer legale contante inkomsten dan bij de eenvoudige kasopstelling is meegenomen.
Met al deze correcties brokkelt de kasopstelling zodanig af, dat er naar het oordeel van het hof met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld of, en zo ja, welke bedragen daadwerkelijk zijn witgewassen. Daarbij is het hof, met de verdediging van oordeel dat gelet op het tijdsverloop niet van verdachte kan worden verwacht dat hij al zijn transacties uit die periode nog concreet kan onderbouwen. Nu niet met voldoende mate van zekerheid het beginsaldo kan worden vastgesteld, noch over welke contante inkomsten verdachte beschikte ten tijde van de tenlastegelegde periode, kan niet worden vastgesteld welke gelden een illegale herkomst hadden. Gelet op voorgaande komt het hof niet tot de overtuiging dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.