ECLI:NL:GHARL:2022:7808

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
21-002154-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het gebruikmaken van vals opgemaakte geschriften met vrijspraak van hennepkwekerij en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennep, diefstal van stroom, valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep van de verdachte. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 4, die betrekking hadden op hennepteelt en witwassen, omdat het hof niet overtuigd was van zijn betrokkenheid bij deze feiten. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik van valselijk opgemaakte geschriften, namelijk een werkgeversverklaring en salarisspecificatie, om een huurcontract en hypothecaire lening te verkrijgen. De verdachte heeft deze documenten overhandigd aan een makelaar en een hypotheekverstrekker, terwijl hij wist dat deze documenten vals waren. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis. De straf is verlaagd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte strafbaar verklaard voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002154-18
Uitspraak d.d.: 12 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 3 april 2018 met parketnummer 05-840516-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1956,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J. Gunning, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op 21 mei 2014, te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 470 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 470 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2014 tot en met 21 mei 2014, te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 oktober 2004 tot en met 1 augustus 2005, te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] en/of te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften, te weten een arbeidsovereenkomst van [bedrijf] . gedateerd 16 maart 2004 en/of een een werkgeversverklaring van [bedrijf] gedateerd 11 mei 2004 en/of 11 juni 2005 en/of een salarisspecificatie [groep bedrijf] week 2004-29, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door die geschriften te (laten) verstrekken aan Obvion voor het verkrijgen van een hypotheek en/of voor het verkrijgen van een huurcontract voor een woning aan [adres] te [pleegplaats 1] , heeft overhandigd en/of verstrekt aan een medewerker van [makelaar] ;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 augustus 2014, te [pleegplaats 4] , en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 5] ( [pleegplaats 1] ) althans te Nederland, (van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt), (immers) heeft verdachte, (telkens)

-een (cash) geldbedrag ten hoogte van (tenminste ongeveer) 648.243 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), verworven, en/of voorhanden gehad en/of

- een (cash) geldbedrag ter hoogte van (tenminste ongeveer) 648.243 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), omgezet (telkens van cash naar giraal en/of telkens naar goederen en/of diensten en/of uitgaven ivm verbouwingkosten en/of

-van een geldbedrag ten hoogte van (tenminste ongeveer) 648.243 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de hennepkwekerij is aangetroffen in een woning die door verdachte werd gehuurd. Verdachte is door verschillende getuigen bij de woning gezien op tijdstippen die passen bij het onderhouden van een hennepkwekerij. Daarnaast is er een peuk met het DNA van verdachte in de hennepkwekerij aangetroffen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de advocaat-generaal het volgende aangevoerd. Het vermoeden van witwassen is aanwezig gelet op de eenvoudige kasopstelling, de onder 1 en 2 tenlastegelegde strafbare feiten en de grote contante geldstromen. Verdachte heeft een lange periode geen verklaring willen afleggen over de contante bedragen. De verklaring die verdachte uiteindelijk heeft afgelegd is niet concreet en niet verifieerbaar.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verdachte betwist dat hij enige betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij. De hennepkwekerij bevond zich in een kelder. Vanwege de fysieke gesteldheid van verdachte is het vrijwel onmogelijk dat hij in de kelder komt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het aannemelijk is dat anderen betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij. Verschillende getuigen hebben (vermoedelijk buitenlandse) personen gezien bij de woning. [huurder] huurde de woning van verdachte en kwam regelmatig in de woning. Bovendien heeft [getuige] verklaard dat hij de stroomaansluiting voor de hennepkwekerij heeft gemaakt in opdracht van [huurder] en dat verdachte niet betrokken was bij de hennepkwekerij. De peuk met het DNA van verdachte erop is in de hennepkwekerij aangetroffen in een asbak met het DNA van verdachte erop. De peuk en de asbak kunnen niet als bewijs worden gebruikt omdat het gaat om een verplaatsbare objecten. Daarnaast zijn er in de kelder schoenen aangetroffen in een grotere maat dan die van verdachte.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van witwassen omdat verdachte niet over geldbedragen heeft beschikt met een criminele herkomst. Het is onmogelijk te verwachten dat verdachte zijn bezittingen en contante inkomsten van de periode van 2004 tot en met 2014 nog kan herleiden. Daarnaast heeft verdachte vóór 2004 ook al vele jaren contant geld verdiend. Er is sprake van meer legale contante inkomsten dan is meegenomen in de eenvoudige kasopstelling. Verdachte betwist dat hij geld heeft verdiend met illegale praktijken.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 brengen de volgende overwegingen het hof tot een vrijspraak. Verdachte huurde de woning in [pleegplaats 1] van [verhuurder] vanaf 1 augustus 2005en naar zijn zeggen verhuurde hij de woning door aan [huurder] , vanaf 5 januari 2011. Verschillende getuigen hebben verklaard dat telkens een vermoedelijk buitenlandse man bij de woning is geweest. Getuige [getuige] heeft bij de raadsheer-commissaris op 26 februari 2021 concreet en gedetailleerd verklaard dat hij in het huis van verdachte in [pleegplaats 4] heeft gewerkt. Daar werkte ook een jongen die zichzelf [voornaam] noemde. [voornaam] heette eigenlijk [huurder] en was van [afkomst] afkomst. Het hof begrijpt dat dit gaat om [huurder] . [voornaam] had tegen [getuige] gezegd dat hij een klusje voor hem had in zijn kamer in [plaats] . [getuige] heeft in de kamer van [voornaam] in [plaats] allemaal wietplanten zien staan. [voornaam] gaf [getuige] te kennen dat hij het huis van verdachte in [pleegplaats 1] wilde huren en daar hetzelfde wilde doen, maar dan groter. [getuige] kwam eind januari/begin februari 2014 in het huis in [pleegplaats 1] . Toen waren de kelders nog leeg. Uit het voorgaande heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4 overweegt het hof het volgende. Het onderzoek naar het witwassen is gestart naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning in [pleegplaats 1] . Gelet op de vrijspraak van feit 1 en feit 2 zijn de grondfeiten voor het witwassen komen te vervallen. Bovendien ziet de tenlastegelegde hennepkwekerij onder 1 na wijziging daarvan nog slechts op één dag, in plaats van de aanvankelijk tenlastegelegde periode van ruim vijf jaren.
Naar aanleiding van het strafrechtelijk en financieel onderzoek naar verdachte heeft de politie een eenvoudige kasopstelling opgemaakt. Daaruit volgt dat verdachte tussen 1 januari 2004 en 1 augustus 2014 € 648.243,- aan wederrechtelijk voordeel zou hebben verkregen. Hoewel contante en girale transacties door elkaar heen liepen, zijn de girale transacties bij het opstellen van de eenvoudige kasopstelling buiten beschouwing gelaten, met uitzondering van het vervolgprofijt. De kasopstelling geeft daarmee geen reëel beeld van de (ontwikkeling van) vermogenspositie van verdachte. Hierdoor wordt, binnen het kader van de huidige beoordeling, de bruikbaarheid van deze eenvoudige kasopstelling aangetast.
Naar het oordeel van het hof is door verdachte voldoende aannemelijk gemaakt dat het beginsaldo in deze kasopstelling, in 2004 ten onrechte op nihil is gesteld en dus hetgeen verdachte voor die periode financieel mogelijk zou hebben opgebouwd ten onrechte buiten beschouwing is gelaten.
Ten aanzien van het beginsaldo heeft de advocaat-generaal de winst op huizen reeds gecorrigeerd. Daarnaast is het hof met de verdediging van oordeel dat ten onrechte niet is meegerekend de opbrengsten van de verkoop van de twee eetzaken in [pleegplaats 2]
(€ 65.000,-) en de opbrengsten van de verkoop van de sieraden en juwelen van de moeder van verdachte (€ 80.000,-): deze opbrengsten komen het hof niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk voor.
Gelet op de vrijspraak voor feit 1 dient het beginsaldo voorts met € 2.880,- gecorrigeerd te worden vanwege de contante stortingen van respectievelijk € 2.000,-, € 200,- en € 680,- in januari 2004, afkomstig uit de hennepkwekerij.
De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie van 23 augustus 2021 het aandeel van verdachte in de opbrengst van de verkoop van de boot (€ 6.500,-) aangemerkt als legale contante inkomsten en het hof is daarnaast van oordeel dat de erfenis van de broer van verdachte (€ 35.000,-) voldoende door de verdediging is aangetoond. Het hof stelt vast dat sprake is van veel meer legale contante inkomsten dan bij de eenvoudige kasopstelling is meegenomen.
Met al deze correcties brokkelt de kasopstelling zodanig af, dat er naar het oordeel van het hof met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld of, en zo ja, welke bedragen daadwerkelijk zijn witgewassen. Daarbij is het hof, met de verdediging van oordeel dat gelet op het tijdsverloop niet van verdachte kan worden verwacht dat hij al zijn transacties uit die periode nog concreet kan onderbouwen. Nu niet met voldoende mate van zekerheid het beginsaldo kan worden vastgesteld, noch over welke contante inkomsten verdachte beschikte ten tijde van de tenlastegelegde periode, kan niet worden vastgesteld welke gelden een illegale herkomst hadden. Gelet op voorgaande komt het hof niet tot de overtuiging dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het werkelijke loon van verdachte is niet voldoende om een hypotheek van deze omvang te verkrijgen, en het is ondenkbaar dat een werkgever buiten medeweten van verdachte een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie opmaakt.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De werkgeversverklaring en salarisspecificatie bevatten feitelijke onjuistheden, maar verdachte heeft hiervan geen wetenschap gehad. Verdachte vertrouwde erop dat deze stukken correct waren en heeft daar verder geen bemoeienis mee gehad. Het opzet op het gebruik van valselijk opgemaakte documenten ontbreekt bij verdachte.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruiken van een valselijk opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificatie voor het sluiten van een huurcontract en voor het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een woning.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Uit de belastingaangifte van 2004 volgt dat verdachte in dat jaar in totaal €20.828,- aan loon van [bedrijf] heeft ontvangen. Dit blijkt ook uit de bij verdachte aangetroffen jaaropgave over 2004 van [bedrijf] en twee salarisspecificaties van week 2004-12 tot en met week 2004-38, respectievelijk 2004-39 tot en met 2004-51.
Daarnaast is bij verdachte een ondertekende arbeidsovereenkomst aangetroffen voor
bepaalde tijd. Verdachte zal met ingang van 18 maart 2004 bij [bedrijf] gaan werken voor maximaal 26 weken. Ook is een ondertekende arbeidsovereenkomst aangetroffen met als ingangsdatum 19 september 2004 en met als uiterlijke einddatum 5 december 2004, dus voor
bepaaldetijd.
[makelaar]
Verdachte heeft de woning aan [adres] te [pleegplaats 1] vanaf 1 augustus 2005 gehuurd voor een maandelijkse huur van € 750,-. De huurovereenkomst van 19 juli 2005 is door de verhuurder, [verhuurder] , en verdachte ondertekend. [makelaar] heeft bemiddeld in de totstandkoming van de huurovereenkomst. [makelaar] heeft aan de hand van looninkomsten en afschriften getoetst of verdachte over voldoende financiële middelen beschikte om de huur maandelijks te kunnen voldoen.
Verdachte heeft ter onderbouwing van zijn draagkracht een werkgeversverklaring van 11 juni 2005 overgelegd waaruit volgt dat verdachte een arbeidsovereenkomst voor
onbepaaldetijd had bij [bedrijf] met een bruto basisjaarsalaris van € 74.474,40 exclusief vakantiegeld. De datum op de werkgeversverklaring is gewijzigd van 11 mei 2004 in 11 juni 2005.
Obvion
Obvion heeft aan verdachte een hypothecaire lening verschaft op basis van de door verdachte aangeleverde arbeidsovereenkomst van 18 maart 2004, een salarisspecificatie van weeknummer 2004-29 en een werkgeversverklaring van 11 mei 2004. Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat verdachte in vaste dienst was bij [bedrijf] en een bruto jaarsalaris had van € 77.566,11 inclusief vakantiegeld. Op de salarisspecificatie staat een basis uurloon van € 18,37, hetgeen niet overeenkomt met de basis uurloon vermeld op de bij verdachte aangetroffen salarisspecificaties. Bovendien is niet gebleken van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur tussen verdachte en [bedrijf] .
Conclusie
Gelet op voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificatie voor het sluiten van een huurcontract en voor het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een woning. De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de valselijk opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificatie is naar het oordeel van het hof volstrekt onaannemelijk.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op een of meer tijdstippen inof omstreeksde periode van 08 oktober 2004 tot en met 1 augustus 2005,te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] en/of te [pleegplaats 1] , gemeente [gemeente] , althansin Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakteen/of vervalstegeschriften, te weteneen arbeidsovereenkomst van [bedrijf] . gedateerd 16 maart 2004 en/ofeen werkgeversverklaring van [bedrijf] gedateerd 11 mei 2004 en/of 11 juni 2005 en/of een salarisspecificatie [groep bedrijf] week 2004-29, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door die geschriften te (laten) verstrekken aan Obvion voor het verkrijgen van een hypotheek en/of voor het verkrijgen van een huurcontract voor een woning aan [adres] te [pleegplaats 1] , heeftoverhandigd en/ofverstrekt aan een medewerker van [makelaar] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

In eerste aanleg is verdachte – kort gezegd en zakelijk weergegeven – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht voor het telen van hennep, diefstal van stroom, valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van alle vier de tenlastegelegde feiten, tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden met aftrek. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Verdachte heeft een valselijk opgemaakte werkgeversverklaring gebruikt voor het sluiten van een huurcontract en het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een woning. Dit betreft een kwalijk feit dat economische schade berokkent. Verdachte neemt daarvoor geen verantwoordelijkheid.
Het hof heeft wat betreft de persoon van verdachte gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juli 2022 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. Dit betreffen oude veroordelingen. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het hof houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gekomen.
Het hof komt, in afwijking van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, tot een bewezenverklaring voor één feit.
Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep fors overschreden. Vanwege deze overschrijding verlaagt het hof de duur van de op te leggen taakstraf met twintig uren.
Gelet op het voorgaande acht het hof een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 12 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 september 2022.
mr. S. Bek, voorzitter,
mr. H.J. Lambers, advocaat-generaal,
mr. G. Ladjevardi, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.