ECLI:NL:GHARL:2022:7717

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
200.294.204/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van reisorganisator bij non-conforme pakketreis en prijsvermindering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over een geboekte zeilcruise die niet voldeed aan de redelijke verwachtingen van [appellant]. De reis, die via [geïntimeerde] was geboekt, bleek niet geschikt om mee te zeilen, wat leidde tot een verzoek om prijsvermindering. [appellant] stelt dat [geïntimeerde] de organisator van de reis is en daarom aansprakelijk voor de gebreken. [geïntimeerde] betwist deze claim en stelt dat zij slechts als bemiddelaar heeft opgetreden en dat de werkelijke organisator de reisorganisatie Tenzing Travel is. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere afwijzing door de kantonrechter. Het hof oordeelt dat [appellant] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde] als organisator kan worden aangemerkt. De boekingsbevestiging en de communicatie tussen partijen wijzen erop dat [geïntimeerde] enkel als doorverkoper heeft opgetreden. Het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep aan [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.294.204/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/161783)
arrest van 6 september 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel,
bij de rechtbank: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. G.M. Volkerink, die kantoor houdt te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [woonplaats2] ,
geïntimeerden in principaal appel en appellante in incidenteel appel,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A.M. Nelis, die kantoor houdt te ‘s-Gravenhage.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 7 december 2021 heeft op 4 juli 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Door mr. Nelis zijn naar aanleiding daarvan bij brief van 21 juli 2022 enige opmerkingen gemaakt, waarop het hof voor zover nodig hierna zal terugkomen. Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellant] heeft via [geïntimeerde] een 11-daagse zeilcruise geboekt, die niet aan de verwachtingen voldeed omdat met het geboekte schip niet gezeild kon worden. [appellant] vindt dat hij daarom recht heeft op een prijsverlaging en meent dat [geïntimeerde] als organisator van de reis die aan hem moet betalen. [geïntimeerde] bestrijdt dit een en ander op meerdere gronden, waarvan de belangrijkste is dat zij in juridische zin niet de organisator van de reis is, omdat zij bij het totstandkomen van de reisovereenkomst met de reisorganisatie niet meer heeft gedaan dan bemiddelen; zij heeft de reis slechts doorverkocht. Het geschil dat daarover tussen partijen is ontstaan heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[appellant] heeft [geïntimeerde] opdracht gegeven om ter gelegenheid van zijn 25-jarig
huwelijk een zeilcruise voor zijn familie en hemzelf te regelen. In dat kader heeft [geïntimeerde] in
2018 met [appellant] een aantal gesprekken gevoerd over zijn wensen en heeft [geïntimeerde]
diverse reisvoorstellen gedaan. [appellant] heeft gekozen voor een zeilcruise voor de
Turkse kust met het schip [het schip] (hierna: het schip).
2.3
In verband hiermee heeft tussen partijen op 28 en 29 december 2018 (onder meer)
het navolgende WhatsAppverkeer plaatsgevonden.
[geïntimeerde] aan [appellant] :
'Ook nog even een appje, ik weet niet of je mijn sms gelezen hebt:
Prima om later nog even te bellen, maar ik heb je ook al een mail gestuurd. Zit nu een beetje druk achter om de vluchten te boeken ivm de evt prijsstijging. Ik hoor graag of ik, als alles akkoord is, jullie namen volgens paspoort of ID + geboortedata mag ontvangen, zodat ik vandaag nog de vluchten kan boeken. Zie dan graag vóór 16 uur de gegevens tegemoet. Alvast bedankt
De vlucht inclusief de transfer van luchthaven Bodrum naar de haven en retour is € 590 pp.
Voor het aantal waarmee jullie gaan, vragen we altijd een groepsboeking aan. Dit tarief ligt vaak wat hoger, maar de voorwaarden zijn wat soepeler.
Hallo [appellant] , ik heb de namen ontvangen. dankjewel. Alleen kom ik nu op 18 personen, dus volgens mij 1 te weinig. De vriend van (...) en van (...) gaan niet mee begreep ik, maar dan kom ik op 21-2 = 19 personen en geen 18. Wie mis ik nog?'
[appellant] aan [geïntimeerde] :
'( ... ), schoonzoon van (...). Dat krijg ik nog door.
Is niet anders.'
[geïntimeerde] aan [appellant] :
'Zojuist heb ik de bevestiging naar je gemaild. Het ticket is wijzigbaar onder voorbehoud van beschikbaarheid. Ben je nu in de mogelijkheid om heteven te checken en bij akkoord een berichtje terug te doen? Ga ik het dan definitief boeken'
2.4
In een e-mailbericht van 31 december 2018, 14:19:01 heeft [geïntimeerde] het navolgende
geschreven aan [appellant] .
'Hierbij stuur ik je de boekingsbevestiging voor de zeilcruise naar Turkije. Het ticket is wijzigbaar, wel onder voorbehoud van beschikbaarheid. Ik heb alleen nog een thuisblijversnaam en telefoonnummer nodig, dit nummer wat nu vermeld staat is die van mij. Dit mag ook later nog doorgegeven worden.
Wanneer de bevestiging zo akkoord is, ontvang ik graag even een berichtje terug, dan ga ik het definitief boeken.'
2.5
Met hetzelfde e-mailbericht van 31 december 2018 is als bijlage
meegestuurd de ‘Boekingsbevestiging/factuur: [nummer1] (hierna: de boekingsbevestiging).Daarin is onder meer vermeld dat het gaat om een 'definitieve boeking'
betreffende een ‘Pakketreis Turkije', 'Cruise met Vliegvervoer' van `Reisorganisatie:
Tenzing Travel, Amsterdam', 'gereserveerd door: [naam1] ’, 'Reissom 19 x € 2954.00
= € 56126.00'. Tevens is in de boekingsbevestiging vermeld dat [geïntimeerde] optreedt als
doorverkoper, dat de naam van de organisator op deze boekingsbevestiging is vermeld, dat de organisator verantwoordelijk is voor de uitvoering en de kwaliteit van de gehele reis en dat de bemiddelingskosten inclusief BTW € 35,- bedragen.
2.6
[appellant] heeft daarop op diezelfde dag in een e-mailbericht
geantwoord:
‘Akkoord [geïntimeerde] .’
2.7
[geïntimeerde] heeft in een daaropvolgend e-mailbericht van 31 december 2018 aan [appellant] onder meer het navolgende geschreven.
Dankjewel voor je akkoord en deze mooie boeking!'
Aan de leverancier heb doorgegeven dat de boot en de vliegtickets geboekt kunnen worden. Ik krijg net nog wel het volgende van de leverancier terug; omdat het oudjaarsdag is weten ze niet of er vandaag nog een akkoord terug komt van het agentschap in Turkije en of het voor de tickets nog prijsconsequenties heeft. Uiteraard hou ik je op de hoogte hiervan.'
2.8
In verband met het verlengen van de boeking van het schip tot en met 24 juli 2019 heeft [appellant] op 24 januari 2019 een aangepaste boekingsbevestiging van [geïntimeerde] ontvangen. In verband met een wijziging van het reisgezelschap van 19 naar 18 personen heeft [appellant] op 1 juni 2019 nogmaals een aangepaste boekingsbevestiging van [geïntimeerde] ontvangen.
2.9
De cruise aan boord van het schip heeft vervolgens plaatsgevonden van
13 tot en met 24 juli 2019, met inbegrip van de vliegreis heen en terug naar huis. Tijdens de
cruise heeft [appellant] van de kapitein van het schip vernomen dat het schip niet geschikt is om mee te zeilen.
2.1
Op de derde dag van de reis heeft een kleinzoon van [appellant] , die met het gezelschap mee op reis was, een ongeval gehad, waarvoor hij in het ziekenhuis behandeld moest worden gedurende de rest van de reis. De cruise is als gevolg daarvan onderbroken. Het schip is gedurende het ziekenhuisverblijf van de kleinzoon afgemeerd in of iets buiten de haven van Marmaris, de plaats waar het ziekenhuis is gesitueerd. [appellant] en [geïntimeerde] hebben naar aanleiding van dat ongeval telefonisch contact met elkaar gehad.
2.11
[appellant] heeft zich in een e-mail van 17 december 2019 bij [geïntimeerde] beklaagd over het verloop van de reis en haar aangesproken op het niet leveren van een reis die besproken was. [appellant] heeft [geïntimeerde] gemaand de reisorganisatie daarop aan te spreken. [geïntimeerde] heeft de klachten doorgegeven aan Tenzing Travel. Die heeft zich beroepen op het niet naleven van de klachtplicht in de ANVR-voorwaarden en de klacht van [appellant] afgewezen.
2.12
In een brief van 17 maart 2020 heeft de advocaat van [appellant] bij [geïntimeerde] aanspraak gemaakt op en haar gesommeerd tot betaling van een vergoeding van € 19.307,- op grond van artikel 7:511 BW. [geïntimeerde] heeft die vergoeding niet betaald.
2.13
[appellant] heeft vervolgens bij de kantonrechter gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van € 20.000,-, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2020, althans vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft een tegenvordering ingesteld die inhoudt dat [appellant] wordt veroordeeld om aan [geïntimeerde] een bedrag van € 3.500,- te betalen als vergoeding voor de werkelijke advocaatkosten van [geïntimeerde] .
2.14
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van partijen is dat hun afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De overeenkomst is niet voor 31 december 2018 gesloten (grief II [appellant] ).
3.1
Het hof gaat allereerst in op het bezwaar van [appellant] tegen het verwerpen van zijn stelling dat voorafgaand aan de boekingsbevestiging van 31 december 2018 al een reisovereenkomst met [geïntimeerde] tot stand is gekomen. Volgens [appellant] brengt dat onder meer mee dat enkele bepalingen in de ANVR-voorwaarden waarop [geïntimeerde] een beroep doet niet aan hem kunnen worden tegengeworpen en, zo begrijpt het hof, dat de inhoud van die boekingsbevestiging niet kan dienen als onderbouwing van het standpunt van [geïntimeerde] .
3.2
Het hof verwerpt dat bezwaar en neemt als motivering daarvoor over wat de rechtbank in rechtsoverweging 4.6 en 4.7 van het vonnis van 23 februari 2021 heeft overwogen. De toelichting op de grieven van [appellant] geeft vanwege het ontbreken van nadere feitelijke gegevens geen aanleiding tot een ander oordeel. Het hof merkt op dat op zich juist is dat het begrip ‘boekingsbevestiging’ erop zou kunnen wijzen dat de overeenkomst daarvoor al is gesloten. Echter, [geïntimeerde] heeft op 31 december 2018 [appellant] gevraagd om een akkoord te geven op de boekingsbevestiging, met de mededeling dat na het verkrijgen daarvan definitief geboekt zal worden. [appellant] heeft dat akkoord gegeven, waaruit het hof opmaakt dat [appellant] heeft begrepen - en naar het oordeel van hof een en ander redelijkerwijs ook zo heeft moeten begrijpen - dat de boeking van de reis oftewel de overeenkomst pas na zijn akkoord definitief tot stand kwam. De boekingsbevestiging geeft immers ook pas weer wat de precieze verplichtingen van [appellant] op grond van de overeenkomst zijn, nadat [geïntimeerde] – mede op grond van haar wettelijke informatieverplichtingen daarover [1] – die aan hem heeft medegedeeld.
[appellant] heeft niet voldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] organisator is (grief I [appellant] )
3.3
Partijen zijn het er op zichzelf over eens dat de reis niet aan de redelijke verwachtingen van [appellant] voldeed, omdat het geboekte zeilschip na aankomst ter plaatse niet geschikt bleek om mee te zeilen. [geïntimeerde] heeft althans de stellingen van [appellant] op dat punt niet bestreden. Er is daarom sprake van een non-conforme reis, die [appellant] in beginsel recht geeft op een prijsvermindering. De vraag is of [appellant] daarvoor bij [geïntimeerde] aan het juiste adres is.
3.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de door [appellant] geboekte reis naar Turkije een pakketreis is [2] , waarin verschillende reisdiensten (zeilcruise met verblijf, vliegreis, vervoer van luchthaven naar schip) zijn gecombineerd. Voor de juiste uitvoering van een dergelijke reis is de organisator verantwoordelijk: die is aansprakelijk in het geval de reis niet aan de redelijke verwachtingen van de reiziger voldoet en in zoverre non-conform is [3] . Een handelaar [4] die niet de organisator is, maar een doorverkoper [5] , is niet aansprakelijk voor de uitvoering, indien een andere handelaar als organisator valt aan te merken. Zoals blijkt uit de memorie van toelichting op artikel 7:500 BW hangt het antwoord op de vraag of een handelaar optreedt als organisator van een pakketreis of als doorverkoper af van de mate waarin die handelaar bij de opzet van de pakketreis is betrokken en niet van de omschrijving die de handelaar zelf aan zijn activiteiten geeft.
3.5
Het hof stelt voorop dat op [appellant] de stelplicht en bewijslast rust van zijn stelling dat [geïntimeerde] als organisator van de pakketreis valt aan te merken. [appellant] heeft een aantal feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgens hem volgt dat [geïntimeerde] de reis heeft georganiseerd. Het hof oordeelt daarover het volgende.
3.6
Het feit, zoals [appellant] stelt, dat [geïntimeerde] zijn (enige) aanspreekpunt en contactpersoon is geweest en dat zij de reis naar zijn specifieke wensen heeft samengesteld is niet voldoende om [geïntimeerde] als organisator aan te merken; daaruit volgt immers niet, en zeker niet zonder meer, dat zij bij de opzet van de reis is betrokken geweest: daarvoor is nodig dat zij een door haar samengestelde reis heeft aangeboden of bij de uitvoering daarvan betrokken is geweest. Zij zou ook het aanspreekpunt kunnen zijn tussen [appellant] en organisator Tenzing Travel voor een door haar bemiddelde reis, dus in zoverre maakt het zijn van ‘aanspreekpunt’ of ‘contactpersoon’ het verschil tussen het zijn van organisator of doorverkoper niet voldoende duidelijk.
3.7
Tenzing Travel heeft na de klacht van [appellant] over de uitvoering van de reis te kennen gegeven dat zij - en dus niet [geïntimeerde] - de organisator van de reis is. [appellant] heeft niet voldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat dit niet juist is en dat [geïntimeerde] de cruise met verblijf niet als pakket bij Tenzing Travel heeft geboekt maar dat zij zelf de elementen van de reisdiensten heeft gecombineerd tot een pakketreis. Ook al is op zich niet doorslaggevend dat [geïntimeerde] zich in de boekingsbevestiging ‘doorverkoper’ heeft genoemd en Tenzing Travel als reisorganisator van de ‘Cruise met Vliegvervoer’ heeft vermeld, dat en waarom die kwalificaties feitelijk onjuist zijn heeft [appellant] niet met toereikende feiten en omstandigheden weten te onderbouwen.
3.8
[appellant] heeft gesteld dat [geïntimeerde] als organisator moet worden beschouwd omdat zij de vliegreis met Corendon als reisdienst heeft aangeboden en die vliegreis aan de cruise met verblijf heeft toegevoegd. [geïntimeerde] bestrijdt niet dat zij in dat geval als organisator moet worden beschouwd, maar wel dat van een dergelijke toevoeging feitelijk sprake is geweest.
3.9
In het licht van het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] schiet de onderbouwing van de stellingen van [appellant] ook op dit punt tekort. De stellingen van [appellant] vinden, anders dan het verweer van [geïntimeerde] , geen steun in het door [appellant] geaccepteerde aanbod (zie daarover hiervoor 3.2) zoals dat in de boekingsbevestiging is opgenomen, waarin staat dat de vliegreis deel uitmaakt van het pakket dat van Tenzing Travel is afgenomen (‘Cruise met Vliegreis’) en waarover met Tenzing Travel een overeenkomst zou worden gesloten. Voor het verweer van [geïntimeerde] is verder een aanwijzing te vinden in de factuur van Tenzing Travel aan [geïntimeerde] , waarin aan de vluchttijden wordt gerefereerd: daaruit blijkt dat de vluchten via Tenzing Travel zijn gelopen. Dat blijkt ook uit de laatste e-mail van [geïntimeerde] aan [appellant] van 31 december 2018 (‘aan
de leverancierheb ik doorgegeven
dat de boot en de vliegtickets geboektkunnen worden’). Uit het enkele feit dat [geïntimeerde] voorlopig vliegtuigstoelen heeft gereserveerd volgt niet, althans niet zonder nadere toelichting, dat zij die vliegreis daarmee als reisdienst heeft toegevoegd. Zoals zij onbestreden heeft gesteld kan ook een reisagent, niet zijnde de organisator, stoelen reserveren, en hoort dat bij een zorgvuldige uitvoering van een opdracht. [geïntimeerde] heeft bovendien onweersproken gesteld dat zij gebonden was aan de door Tenzing Travel aangeboden vluchten en dat het haar niet vrij stond om bij Transavia vluchten te boeken. Tegenover dit alles heeft [appellant] geen objectief verifieerbare gegevens verschaft over het boeken van de vliegreizen bij Corendon, noch andere feiten die zijn stellingen kunnen ondersteunen.
3.1
Omdat [appellant] zijn stellingen over de rol van [geïntimeerde] niet toereikend heeft onderbouwd, wordt hij niet toegelaten tot bewijslevering. Bovendien heeft [appellant] wel bewijs aangeboden, maar niet concreet en specifiek aangeboden te bewijzen dat [geïntimeerde] de reis zelf heeft samengesteld of dat zij de vliegreizen bij Corendon als ‘eigen’ reisdienst aan het pakket van Tenzing Travel heeft toegevoegd.
3.11
Nu blijkens het voorgaande niet [geïntimeerde] maar Tenzing Travel als organisator van de reis heeft te gelden is [appellant] bij [geïntimeerde] aan het verkeerde adres met zijn vordering tot prijsvermindering. Het hof hoeft daarom niet meer in te gaan op de schending van de (contractuele) klachtplicht, de gevolgen daarvan en het bedrag van de prijsvermindering.
De conclusie
3.12
Het hoger beroep van [appellant] slaagt niet. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen (bevestigen). Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.
3.13
Over de proceskosten gaat het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] , waarin zij net als eerder in de procedure bij de rechtbank om een volledige proceskostenveroordeling ten laste van [appellant] verzoekt dan wel een hogere vergoeding dan het forfaitaire tarief. Het hof is van oordeel dat daarvoor onvoldoende grond bestaat. Voor een vergoeding van de volledige proceskosten is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad alleen plaats als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven [6] . Daarvan is in dit geval geen sprake, zoals de rechtbank in 4.13 van het bestreden vonnis terecht heeft overwogen. Het hof sluit zich daarbij aan; in hoger beroep is onvoldoende aangevoerd om daarover anders te oordelen. Het hof zal daarom het forfaitaire systeem toepassen, wat leidt tot de onder de beslissing genoemde bedragen, vermeerderd met de niet bestreden nakosten en wettelijke rente. Het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] slaagt dus niet, zodat zij in de proceskosten van [appellant] in dat hoger beroep zal worden veroordeeld. Het hof stelt die vast op het in de beslissing genoemde bedrag. [appellant] heeft in verband met de proceskosten geen aanspraak gemaakt op wettelijke rente en nakosten, zodat het hof die niet zal toewijzen.
3.14
Het hof zal het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren, wat betekent dat de veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad.
3.15
Het hof zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

4.De beslissing

Het hof :
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel van 23 februari 2021;
veroordeelt [appellant] in het principaal hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 772,- aan griffierecht, € 2.228,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief II) en € 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak);
al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
veroordeelt [appellant] tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als de kosten niet binnen
14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan [appellant] zijn betaald.
Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
veroordeelt [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] :
€ 557,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (1 punt x appeltarief II x 0,5);
verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, P.S. Bakker en H.M. Fahner, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
6 september 2022.

Voetnoten

1.Artikel 7:504 BW
2.Artikel 7:500 onder b. BW
3.Artikel 7:510 BW
4.Artikel 7: 500 onder g. BW
5.Artikel 7:500 onder i. BW
6.zie HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:BV7828 en HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366