ECLI:NL:GHARL:2022:7712

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
200.268.264/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de afgifte van contant geld en de geldigheid van cessie tussen Oaxley Trading B.V. en een derde partij

In deze zaak staat centraal of de geïntimeerde, die in hoger beroep is gekomen, een bedrag van € 25.000,- in contanten heeft afgegeven aan een derde partij. De eiser, Oaxley Trading B.V., heeft de geïntimeerde gedagvaard tot schadevergoeding, stellende dat er sprake is van een overeenkomst, maar de grondslag van de vordering is beperkt tot onrechtmatige daad. Het hof oordeelt dat de vordering niet toewijsbaar is, omdat er geen onrechtmatige daad los van de overeenkomst is vastgesteld. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de vordering afgewezen, omdat deze onvoldoende grondslag had.

De procedure begon met een appeldagvaarding van Oaxley op 18 oktober 2019, gevolgd door een memorie van grieven en een memorie van antwoord van de geïntimeerde. De zaak werd op 1 oktober 2021 mondeling behandeld. Oaxley vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van haar vorderingen, terwijl de geïntimeerde de vordering bestreed en bekrachtiging van het vonnis vroeg.

Het hof concludeert dat de vordering van Oaxley, die gebaseerd is op een cessie van een vordering van Hi5 Invest, een deugdelijke grondslag mist. De grieven van Oaxley kunnen niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Oaxley in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, sector handel
zaaknummer gerechtshof 200.268.264
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7313591)
arrest van 6 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oaxley Trading B.V.gevestigd te Amsterdam,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Oaxley,
advocaat: mr. A.D. van Koningsveld, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde]wonend te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Faas, die kantoor houdt te Groningen.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Bij de rechtbank Noord-Nederland (locatie Assen) is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 5 februari 2019 en 23 juli 2019.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof laat zich als volgt weergeven:
- bij appeldagvaarding van 18 oktober 2019 is Oaxley in hoger beroep gekomen;
- Oaxley heeft op 26 mei 2020 een memorie van grieven (met producties) genomen;
- [geïntimeerde] heeft op 1 september 2020 een memorie van antwoord genomen;
-de zaak is op 1 oktober 2021 mondeling ten overstaan van de meervoudige kamer van het hof behandeld, waarbij door Oaxley een pleitnota is overgelegd, van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt;
- vervolgens is een datum voor arrest bepaald.
2.2
In het hoger beroep vordert Steffens in haar appeldagvaarding - verkort weergegeven – het op 23 juli 2019 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Oaxley alsnog toe te wijzen met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Oaxley van al hetgeen Oaxley heeft betaald ingevolge het bestreden vonnis en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.3
[geïntimeerde] heeft de vordering bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van Oaxley in de proceskosten in beide instanties.

3.Korte weergave van het geschil

Tussen Hi5 Invest, [geïntimeerde] en [naam1] (WIJ Interieur B.V.) heeft een samenwerkingsverband bestaan waarbij schoenen werden verkocht onder de naam Hi5. Bestuurder/enig aandeelhouder van Hi5 Invest is Oaxley Trading (hierna: Oaxley), van welke vennootschap [naam2] enig bestuurder/aandeelhouder is. In verband met beëindiging van de samenwerking zou Hi5 Invest aan [naam1] € 25.000,- betalen waarna [naam1] afstand zou doen van zijn rechten op het door hem ingebrachte interieur van de schoenenwinkel. [naam2] heeft daarop aan [geïntimeerde] € 25.000,- in contanten gegeven met het verzoek dit geld te overhandigen aan [naam1] . Volgens [geïntimeerde] heeft hij dit vervolgens gedaan. [naam1] stelt echter dat hij geen geld van [geïntimeerde] heeft ontvangen. Oaxley Trading vordert van [geïntimeerde] op grond van onrechtmatige daad betaling van € 25.000,- omdat hij dit bedrag zelf heeft gehouden. Partijen zijn het er over eens zijn dat het geld door [naam2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Hi5 Invest aan [geïntimeerde] is gegeven. Oaxley Trading is echter de eisende partij. Daarom stelt Oaxley Trading dat Hi5 Invest de vordering van € 25.000,- op [geïntimeerde] aan haar heeft gecedeerd. Partijen hebben in beide instanties vooral geprocedeerd over de geldigheid van deze cessie.

4.De feiten

4.1
In haar vonnis van 23 juli 2019 heeft de rechtbank onder 2 een aantal feiten vastgesteld. Daartegen is geen grief gericht en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken. Samen met wat verder is komen vast te staan en voor zover in hoger beroep relevant gaat het om het volgende.
4.2
Tussen Hi5 Invest, [geïntimeerde] en [naam1] (WIJ Interieur B.V.) heeft een samenwerking bestaan voor de verkoop van schoenen onder de naam Hi5. [naam1] heeft in verband met die samenwerking materialen voor de interieurs van de winkel(s) van Hi5 ter beschikking gesteld. De samenwerking is op enig moment beëindigd. In verband daarmee heeft Hi5 Invest aan [geïntimeerde] een bedrag van € 25.000,- in contant geld gegeven onder de afspraak dat [geïntimeerde] dit contante geld aan [naam1] zou geven. Daar tegenover zou [naam1] (Wij Interieur B.V.) geen aanspraak (meer) maken op het nog in de winkel(s) aanwezige interieur.
4.3
Tussen Hi5 Invest en Oaxley is op 5 februari 2018 een akte van cessie tot stand gekomen met daarin onder meer de volgende tekst:
In aanmerking nemende:
(…)
-dat Hi5 een vordering meent te hebben op [geïntimeerde] ter grootte van € 25.000,- (hierna: de Vordering),
(…)
Zijn overeengekomen als volgt:
1. Hi5 draagt bij deze haar vordering hierboven in de considerans omschreven vordering over aan Oaxley, welke cessie Oaxley aanvaardt;
2. De schuld van Hi5 aan Oaxley wordt met de overdracht van de vordering middels deze cessie verminderd met € 25.000,-;
3. Oaxley is bevoegd deze cessie ter stond schriftelijk mede te delen aan [geïntimeerde] , dit onder bijvoeging van een afschrift van deze akte van cessie;
(... )

5.De vordering in eerste aanleg en de beslissing door de rechtbank

Oaxley vordert (kort weergegeven) dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld aan Oaxley een bedrag van € 25.000,- te vermeerderen met wettelijke rente te betalen. Daartoe betoogt Oaxley dat [geïntimeerde] een onrechtmatige daad jegens Hi5 Invest heeft begaan door in strijd met de afspraak het contante geldbedrag van € 25.000,- niet af te geven aan [naam1] . De rechtbank heeft de vordering afgewezen vanwege het ontbreken van een deugdelijke grondslag en heeft Oaxley veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat de vordering waarom het hier gaat in de akte van cessie onvoldoende bepaalbaar is omschreven.

6.De beoordeling van de vordering en de grieven

6.1
Oaxley heeft zes grieven geformuleerd. De eerste vier grieven hebben betrekking op de cessie van een vordering door Hi5 Invest aan Oaxley. Meer in het bijzonder op het vereiste van bepaalbaarheid van die vordering. In de grieven V en VI worden de consequenties van een geslaagde cessie toegelicht, te weten dat [geïntimeerde] een onrechtmatige daad tegenover Oaxley zou hebben gepleegd. Het hof begrijpt, welwillend lezend, dat Oaxley hier bedoelt: een vordering uit onrechtmatige daad tegenover Hi5 Invest gepleegd, welke vordering vervolgens door cessie aan Oaxley is overgedragen.
6.2
Daarmee zijn aan het hof twee vragen voorgelegd. De grieven betreffen weliswaar slechts de vraag naar de geldigheid van de cessie maar als een of meerdere grieven slagen, zal het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep, moeten beoordelen of er sprake is van een vorderingsrecht. Die vraag naar het bestaan van de (beweerdelijk) gecedeerde vordering is het meest basaal. Immers, als die vordering in rechte niet komt vast te staan, is de vraag naar de geldigheid van de cessie daarvan zinloos.
6.3
Oaxley heeft de grondslagen van de vordering van Hi5 Invest op [geïntimeerde] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep uitdrukkelijk gezocht in een onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. De onderbouwing daarvan is wat onderbelicht gebleven. Het hof heeft (de advocaat van) Oaxley ter zitting uitgebreid gevraagd die grondslag toe te lichten.
6.4
Uit de beperkte toelichting in de stukken en het ter zitting aangevoerde volgt dat Oaxley de grondslag van de vordering van Hi5 Invest op [geïntimeerde] onderbouwt door erop te wijzen dat tussen laatstgenoemden sprake was van een overeenkomst. In de inleidende dagvaarding spreekt Oaxley ook wel van ‘een opdracht’. Het tussen Hi5 Invest en [geïntimeerde] bestaan van een afspraak dat [geïntimeerde] € 25.000,- in contanten van Hi5 Invest onder zich heeft genomen, onder de verplichting tot doorbetaling daarvan aan [naam1] is door [geïntimeerde] niet weersproken.
6.5
Het (zoals Oaxley stelt en [geïntimeerde] weerspreekt) niet afgeven van dat contante geld (€ 25.000,-) aan [naam1] is, in het licht van de stellingen van Oaxley, de schending door [geïntimeerde] van een contractuele verbintenis tot een doen. Een dergelijke toerekenbare tekortkoming kan in de wet een verplichting tot schadevergoeding en na ontbinding van de overeenkomst een verplichting tot ongedaanmaking doen ontstaan. Dat heeft Oaxley echter niet aan haar vordering ten grondslag gelegd. Weliswaar heeft zij mondeling ter zitting bij het hof nog aangevoerd dat zij dat alsnog wenst te doen maar het hof is van oordeel dat een wijziging van de grondslag in deze fase van de procedure niet verenigbaar is met de in beginsel strenge regel dat na de eerste schriftelijke ronde in hoger beroep onder meer de gronden van de vordering niet meer mogen worden aangevuld of gewijzigd.
6.6
Onder omstandigheden kunnen de feiten die schending van een contractuele verplichting opleveren ook een onrechtmatige daad opleveren. Daartoe is dan wel vereist dat voldaan wordt aan alle vereisten van een onrechtmatige daad, waarbij in een contractuele situatie sprake is een gedraging die ook geheel onafhankelijk van de schending van de contractuele verplichting een onrechtmatige daad oplevert. Die situatie doet zich hier niet voor. De onderbouwing door Oaxley komt er immers op neer dat de onrechtmatigheid (het niet afgeven aan [naam1] ) schuilt in de schending van een op [geïntimeerde] rustende contractuele verplichting.
6.7
Bij het ontbreken van een overeenkomst tussen Hi5 Invest en [geïntimeerde] zou het niet afgeven aan [naam1] onrechtmatig tegenover Hi5 Invest kunnen zijn. Hi5 Invest zou dan wellicht een vordering op [geïntimeerde] kunnen hebben. Dat geen sprake is van een overeenkomst is door Oaxley echter niet gesteld. Oaxley kan haar vordering evenmin met succes baseren op onverschuldigde betaling. Daartoe zou Hi5 Invest het contante geld aan [geïntimeerde] moeten hebben afgeven op basis van een niet (meer) bestaande rechtsgrond. Dat dit het geval is, is gesteld noch gebleken. Ten slotte de vraag of sprake is van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Daartoe is vereist dat Oaxley feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat [geïntimeerde] is verrijkt, dat Hi5 Invest is verarmd, dat tussen de verarming en verrijking een causaal verband bestaat en dat de verrijking ongerechtvaardigd is. Ook die onderbouwing ontbreekt.

7.Slotsom

7.1
Nu het vorderingsrecht waarvan Oaxley stelt dat zij dit door cessie heeft gekregen, een deugdelijke grondslag mist, heeft Oaxley geen belang bij een afzonderlijke behandeling van haar grieven. Deze kunnen immers niet leiden tot een ander dictum dan de rechtbank heeft uitgesproken. Het hof zal daarom het bestreden vonnis bekrachtigen en Oaxley veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep (2 punten bij tarief III (€ 1.442,- per punt)).

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van 23 juli 2019 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, onder nummer 7313591 tussen partijen heeft gewezen;
veroordeelt Oaxley in de proceskosten van het hoger beroep, voor zover tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] , vastgesteld op € 741,- voor griffierecht en € 2.884,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. van Rijssen, D.H. de Witte en A. Elgersma en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
6 september 2022.