ECLI:NL:GHARL:2022:7669

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
200.292.570
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weens koopverdrag en ontbinding van koopovereenkomst bij verduistering van vrachtwagen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen [appellant] en Transporti Pervan D.O.O. over de ontbinding van een koopovereenkomst voor een vrachtwagen. De vrachtwagen bleek eerder verduisterd te zijn, wat leidde tot een wezenlijke tekortkoming van de verkoper, ook al was er geen blaam aan de verkoper te wijten. De koper, [appellant], heeft de koopovereenkomst ontbonden en de vrachtwagen aan een derde verkocht. Het hof oordeelt dat de koper zijn rechten op schadevergoeding en teruggave van de koopprijs heeft behouden, maar dat hij de verkoopopbrengst en genoten voordeel moet verrekenen. De partijen krijgen de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de schadeomvang, in plaats van dat er een verwijzing naar een schadestaatprocedure volgt.

Het hof bevestigt dat de vrachtwagen, die eerder aan [appellant] was verkocht, verduisterd was en dat [appellant] wanprestatie heeft gepleegd door deze aan Transporti Pervan te verkopen. Transporti Pervan heeft de koopovereenkomst ontbonden en het hof oordeelt dat zij in plaats van teruglevering mag volstaan met verrekening van de waarde van de vrachtwagen ten tijde van de ontbinding. De waarde wordt geschat op € 60.000, met een vermindering van € 5.000 voor het gebruik dat Transporti Pervan heeft gemaakt van de vrachtwagen. Het hof laat partijen de schadeomvang specificeren en geeft aan dat de Nederlandse rechter bevoegd is in deze zaak. De beslissing van het hof is op 6 september 2022 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.570
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 241525)
arrest van 6 september 2022
in de zaak van
[naam1] ,handelend onder de naam
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant, in eerste aanleg gedaagde,
advocaat: mr. F. Kolkman,
tegen:
de vennootschap naar Kroatisch recht
Transporti Pervan D.O.O.
gevestigd te Zagreb, Kroatië,
geïntimeerde, in eerste aanleg eiseres,
advocaat: mr. T. Bezmalinovic.
Appellant wordt hieronder ook [appellant] genoemd en geïntimeerde Transporti Pervan,

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

In het tussenarrest van 22 maart 2022 is het verloop van de procedure tot dan toe beschreven. Hierna heeft op 22 juni 2022 ter openbare terechtzitting de in dat tussenarrest aangekondigde mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ter zitting heeft [appellant] een schriftelijke getuigenverklaring overgelegd en heeft hij een vordering ingesteld waarmee hij van het hof verlangt om Transporti Pervan te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag dat hij aan Transporti Pervan heeft betaald ter uitvoering van het vonnis van de rechtbank, verhoogd met rente.

2.Samenvatting van dit arrest

2.1
Het hof stelt hieronder vast dat de door [appellant] aan de rechtsvoorganger van Transporti Pervan verkochte truck voordien was verduisterd en dat [appellant] wanprestatie heeft gepleegd door die truck aan Transporti Pervan te verkopen, zodat Transporti Pervan op grond van die wanprestatie met succes de ontbinding van de koopovereenkomst heeft ingeroepen. Transporti Pervan, die de truck ná de ontbinding aan [appellant] had moeten terugleveren, heeft de truck voor € 60.000 aan een ander verkocht. Het hof oordeelt dat zij in plaats van teruglevering mag volstaan met verrekening van de waarde die de truck ten tijde van de ontbinding had met de door [appellant] terug te betalen koopsom. Die waarde wordt hieronder op € 60.000 geschat. Ook komt op de koopprijs een bedrag van € 5.000 in mindering als vergoeding voor het gebruik dat Transporti Pervan vooral vóór de inbeslagname heeft gemaakt, verhoogd met rente. Omdat het hof verwacht dat inmiddels duidelijk is welke schade Transporti Pervan lijdt als gevolg van de wanprestatie, laat het hof elk van beide partijen een akte nemen over de schadeomvang.
2.2
Hieronder zal het hof kort enkele van vaststaande feiten weergeven en daarna zijn oordeel uitleggen. Aan het slot zal het hof aangeven waarom de Nederlandse rechter bevoegd is in deze zaak te beslissen en dat de tegeneis tot ongedaanmaking van de uitvoering van het bestreden eindvonnis geldig is ingesteld.

3.Vaststaande feiten

De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.3 van haar tussenvonnis van 12 augustus 2020 onder meer vastgesteld dat [de koper] de truck op 5 juni 2018 voor € 80.000 van [appellant] heeft gekocht. Dit staat ook in hoger beroep vast.

4.Het oordeel van het hof

Transporti Pervan was bevoegd tot ontbinding
4.1
Volgens het eindvonnis was de truck vóór de inkoop daarvan verduisterd. [appellant] komt in hoger beroep tevergeefs tegen dat oordeel op.
4.2
Transporti Pervan heeft namelijk een strafaangifte d.d. 2 oktober 2018 overgelegd, ingediend door de commercieel directeur van het Napolitaanse bedrijf D.E. Truck S.p.A. Volgens de aangifte is de truck verduisterd nadat deze op 5 februari 2018 door de lessee ECO.ENER.COM S.r.l.. in gebruik was genomen, waarbij Mercedes Benz Financial Services Italia S.p.A. de lessor was. In zoverre klopt de aangifte met de leaseovereenkomst die Transporti Pervan eveneens in het geding heeft gebracht. [appellant] heeft niettemin zonder verdere toelichting ontkend dat de truck, die hij van D.E. Truck S.p.A. had gekocht, was verduisterd. Die ontkenning is in het licht van het hier besproken bewijs van de verduistering dat Transporti Pervan heeft overgelegd onvoldoende feitelijk uitgewerkt. Het hof gaat er daarom verder vanuit dat de vrachtwagen die in Napels aan [appellant] is verkocht, eerder was verduisterd.
4.3
Als gevolg van de (aangifte van) verduistering is de vrachtwagen op 14 december 2018 door Kroatische grensautoriteiten in beslag genomen. Hieruit blijkt dat de truck ongeschikt was voor grensoverschrijdend vervoer. [de koper] mocht op grond van de met [appellant] gesloten koopovereenkomst verwachten dat de vrachtwagen wel daarvoor geschikt was. In de koopovereenkomst is immers geen sprake van enige bijzondere beperking van het gebruik. Ongeschiktheid van de verkochte vrachtwagen voor grensoverschrijdend vervoer levert naar het oordeel van het hof dan ook een wezenlijke tekortkoming op in de zin van artikel 35 in verbinding met artikelen 25 en 49 van de United Nations Convention on Contracts for the International Sale of Goods (hierna: Weens Koopverdrag), welk verdrag op de koopovereenkomst van toepassing is. De tekortkoming valt naar het oordeel van het hof aan [appellant] toe te rekenen, ook indien zou blijken dat [appellant] ter zake daarvan niets valt te verwijten, bijvoorbeeld doordat hij geen reden had om te twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Verkeersopvattingen brengen namelijk mee dat [appellant] er in relatie tot de koper voor instond dat de truck niet door diefstal of verduistering aan het bezit van een (vorige) eigenaar was onttrokken. De gevolgen van het verduisterd zijn van de vrachtwagen komen dan ook voor rekening van [appellant] (die in beginsel, op zijn beurt, zijn verkoper hierop kan aanspreken).
4.4
Transporti Pervan is in de rechten getreden die [de koper] aan die verwachtingen ontleende. De tekortkoming maakte Transporti Pervan bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden, wat zij bij brief van 13 november 2019 ook heeft gedaan. Hierna – volgens de brief binnen zeven dagen moest [appellant] de koopprijs aan Transporti Pervan terugbetalen en ook moest Transporti Pervan de vrachtwagen aan [appellant] teruggeven. Zie hiervoor artikel 81 Weens Koopverdrag. De verplichting om de vrachtwagen aan [appellant] terug te geven rustte ook op Transporti Pervan indien [appellant] niet de eigenaar daarvan was. Dat iemand anders aanspraak op de vrachtwagen maakte en een sterker recht op afgifte had is niet gebleken. De Italiaanse lessor heeft het na de inbeslagname namelijk laten afweten en een andere rechthebbende heeft zich niet gemeld.
4.5
Het hof laat in het midden of [appellant] te goeder trouw was bij de koop van de vrachtwagen in Napels, welk recht op die koop toepasselijk is en welke consequenties dat recht onder de gegeven omstandigheden verbindt aan de verduistering en/of de goede/kwade trouw. De antwoorden op deze vragen kunnen in deze zaak namelijk niet tot andere beslissingen leiden. Samenvattend: wie op 13 november 2019 eigenaar van de vrachtwagen was, is niet bepalend voor de uitkomst van het geschil. Transporti Pervan kon hoe dan ook de koopovereenkomst ontbinden op grond dat de truck niet bruikbaar was voor grensoverschrijdend vervoer.
De doorverkoop aan een derde
4.6
Transporti Pervan kan niet meer voldoen aan haar verplichting om de vrachtwagen aan [appellant] terug te geven doordat zij deze in januari 2020 aan een derde heeft verkocht en geleverd, die deze alleen voor binnenlands vervoer gebruikt. [appellant] verbindt aan deze doorverkoop van de truck het gevolg dat Transporti Pervan niet langer recht heeft op terugbetaling van de koopprijs, ook niet van het deel daarvan dat niet wordt gedekt door de verkoopopbrengst. Daarin volgt het hof [appellant] niet. Artikel 82 lid 1 Weens Koopverdrag, dat bepaalt dat de koper zijn recht op ontbinding onder meer verliest
if it is impossible for him to make restitution of the goods, ziet op de situatie waarin teruggave al ten tijde van de ontdekking van de wanprestatie, althans bij het inroepen van de ontbinding onmogelijk was. Een dergelijke situatie is hier niet aan de orde. In dit geval kon Transporti Pervan ten tijde van de ontbinding (13 november 2019) de truck nog terugleveren, zoals zij overigens bij die gelegenheid ook heeft aangeboden. Pas later (17 januari 2020) is nakoming van die verplichting door eigen toedoen onmogelijk geworden. Artikel 82 lid 1 Weens Koopverdrag belet Transporti Pervan niet om in deze procedure aanspraak te maken op teruggave van het gedeelte van de koopprijs waarvoor zij nog niet is gecompenseerd.
Er is ook geen ander beletsel voor toewijzing van de vorderingen
4.7
Na ontdekking van het feit dat de vrachtwagen een gestolen/verduisterde vrachtwagen was, heeft Transporti Pervan besloten om deze niet meer voor internationaal vervoer te gebruiken. Deze beslissing lag voor de hand en beperkte de schade die dreigde door hernieuwde inbeslagname. Andere redenen om aan de verkoop van de vrachtwagen het gevolg te verbinden dat Transporti Pervan geen recht meer kan ontlenen aan de ontbinding ziet het hof evenmin. Transporti Pervan heeft daardoor namelijk voorkomen dat de truck nog langer stil stond en alleen maar een schadepost was.
4.8
Transporti Pervan heeft verzuimd om over de beslissing tot verkoop met [appellant] te overleggen, maar hieronder blijkt dat [appellant] van deze nalatigheid geen nadeel, althans geen nadeel van betekenis heeft ondervonden. Het hof zal hieronder de waarde van de truck ten tijde van de ontbinding van de koopovereenkomst namelijk vaststellen op € 60.000. [appellant] kan dit bedrag verrekenen met zijn verplichting tot terugbetaling van de koopprijs, zodat hij geen schade lijdt doordat Transporti Pervan het zichzelf onmogelijk heeft gemaakt om de truck aan [appellant] terug te geven. Transporti Pervan heeft haar aanspraken uit hoofde van de door [appellant] gepleegde wanprestatie dus volledig behouden.
‘Benefits’, tevens afschrijvingskosten
4.9
Transporti Pervan heeft voordeel van de truck gehad doordat zij deze in haar transportbedrijf heeft ingezet. In artikel 84 Weens Koopverdrag staat, voor zover hier van belang:
(1) If the seller is bound to refund the price, he must also pay interest on it, from the date on which the price was paid.(2) The buyer must account to the seller for all benefits which he has derived from the goods (…):
(a) if he must make restitution of the goods (…); or
(b) if it is impossible for him to make restitution of (…) the goods (…), but he has nevertheless declared the contract avoided (…).
4.1
Transporti Pervan maakt op grond van artikel 84 lid 1 Weens Koopverdrag aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente over de koopprijs van € 80.000, te berekenen over de periode 14 december 2018 tot 17 januari 2020. In rechtsoverweging 2.9 van het eindvonnis heeft de rechtbank het voordeel dat Transporti Pervan heeft genoten door gebruik te maken van de vrachtwagen weggestreept tegen deze rentevergoeding. Volgens [appellant] had de rechtbank dit niet mogen doen en had zij het voordeel op € 42.500 moeten bepalen, te weten 12½ maand x 20.000 km x € 0,17 afschrijving per kilometer.
4.11
[appellant] heeft er daarmee voor gekozen het voordeel dat Transporti Pervan heeft genoten gelijk te stellen aan de afschrijvingskosten. Tegen deze keuze heeft Transporti Pervan zich niet verzet en het hof zal partijen daarin volgen. Transporti Pervan heeft echter wel betwist dat de afschrijving op € 0,17 per kilometer moeten worden geschat en ook dat zij de vrachtwagen gedurende 12½ maand 20.000 km per maand heeft laten rijden.
Afschrijvingskosten
4.12
[appellant] heeft de door haar gestelde afschrijvingskosten gebaseerd op pagina 11 van productie 7 bij de conclusie van dupliek, dat is het rapport ‘Kostencalculaties in het beroepsgoederenvervoer over de weg, prijspeil 172018’, opgesteld door Panteia. Het hof gaat er bij gebreke van gemotiveerde betwisting van de zijde van Transporti Pervan vanuit dat Panteia bij de opstelling van dit rapport niet partijdig was of onzorgvuldig tewerk is gegaan. De berekening heeft betrekking op de kosten van
Algemeen distributievervoerper 1 juli 2018. Daarin is voor afschrijving op een vrachtwagen van meer dan 16 ton gerekend met een kostenpost van € 0,1696 per km. Het hof zal bij gebreke van voldoende gemotiveerd verweer uitgaan van de juistheid van dit door Panteia vastgestelde bedrag.
Omvang van het gebruik
4.13
De omvang van het gebruik dat Transporti Pervan van de truck heeft gemaakt zal worden gebaseerd op de standen van de kilometerteller daarvan. Die gaf op 5 juni 2018, toen de truck aan Transporti Pervan werd geleverd, onweersproken circa 2800 gereden kilometers aan en op 14 december 2018, bij de inbeslagneming, 31.437 km. Transporti Pervan heeft verder aangevoerd dat zij de truck na 3 mei 2019, toen het beslag werd opgeheven en de truck aan haar werd teruggegeven, alleen nog voor een retourrit naar Split van 2 x 50 km heeft gebruikt, omdat zij met haar bedrijf uitsluitend grensoverschrijdend vervoer verzorgt en niet het risico wilde lopen op herhaling van de inbeslagneming.
4.14
[appellant] is met zijn berekening van het gebruik dat Transporti Pervan van de truck heeft gemaakt uitgegaan van een gebruik van 20.000 km per maand gedurende 12½ maand, maar heeft niet nader onderbouwd waarop hij deze aannames heeft gebaseerd, nog afgezien van het feit dat hij – ten onrechte ervan uitgaat dat de truck ook voor grensoverschrijdend vervoer kon worden gebruikt. Vanaf de ingebruikneming op 5 juni 2018 tot de inbeslagneming op 14 december 2018 zijn iets meer dan zes maanden verlopen. Dat Transporti Pervan de truck daarna nog had kunnen inzetten voor door haar verzorgd vervoer is niet gebleken, afgezien van de retourrit naar Split, waarmee 100 km was gemoeid.
4.15
Gelet op het voorgaande stelt het hof het voordeel van Transporti Pervan naar billijkheid vast op € 5.000, namelijk iets minder dan 30.000 km x € 0,17. Dit bedrag had in mindering moeten worden gebracht op het bedrag dat [appellant] aan Transporti Pervan moest terugbetalen.
De wettelijke rente
4.16
De door Transporti Pervan gevorderde rentevergoeding ziet op de vertraging in de terugbetaling van de koopprijs, dat is een ongedaanmakingsverplichting. Een dergelijke verplichting valt buiten het bereik van artikel 6:119a BW, zodat bezien moet worden of de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijsbaar is. Die rente is verschuldigd over de periode waarin [appellant] in verzuim is geweest met de terugbetaling. Dat verzuim is kennelijk ingetreden na afloop van de termijn van 7 dagen die bij brief van 13 november 2019 van Transporti Pervan aan [appellant] is gegund. Van verzuim is gebleken per 21 november 2019.
4.17
Aanvankelijk was het te betalen bedrag nog € 75.000, maar Transporti Pervan ontving daarvan op 17 januari 2020 een gedeelte, groot € 60.000, zodat vanaf die dag nog maar rente is verschuldigd over € 15.000, tot de betaling daarvan op basis van het bestreden vonnis. Zij heeft na de uitspraak van het vonnis in totaal € 25.579,89 aan Transporti Pervan betaald, maar omdat dit bedrag in gedeelten en op verschillende data is betaald, is nog een renteberekening nodig om vast te stellen wat Transporti Pervan moet terugbetalen (zie productie 2, akte ter zitting in hoger beroep).
De waarde van de vrachtwagen
4.18
Nu Transporti Pervan de vrachtwagen niet meer kan teruggeven, zal zij de waarde daarvan aan [appellant] moeten vergoeden. Partijen zijn het niet eens over die waarde.
4.19
Medio 2018 heeft [appellant] de truck, die hij een half jaar eerder had gekocht voor (naar eigen zeggen) € 85.000, voor € 80.000 aan [de koper] verkocht. De waarde van een soortgelijke truck die zowel voor binnenlands als voor grensoverschrijdend vervoer geschikt is moet daarom op € 80.000 worden bepaald. Na de ontbinding van de overeenkomst eind 2019 was op de truck € 5.000 afgeschreven, zoals hierboven vastgesteld. Op dat moment zou de truck dan ook € 75.000 waard zijn geweest indien deze, zoals overeengekomen, voor grensoverschrijdend vervoer kon worden gebruikt. [appellant] heeft het standpunt ingenomen dat de beperking van de gebruiksmogelijkheden van de truck doordat deze uitsluitend voor binnenlands vervoer kan worden gebruikt, geen invloed heeft op de waarde daarvan. Bij gebreke van een plausibele nadere uitwerking van dit standpunt volgt het hof hem daarin niet en gaat het hof voorbij aan zijn stelling dat hij de truck eind 2019 (mogelijk) nog voor € 75.000 had kunnen verkopen. Hetzelfde geldt voor zijn stelling dat de truck buiten de EU voor meer dan € 60.000 had kunnen worden verkocht. Ook dat heeft [appellant] niet voldoende feitelijk uitgewerkt. Het hof zal er daarom vanuit gaan dat de truck eind 2019 € 60.000 waard was, de opbrengst die Transporti Pervan heeft gerealiseerd. [appellant] heeft geen aanspraak op verrekening van een hoger bedrag.
De schadevordering
4.2
Transporti Pervan stelt schade te hebben geleden doordat de truck ongeschikt was voor grensoverschrijdend vervoer. Omdat die schade inmiddels begroot moet kunnen worden geeft het hof de voorkeur aan het zoveel mogelijk vaststellen van de schade in deze procedure (zie bijvoorbeeld HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2774). Het hof zal Transporti Pervan in staat stellen bij akte die schade te specificeren en zoveel mogelijk met bescheiden te onderbouwen. [appellant] zal daarop in een antwoordakte mogen reageren. Verdere beslissingen worden aangehouden.
Bevoegdheid, toepasselijk recht, eisvermeerdering
4.21
De rechtbank heeft zich bevoegd geacht om in het geschil te beslissen. Het hof is het daarmee eens omdat [appellant] in Nederland woont en hij in eerste aanleg de gedaagde partij was (zie artikel art. 4 Brussel 1
bisVerordening). Overeenkomstig rechtsoverweging 4.1 van het tussenvonnis heeft het hof de bepalingen van het Weens Koopverdrag toegepast, alleen al omdat geen van partijen daartegen in hoger beroep bezwaar heeft gemaakt.
4.22
[appellant] heeft pas bij de mondelinge behandeling in hoger beroep een eis ingesteld. Ondanks het feit dat hij in eerste aanleg geen vordering heeft ingesteld en ondanks het feit dat hij in hoger beroep al een conclusie (de memorie van grieven) had genomen, zal het hof inhoudelijk op de tegenvordering beslissen omdat de vordering beperkt is tot terugbetaling van wat [appellant] heeft betaald ter uitvoering van het bestreden eindvonnis.

5.De beslissing

Het hof, alvorens nader te beslissen:
Verwijst de zaak naar de rol van
4 oktober 2022om geïntimeerde, Transporti Pervan, in staat te stellen een akte te nemen, zoals in dit arrest onder 4.20 is bedoeld, en verstaat dat [appellant] bij antwoordakte op de inhoud daarvan zal mogen reageren.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, G.R. den Dekker en P.J. van der Korst en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022.