Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 28 oktober 2020 werd uitgesproken. Het geschil betreft de onjuiste informatie die [appellant] in 2006 heeft ontvangen over de werking van de Flexioenregeling, een aanvullende pensioenvoorziening aangeboden door Rabobank. [appellant] was van 1981 tot 2017 in dienst van Rabobank en heeft gesteld dat hij door de onjuiste informatie schade heeft geleden, die door een adviseur is begroot op € 66.213,-. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, waarna [appellant] in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsverhouding tussen [appellant] en Stichting Rabobank Pensioenfonds (RPF) in beginsel wordt beheerst door het Pensioenreglement. RPF heeft erkend dat de informatie in de brochure over de Flexioenregeling in 2006 onjuist was. Het hof oordeelt echter dat [appellant] niet voldoende heeft onderbouwd dat de onjuiste informatie heeft geleid tot schade. Het hof concludeert dat de onjuiste informatie in 2006 niet heeft geleid tot schade, omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij bij juiste informatie niet voor de Flexioenregeling zou hebben gekozen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 6 september 2022.