Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellant] ,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Met betrekking tot de schuld aan het CJIB overwoog de rechtbank dat een deel van die schuld weliswaar niet door [appellant] zelf is veroorzaakt, maar dat hij door het met zijn toestemming uitlenen van zijn auto er wel voor verantwoordelijk is dat de boetes konden worden veroorzaakt.
De rechtbank oordeelde tot slot dat een (achterwege gebleven) beroep van [appellant] op de hardheidsclausule ook niet tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zou hebben geleid.
Op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b, Fw moet [appellant] aannemelijk maken dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Om dat te kunnen beoordelen moet [appellant] aan de hand van stukken inzichtelijk maken welke schulden er zijn, aan wie, hoe hoog deze schulden zijn, wanneer deze zijn ontstaan en wat de ontstaansredenen van die schulden zijn. De verantwoordelijkheid voor een correcte en actuele schuldenlijst rust op [appellant] .
In het verzoekschrift worden slechts twee schuldeisers genoemd, waarbij de vordering van één schuldeiser op nihil is gesteld. De rechtbank gaat echter uit van meer schulden, voor in totaal € 32.421,06. Vanwege die onduidelijkheid heeft het hof [appellant] gevraagd om een actueel schuldenoverzicht. Door (de advocaat van) [appellant] is dat toegestuurd. Dat schuldenoverzicht sluit op een ander bedrag en roept weer nieuwe vragen op die grotendeels onbeantwoord zijn gebleven. Zo ontbreken op dat overzicht schulden die de rechtbank wel noemt (zoals de huurschuld aan [naam1] ) en ontbreken de ontstaansdata van de schulden. Ook klopt het overzicht niet met de bedragen die worden vermeld op overzichten van afzonderlijke schulden, zoals die aan de Belastingdienst en Menzis.
Ter zitting heeft [appellant] erkend dat hij ten aanzien van het ontstaan van die schulden - bij elkaar genomen een wezenlijk bedrag - niet te goeder trouw is geweest.
Ook gelet hierop kan [appellant] niet worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
Hoewel [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat hij op de goede weg is - hij woont (weer) in [woonplaats1] , dichtbij familie met wie hij een goede band heeft, hij heeft budgetbeheer, een nieuwe baan waarin hij de proeftijd goed is doorgekomen, en hij heeft naar eigen zeggen al langere tijd geen contact meer met de Roemeense vrouwen met wie hij omging in de periode waarin een groot deel van zijn schulden is ontstaan en die misbruik zouden hebben gemaakt van zijn situatie -, is dat naar het oordeel van het hof in dit stadium nog niet voldoende om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Deze nieuwe ontwikkelingen verkeren nog in een pril stadium. [appellant] zal gedurende langere tijd er blijk van moeten geven een stabiele situatie te kunnen opbouwen waarin hij waar mogelijk werkt, aflost op schulden, geen nieuwe schulden laat ontstaan en zich niet opnieuw door anderen negatief laat beïnvloeden (zo nodig met steun van door hem in te roepen zorg en hulp). Verder zal hij een compleet en correct overzicht en inzicht in zijn schulden moeten verkrijgen en verschaffen.
4.De beslissing
5 september 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.