In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2010, na de echtscheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had bezwaar tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin een dwangsom was verbonden aan de zorgregeling. Het hof oordeelde dat de vader niet om een dwangsom had verzocht en dat deze geen effect had gehad. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige], die sinds het feitelijk uiteengaan van de ouders eind 2016 bij de moeder woont.
De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift van de moeder, ingekomen op 27 december 2021. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2022 in Zwolle waren zowel de moeder als de vader, bijgestaan door zijn advocaat, aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld niet werd nageleefd, mede omdat de omgang onbegeleid diende te zijn, wat voor de moeder een te grote stap was. De vader was bereid om tegemoet te komen aan de wensen van de moeder en de minderjarige.
Het hof heeft uiteindelijk besloten om de zorgregeling te wijzigen. De eerste vijf omgangsmomenten zullen plaatsvinden op neutraal terrein, waarbij de moeder en/of de opa van de vader aanwezig mogen zijn. Na deze vijf momenten zal er onbegeleide omgang plaatsvinden, één keer per veertien dagen gedurende een hele dag. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe zorgregeling vastgesteld, zonder een dwangsom te verbinden aan de regeling, omdat dit niet het gewenste effect had gehad.