ECLI:NL:GHARL:2022:7274

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
200.280.790/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader en benoeming van de GI tot voogd in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het gezag van de vader over zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E. van Nimwegen, heeft in hoger beroep verzocht om het gezag te handhaven, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door de regio Noord-Nederland, locatie Groningen, het verzoek om beëindiging van het gezag steunde. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 14 april 2020 het gezag van de moeder beëindigd, wat door het hof op 29 april 2021 was bevestigd.

Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar een rapport van het NIFP van 24 maart 2022, waarin werd geadviseerd het gezag van de vader te beëindigen, mits er afspraken worden gemaakt over zijn betrokkenheid bij de kinderen. De vader heeft aangegeven zich te kunnen vinden in dit advies, en ook de moeder en de raad hebben geen bezwaar gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de afspraken inmiddels zijn gemaakt en vastgelegd, wat een voorwaarde was voor de beëindiging van het gezag.

Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de vader en de benoeming van de GI tot voogd in het belang van de kinderen is, gezien hun kwetsbaarheid en de noodzaak voor stabiliteit in hun leven. De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het gezag van de vader over de minderjarige kinderen is beëindigd en de GI tot voogd is benoemd. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.280.790/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 196687)
beschikking van 18 augustus 2022
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.E. van Nimwegen te Delfzijl,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.H. Jansen te Groningen,
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Groningen,
verder te noemen: de GI,
[de pleegouders],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verder te noemen: de pleegouders.

1.1. Hoe de procedure tot nu toe is gelopen

1.1
Voor het verloop van het geding tot 18 november 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt onder andere uit:
- het rapport van het NIFP van 24 maart 2022;
- een brief van het hof van 5 april 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 19 april 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 21 april 2022;
- een brief van de raad van 21 april 2022;
- een brief van het hof van 11 mei 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 20 mei 2022 met bijlage(n);
- een brief van de GI van 20 mei 2022;
- een brief van het hof van 14 juni 2022;
- een brief van de GI van 12 juli 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 25 juli 2022 met bijlage(n).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikkingen van 18 mei 2021 en 18 november 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
De deskundige van het NIFP, de heer [de deskundige] , heeft in zijn rapport van 24 maart 2022 geadviseerd het gezag van de vader te beëindigen, maar daaraan de voorwaarde te verbinden dat er afspraken worden gemaakt en vastgelegd over de wijze waarop de vader betrokken wordt bij de kinderen. De vader is een adequate samenwerkingspartner voor de pleegouders en de GI. Hij lijkt zijn rol als vader-op-afstand adequaat waar te nemen. Voor de kinderen is het van belang dat zij vrijelijk en onbelast van juridische procedures hun leven kunnen voortzetten en het contact met beide biologische ouders behouden. De optie van beëindiging van het gezag van de vader lijkt hierbij het meest aan te sluiten omdat het risico van escalatie van de situatie dan minimaal tot nihil is. Hetgeen de vader van belang acht in zijn rol als vader-op-afstand is nog steeds aan de orde wanneer hij geen gezag meer heeft. Wanneer de rol van de vader (op afstand) goed is vastgelegd qua rechten en plichten in deze situatie, kan dit vader voldoende rust geven en kan hij zijn rol in de huidige vorm behouden en zelfs uitbreiden ten aanzien van de bezoekregeling.
2.3
De deskundige heeft het rapport met de vader besproken en de vader heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de uitkomsten van het onderzoek. Bij journaalbericht van 21 april 2022 heeft de vader aan het hof meegedeeld dat hij zich verenigt met het advies van het NIFP. De moeder heeft het hof gemeld dat zij geen commentaar heeft op het rapport en de raad heeft laten weten dat het zich kan vinden in de uitkomsten van het onderzoek.
2.4
Omdat voor het hof onduidelijk was of er uitvoering was of zou worden gegeven aan het vastleggen van de afspraken met de vader over de wijze waarop hij bij de kinderen betrokken wordt, heeft het hof zich bij brief van 11 mei 2022 tot de vader en de GI gewend.
Het bleek dat de afspraken nog niet waren gemaakt en vastgelegd. Daarom heeft het hof partijen nog een termijn gegund om aan deze door de deskundige geadviseerde voorwaarde te voldoen. De GI en de vader hebben het hof vervolgens bij bericht van respectievelijk 12 en 25 juli 2022 laten weten dat de afspraken zijn gemaakt en vastgelegd en zij hebben een afschrift van de overeenkomst aan het hof gestuurd.
2.5
Het hof beschikt nu over voldoende informatie om een eindbeslissing te nemen. Het hof zal de zaak op de stukken afdoen, zoals aangegeven in zijn brief van 11 mei 2022. Geen van de partijen heeft om een nadere mondelinge behandeling verzocht.
2.6
Ter beoordeling ligt voor de vraag of een beëindiging van het gezag van de vader en de benoeming van de GI tot voogd aangewezen is. De beëindiging van het gezag van de moeder door de rechtbank bij beschikking van 14 april 2020 is door het hof bij beschikking van 29 april 2021 bevestigd. Zoals het hof al heeft overwogen in de (tussen)beschikking van 18 mei 2021 wonen de kinderen al lang bij de pleegouders en is de aanvaardbare termijn om in onzekerheid te verkeren over het woonperspectief voor de kinderen inmiddels verstreken. Mede gezien de jonge leeftijd waarop de kinderen uit huis zijn geplaatst en hun kwetsbaarheid door de beschadigingen die ze in de thuissituatie hebben opgelopen. Het is daarom belangrijk dat de kinderen nu zekerheid krijgen over hun woonperspectief en de rust ervaren om zich verder te ontwikkelen en het verleden een plek te geven. Omdat de vader ten tijde van die uitspraak nog maar kort als ouder betrokken was bij de kinderen wilde het hof meer weten over de opvoedvaardigheden van de vader en zijn mogelijke rol als (gezag)ouder. In dat kader is een onderzoek door het NIFP gelast.
2.7
Het advies van de deskundige is om het ouderlijk gezag van de vader te beëindigen, maar daaraan wel de voorwaarde te verbinden dat er afspraken worden gemaakt en vastgelegd over de wijze waarop de vader betrokken wordt bij de kinderen. De vader, de raad en de GI kunnen zich vinden in dit advies en inmiddels is ook uitvoering gegeven aan de voorwaarde. Ook het hof kan zich vinden in het goed onderbouwde advies. Gelet hierop, de omstandigheid dat de afspraken inmiddels zijn vastgelegd en hetgeen het hof heeft overwogen in de beschikking van 18 mei 2021, zoals hiervoor in essentie weergegeven, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij het ouderlijk gezag van de vader is beëindigd en de GI tot voogd is benoemd.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
14 april 2020, voor zover daarbij het gezag van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is beëindigd en de GI tot voogd over is benoemd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, G.M. van der Meer en A.W. Beversluis
bijgestaan door mr. J.M.G. van Wijk als griffier, en is op 18 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.