Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: de vader,
verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van het gezag van de vader over zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E. van Nimwegen, heeft in hoger beroep verzocht om het gezag te handhaven, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door de regio Noord-Nederland, locatie Groningen, het verzoek om beëindiging van het gezag steunde. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 14 april 2020 het gezag van de moeder beëindigd, wat door het hof op 29 april 2021 was bevestigd.
Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar een rapport van het NIFP van 24 maart 2022, waarin werd geadviseerd het gezag van de vader te beëindigen, mits er afspraken worden gemaakt over zijn betrokkenheid bij de kinderen. De vader heeft aangegeven zich te kunnen vinden in dit advies, en ook de moeder en de raad hebben geen bezwaar gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de afspraken inmiddels zijn gemaakt en vastgelegd, wat een voorwaarde was voor de beëindiging van het gezag.
Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de vader en de benoeming van de GI tot voogd in het belang van de kinderen is, gezien hun kwetsbaarheid en de noodzaak voor stabiliteit in hun leven. De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het gezag van de vader over de minderjarige kinderen is beëindigd en de GI tot voogd is benoemd. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar, met de betrokkenheid van de griffier.