In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellante] c.s. en [geïntimeerde] betreffende schadevergoeding. [appellante] c.s. heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 22 september 2021 is uitgesproken. De kern van de zaak betreft de vraag of [appellante] c.s. recht heeft op schadevergoeding van [geïntimeerde] wegens het niet deugdelijk verrichten van werkzaamheden aan hun woning. De kantonrechter had eerder de vordering van [appellante] c.s. tot nakoming van stucwerk omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, maar had de schadevergoeding afgewezen omdat [appellante] c.s. niet aan haar stelplicht had voldaan.
In hoger beroep heeft [appellante] c.s. haar eis verhoogd van € 5.151,- naar € 6.275,- en heeft zij aanvullende bewijsstukken overgelegd, waaronder een deskundigenrapport. Het hof oordeelt dat [appellante] c.s. voldoende aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de schade aannemelijk is gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de schade inmiddels door een andere aannemer is hersteld en dat de kosten hiervoor € 6.275,00 bedragen. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] gehouden is om de schadevergoeding te betalen, maar dat er een verrekening plaatsvindt met een openstaande factuur van € 1.845,25. Uiteindelijk is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.429,75 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft het hof [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in zowel de kantonrechter als in hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.