ECLI:NL:GHARL:2022:7039

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
21/00597
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen een naheffingsaanslag BPM ongegrond verklaarde. De naheffingsaanslag was opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst naar aanleiding van een aangifte BPM voor een uit Duitsland afkomstige Range Rover. De Inspecteur had de aangifte gecorrigeerd op basis van een taxatierapport en een onderzoek door Domeinen Roerende Zaken (DRZ), waarbij een hogere handelsinkoopwaarde werd vastgesteld dan door belanghebbende was opgegeven. Belanghebbende betwistte de hoogte van de naheffingsaanslag en voerde aan dat de taxatie niet correct was en dat er sprake was van schade aan het voertuig. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur zich had gebonden aan de koerslijstwaarde XRAY marge, die door belanghebbende was aangevoerd, en dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd. Het Hof stelde de verschuldigde BPM vast op € 2.458 en kende belanghebbende proceskostenvergoeding toe. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de naheffingsaanslag werd verminderd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00597
uitspraakdatum: 9 augustus 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2021, nummer AWB 20/1192, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. H. van Dam, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door taxateur [naam1] , alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft aangifte bpm gedaan met het oog op de registratie van een uit Duitsland afkomstige Range Rover 4.4 SDV8 Vogue (datum eerste toelating 10 februari 2014; hierna: de auto) in het Nederlandse kentekenregister. De CO2-uitstoot van de auto bedraagt 229 gram/kilometer (g/km). Voor de berekening van de verschuldigde bpm is de auto getaxeerd door [naam4] van [naam5] BV. In het daarvan opgemaakte taxatierapport van 9 oktober 2018 (hierna: het taxatierapport) is vermeld dat is aangesloten bij het BPM regime van het voorafgaande jaar en dat daarom de (netto) catalogusprijs van een voertuig uit het voorafgaande jaar wordt gehanteerd. Uit het rapport blijkt dat hiertoe als datum van eerste toelating niet 14 februari 2014, maar 31 december 2013 is ingevoerd. In het rapport is de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat aan de hand van een koerslijst (XRAY marge) bepaald op € 36.500, waarop een bedrag van € 13.968 aan schade in mindering is gebracht. In dit schadebedrag is een waardecorrectie van € 4.000 begrepen vanwege een schadeverleden. De waardevermindering als gevolg van schade is vervolgens met € 550 gecorrigeerd voor acceptabele gebruikssporen, overeenkomstig een tabel van XRAY. Op aangifte is, uitgaande van de aldus op € 23.082 getaxeerde handelsinkoopwaarde, een historische nieuwprijs van € 157.540 en een historische bruto bpm van € 37.389 (tarief 2013), een bedrag van € 5.477 aan bpm voldaan.
2.2.
Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) heeft onderzoek verricht naar de getrouwheid van de taxatie van de auto. De fysieke schouw heeft plaatsgevonden op 6 november 2018. In het daarvan op 9 november 2018 opgemaakte verslag, ondertekend door [naam6] , (hierna: het DRZ-rapport) is de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat aan de hand van een koerslijst (AutotelexPro) bepaald op € 60.201. Volgens die koerslijst bedraagt de historische nieuwprijs van de auto in 2014 € 171.970. Een waardevermindering wegens schade (anders dan normale gebruikssporen, passend bij leeftijd en kilometerstand van de auto) of schadeverleden is niet in aanmerking genomen.
2.3.
Naar aanleiding van de bevindingen in het DRZ-rapport is een naheffingsaanslag opgelegd. Uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 60.201 en een historische nieuwprijs van € 171.970 is geconcludeerd dat toepassing van de forfaitaire afschrijvingstabel voor belanghebbende de meest gunstige afschrijvingsmethode is. Aan de hand van het toepasselijke percentage uit die tabel (72,248%) en een historische bruto bpm van € 42.582 (tarief 2014) is de verschuldigde bpm berekend op € 11.817. Na aftrek van de reeds voldane bpm ten bedrage van € 5.477, is € 6.340 aan bpm nageheven. Daarbij is € 83 aan belastingrente in rekening gebracht.
2.4.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente.
2.5.
Bij brief van 21 juni 2019 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld voornemens te zijn het bezwaar gegrond te verklaren. Die brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is, conform artikel 10, lid 7 Wet bpm uitgegaan van in de handel algemeen toegepaste koerslijsten voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland net als taxateur van belanghebbende heeft gedaan. De onderhavige auto kwam volgens DRZ niet voor op de koerslijst Xray welke door belanghebbende is gebruikt en kan dus niet dienen. Wel heeft belanghebbende de keuze om een andere koerslijst te gebruiken waarop de onderhavige auto wel voorkomt (in casu AutotelexPro of Eurotax) en kan belanghebbende de (voor hem) meest voordelige hieruit kiezen waarbij er nadrukkelijk op moet worden gewezen dat deze handelsinkoopwaarden nagenoeg gelijk zijn aan elkaar en de door belanghebbende aangedragen handelsinkoopwaarde (welke niet gelijk is aan de onderhavige auto in verband met een afwijkende CO2 waarde en het dus niet dezelfde auto betreft) bijna 40% lager ligt. In het taxatierapport van belanghebbende zijn daarnaast geen referentievoertuigen (u noemt dit marktonderzoek) gevonden en wordt een ander type (veel goedkopere) auto als referentieauto gebruikt waar DRZ wel 2 gelijksoortige referentieauto's zijn gevonden en waarbij de verkoopprijs circa € 50.000 hoger ligt dan de referentievoertuigen waar taxateur van belanghebbende is uitgegaan. Daarnaast heeft belanghebbende de auto van een gelieerde vennootschap gekocht en niet als particulier (willekeurige derde).
Nu de door mij gehanteerde handelsinkoopwaarde dus conform artikel 10, lid 7 van de Wet bpm op een correcte wijze is vastgesteld en ik de voor belanghebbende meest voordelige koerslijst heb gebruikt is uw bezwaar op dit punt ook ongegrond. (…)
Nu belanghebbende, in tegenstelling tot DRZ, wel een koerslijst van Xray-marge bij het taxatierapport heeft gevoegd (ook al is een andere CO2 waarde voor de onderhavige auto gehanteerd van 219g/km i.p.v. 229g/km en er dus eigenlijk sprake is van een andere auto) wil ik belanghebbende het voordeel van de twijfel geven en de verschuldigde bpm berekenen op basis van de door belanghebbende bijgevoegde koerslijst Xray-marge ad € 36.500 met dien verstande dat ik mij op het standpunt stel dat er, conform het oordeel van de door mij ingeschakelde deskundige, geen sprake is van schade maar alleen van normale gebruikerssporen en dat er geen sprake is van een aan mij te wijten onrechtmatigheid. (…)
Voorgenomen uitspraak op bezwaar
Ik acht uw bezwaar, rekening houdende met de toelichting die ik heb gegeven, voor wat betreft de toepassing van de koerslijst Xray-marge gegrond met dien verstande dat ik dan geen aftrek van schade zal toestaan aangezien er alleen sprake is van normale gebruikerssporen zoals door DRZ is aangegeven. Op grond hiervan zal ik de opgelegde naheffingsaanslag bpm ad € 6.340 met een bedrag van € 2.782 verminderen en vaststellen op een bedrag van € 3.558 (exclusief belastingrente). Het bedrag aan belastingrente zal dienovereenkomstig eveneens worden verminderd. (…)”
2.6.
In reactie op dit voornemen heeft belanghebbende per e-mail van 17 september 2019 aangegeven dat de koerslijst XRAY marge ziet op het juiste voertuig en dat wordt vastgehouden aan een waardevermindering wegens (evidente) schade en een schadeverleden.
2.7.
Op 15 januari 2020 heeft de Inspecteur overeenkomstig zijn voornemen uitspraak op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag en de belastingrente verminderd. Uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 36.500, een historische nieuwprijs van € 157.540 en een historische bruto bpm van € 42.582 (tarief 2014) is de verschuldigde bpm berekend op (afgerond) € 9.861. De uitspraak op bezwaar luidt, voor zover van belang, als volgt:

Uitspraak op bezwaar
Nu belanghebbende, in tegenstelling tot DRZ, wel een koerslijst van Xray-marge bij het taxatierapport heeft gevoegd (ook al is een andere CO2-waarde voor de onderhavige auto gehanteerd van 219g/km i.p.v. 229g/km en er dus sprake is van een andere auto en niet exact dezelfde auto) en de onderhavige auto volgens DRZ niet voorkwam op de koerslijst Xray-marge zoals hierboven is uiteengezet ben ik bereid om belanghebbende bij hoge uitzondering het voordeel van de twijfel te geven.
Dat wil zeggen dat ik de verschuldigde bpm zal herberekenen op basis van de door belanghebbende bijgevoegde koerslijst Xray-marge ad € 36.500 met dien verstande dat ik mij op het standpunt stel dat er, conform het oordeel van de door mij ingeschakelde deskundige, geen sprake is van (ex-)schade maar alleen van normale gebruikerssporen welke inherent zijn aan de leeftijd en kilometrage van het voertuig en dat er geen sprake is van een aan mij te wijten onrechtmatigheid.
Ik acht uw bezwaar deels gegrond en zal de opgelegde naheffingsaanslag ad € 6.340 (exclusief € 83,00 belastingrente) dienovereenkomstig verminderen tot € 4.384. Vanzelfsprekend zal het bedrag aan belastingrente eveneens worden verminderd.
Proceskostenvergoeding
(…) Zoals aangegeven kom ik gedeeltelijk toe aan uw bezwaar maar ben ik van mening dat er geen sprake is van een aan mij te wijten onrechtmatigheid. Ik ben bereid om in casu toch € 261 aan kostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van een bezwaarschrift. Voor wat betreft het hoorgesprek is duidelijk dat dit met uw toestemming niet heeft plaatsgevonden. Hiervoor komt u niet in aanmerking voor een kostenvergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.”
2.8.
Belanghebbende heeft vergeefs beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag, zoals die na vermindering bij uitspraak op bezwaar is komen te luiden, moet worden verminderd.
3.2.
Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
  • Mag voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde worden aangesloten bij de koerslijstwaarde XRAY marge (€ 36.500) en zo nee, heeft de Inspecteur zich in de uitspraak op bezwaar desalniettemin aan die waarde gebonden (vertrouwensbeginsel)?
  • Komt belanghebbende in aanmerking voor een waardevermindering wegens actuele schade en/of schadeverleden?
  • Van welke historische nieuwprijs moet worden uitgegaan voor de berekening van de toe te passen waardevermindering (afschrijving)?
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de berekening van de verschuldigde bpm kan worden uitgegaan van een historische bruto bpm van € 37.389 (tarief 2013).

4.Beoordeling van het geschil

Koerslijstwaarde XRAY marge (€ 36.500)
4.1.
Belanghebbende betoogt dat voor de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat mag worden uitgegaan van de koerslijstwaarde XRAY marge (€ 36.500). Volgens belanghebbende zien die koerslijst en die van AutotelexPro, waarop de Inspecteur zijn beroep op interne compensatie heeft gebaseerd, op exact hetzelfde voertuig. Het verschil in CO2-waarde (XRAY marge: 219 g/km, AutotelexPro: 229 g/km) laat zich verklaren door verschillende meetmethodes, dan wel door een software-update die is doorgevoerd. Uit de bij het taxatierapport gevoegde koerslijst XRAY marge volgt bovendien dat de taxateur de juiste CO2-waarde handmatig heeft ingevoerd, aldus nog steeds belanghebbende. Voor zover hij hierin niet wordt gevolgd, beroept belanghebbende zich op het vertrouwensbeginsel. Volgens belanghebbende kunnen de bewoordingen van de uitspraak op bezwaar niet anders worden opgevat dan als een toezegging van de Inspecteur dat in dit geval de koerslijstwaarde XRAY marge (€ 36.500) wordt toegepast als handelsinkoopwaarde van de auto. In zoverre komt de Inspecteur geen beroep toe op interne compensatie.
4.2.
De Inspecteur betwist dat de koerslijsten van XRAY marge en AutotelexPro zien op exact hetzelfde voertuig. Volgens de Inspecteur leunt het voertuig dat voorkomt op de koerslijst AutotelexPro dichter aan bij de auto van belanghebbende dan het voertuig dat voorkomt op de koerslijst XRAY marge, zodat in dit geval van de koerslijstwaarde AutotelexPro had moeten worden uitgegaan (€ 60.201). Voor zover alsnog een waardevermindering wegens schade en/of schadeverleden in aanmerking zou moeten worden genomen, komt hem in zoverre een beroep toe op interne compensatie. De Inspecteur acht zich niet gebonden aan het volgen van de koerslijstwaarde XRAY marge (€ 36.500) bij uitspraak op bezwaar, omdat in (hoger) beroep onder verwijzing naar het taxatierapport de waardevermindering wegens actuele schade en schadeverleden (opnieuw) ter discussie wordt gesteld.
4.3.
Naar het oordeel van het Hof bevat de uitspraak op bezwaar, gelet op de gekozen bewoordingen, de toezegging van de Inspecteur dat - bij hoge uitzondering - de koerslijstwaarde XRAY marge (€ 36.500) wordt gevolgd als handelsinkoopwaarde van de auto. De Inspecteur geeft aan dat hij de naheffingsaanslag dienovereenkomstig zal herberekenen, met dien verstande dat hij zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van (ex)schade (maar alleen sprake is van normale gebruikssporen die passen bij leeftijd en kilometerstand van de auto) en dat geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Het een noch het ander geeft aan de toezegging een voorwaardelijk karakter, in de zin dat de toezegging niet geldt als alsnog een waardevermindering als gevolg van (ex-)schade in aanmerking moet worden genomen of dat belanghebbende de geclaimde waardevermindering dienaangaande zou moeten laten varen. De gekozen bewoordingen wijzen veeleer op een (concluderende) beoordeling van de gronden van het bezwaar betreffende de geclaimde waardevermindering wegens actuele schade en schadeverleden en de kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Belanghebbende heeft het volgen van de koerslijstwaarde XRAY bij uitspraak op bezwaar daarmee op kunnen en mogen vatten als een ongeclausuleerde toezegging van de Inspecteur omtrent de te hanteren handelsinkoopwaarde van de auto, waaraan in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend. Dat bij belanghebbende gewekte vertrouwen staat in de weg aan het beroep op interne compensatie van de Inspecteur (vergelijk HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AD9713). De Inspecteur heeft zich derhalve in rechte aan de toepassing van de koerslijstwaarde XRAY (€ 36.500) als handelsinkoopwaarde van de auto gebonden.
4.4.
Gelet hierop kan in het midden blijven of de koerslijsten XRAY marge en AutotelexPro hetzelfde voertuig betreffen en zo nee, of het voertuig op de koerslijst AutotelexPro dichter aanleunt bij de auto van belanghebbende.
Waardevermindering wegens actuele schade
4.5.
Belanghebbende heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van meer dan normale gebruikssporen, passend bij leeftijd (ruim 4,5 jaar oud) en kilometerstand (ruim 109.000 km) van de auto. Uit de (uitvergroting van) foto’s bij het taxatierapport en het DRZ-rapport volgt dat niet. Voor zover het ontbreken van een treeplank is opgevoerd als schadepost, merkt het Hof op dat de taxateur ter zitting van het Hof heeft verklaard dat het niet gaat om een missende treeplank maar om een ander onderdeel onder de auto. Onduidelijk is gebleven om welk onderdeel het dan precies gaat en welke invloed dat heeft op de gecalculeerde schade, zodat het Hof hiermee geen rekening houdt. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de rechter buitenspiegel beschadigd is. In het taxatierapport is alleen vermeld dat deze niet werkt en vernieuwd moet worden. Onduidelijk is wat eraan mankeerde. De enkele vaststelling dat een buitenspiegel niet werkt, wil nog niet zeggen dat de buitenspiegel beschadigd is en wel zodanig dat vervanging noodzakelijk is. Het taxatierapport mist op dit punt een voldoende onderbouwing.
Waardevermindering wegens schadeverleden
4.6.
Belanghebbende heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van dusdanige schade in het verleden dat hiervoor - na herstel - een waardevermindering in aanmerking moet worden genomen. Uit het in het taxatierapport opgenomen duplicaat van een rekening van [naam7] te [plaats] (Duitsland) volgt niet de aard en ernst van de schade en ook overigens is daaromtrent niets aangetoond.
Historische nieuwprijs
4.7.
Belanghebbende betoogt dat voor de historische nieuwprijs mag worden uitgegaan van € 171.970 conform de koerslijst van AutotelexPro.
4.8.
Voor het geval het Hof tot het oordeel zou komen dat de Inspecteur zich in rechte aan de toepassing van de koerslijstwaarde XRAY (€ 36.500) als handelsinkoopwaarde van de auto heeft gebonden, heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat niet meer kan worden aangesloten bij de uit de koerslijst van AutotelexPro voortvloeiende historische nieuwprijs van € 171.970. Dat zou namelijk tot koerslijstvermenging in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad leiden, aldus de Inspecteur.
4.9.
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij van mening is dat door uit te gaan van een historische nieuwprijs van € 171.970 feitelijk het meest wordt aangesloten bij de auto van belanghebbende. Klaarblijkelijk gaat ook belanghebbende in hoger beroep hiervan uit. Het Hof is van oordeel dat daarom voor de berekening van de verschuldigde bpm moet worden uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 171.970. Dat de Inspecteur zich bij uitspraak op bezwaar aan de koerslijstwaarde XRAY marge heeft gecommitteerd ter bepaling van de handelsinkoopwaarde, wil niet zeggen dat voor de historische nieuwprijs ook bij die door belanghebbende overgelegde koerslijst moet worden aangesloten, die volgens de Inspecteur bovendien nog te hoog is (als gevolg van het handmatig wijzigen van de CO2-waarde in 229 g/km in de koerslijst), of dat anderszins van een lagere historische nieuwprijs (die zou moeten volgen uit een door belanghebbende in te brengen koerslijst XRAY marge, zonder handmatige ophoging van de CO2-waarde) moet worden uitgegaan. Belanghebbende hoefde de toezegging van de Inspecteur ook redelijkerwijs niet in die zin op te vatten.
Verschuldigde bpm
4.7.
Uitgaande van een historische nieuwprijs van € 171.970 en een handelsinkoopwaarde van € 36.500, bedraagt de waardevermindering (afschrijving) 78,775%. De verschuldigde bpm bedraagt dan € 7.935 (historische bruto bpm € 37.389 x (1 -/- 78,775%)). Op aangifte is € 5.477 aan bpm voldaan, zodat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot (€ 7.935 /- € 5.477 =) € 2.458.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof stelt de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vast op € 1.518 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759) en € 1.518 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759), oftewel in totaal op € 3.036.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten van een deskundige (taxateur) berekent het Hof overeenkomstig het Bpb, en met inachtneming van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde, op € 242 (2 uur  € 100, verhoogd met 21% btw). Het Hof ziet geen aanleiding het te vergoeden tarief van € 100 ex btw per uur te matigen.
De totale voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten komen daarmee uit op (€ 3.036 + € 242 =) € 3.278. Het Hof acht geen sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, Bpb die tot vergoeding van de werkelijke proceskosten kunnen leiden.
Het (hoger) beroep is niet gericht tegen de bij uitspraak op bezwaar toegekende kostenvergoeding, zodat het Hof die beslissing in stand zal laten.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, behoudens de beslissing omtrent de kostenvergoeding,
– vermindert de naheffingsaanslag tot € 2.458,
– vermindert de belastingrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.278,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 178 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 270 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is op 9 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen. te ondertekenen. In verband daarmee is de
uitspraak ondertekend door mr. Spek.
(R.F.C. Spek)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 10 augustus 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.