ECLI:NL:GHARL:2022:6646

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
200.307.419/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen na niet-tijdige uitspraak door de kinderrechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2006 en 2010. De vader van de kinderen had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 1 december 2021 had besloten de ondertoezichtstelling te verlengen. De vader stelde dat de kinderrechter niet tijdig had beslist, waardoor de ondertoezichtstelling van rechtswege was geëindigd op 7 december 2021. Het hof heeft vastgesteld dat de uitspraak van de kinderrechter op 1 december 2021 niet op de juiste wijze openbaar is gemaakt, aangezien er geen bewijs was dat alle partijen op de hoogte waren gesteld van de uitspraak op die datum. Het hof concludeerde dat de kinderrechter niet tijdig had beslist en dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen van rechtswege was geëindigd. De bestreden beschikking werd vernietigd en de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling werden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.419/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 138028)
beschikking van 7 juli 2022
in het hoger beroep van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.P. Scholte te ’s-Hertogenbosch.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder] ,

wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.J.M. van Gruijthuijsen-van Gent,
de gecertificeerde instelling
2. Stichting Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Assen,
verder te noemen: de GI,
de gecertificeerde instelling
3. Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de voormalig GI.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming
regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
verder te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 1 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, schriftelijk vastgelegd op 20 december 2021.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 23 februari 2022;
- het verweerschrift van de GI.
2.2
Op 5 juli 2022 zijn [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2006, en [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2010, naar het hof gekomen. Zij hebben buiten aanwezigheid van hun ouders en apart van elkaar met een raadsheer gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling was op 7 juli 2022. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam1] en [naam2] namens de GI.
2.4
Ter zitting heeft de voorzitter meegedeeld dat het journaalbericht namens de moeder van 5 juli 2022 met bijlage(n) buiten beschouwing wordt gelaten, omdat dit volgens het procesreglement te laat is ingediend.

3.De feiten

3.1
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn geboren uit het in 2016 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder. De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Bij beschikking van 21 oktober 2016 is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader bepaald.
3.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 7 december 2020 onder toezicht. Aanvankelijk van de voormalig GI en sinds 1 december 2021 van de GI. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd van 7 december 2021 tot 7 december 2022.
3.3
De vader is in september 2021 met de kinderen van [woonplaats2] naar
[woonplaats1] verhuisd. De rechtbank had hem daarvoor bij beschikking van
6 augustus 2021 vervangende toestemming gegeven.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
1 december 2021. De eerste grief ziet op een formeel juridisch punt en de tweede grief richt zich inhoudelijk tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader verzoekt, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de voormalig GI om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verlengen tot
7 december 2022, alsnog af te wijzen.
4.2
Wat betreft grief 1 refereert de GI zich aan het oordeel van het hof. Tegen grief 2 voert de GI verweer en verzoekt, in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader af te wijzen.
4.3
De moeder voert mondeling verweer tegen – voor zover hier van belang – grief 1.

5.De motivering van de beslissing

Uitspraakdatum bestreden beschikking
5.1
De vader betoogt (grief 1) dat de kinderrechter niet tijdig een beslissing heeft genomen en dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] daarom op 7 december 2021 is geëindigd. Hoewel in de bestreden beschikking 1 december 2021 als uitspraakdatum staat vermeld, is volgens de vader niet eerder dan op 20 december 2021 uitspraak gedaan.
De moeder is van mening dat de ondertoezichtstelling op 1 december 2021 en dus tijdig is verlengd. Zij stelt dat de kinderrechter op die datum gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om mondeling uitspraak te doen.
5.2
Het hof stelt het volgende vast. Bij beschikking van 7 december 2020 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld tot 7 december 2021. De voormalig GI heeft bij twee afzonderlijke verzoeken van 7 oktober 2021, ingekomen bij de rechtbank Gelderland op
9 november 2021, verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met een jaar te verlengen. Bij beschikking van 12 november 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland zich onbevoegd verklaard om van de verzoeken kennis te nemen en is de zaak, in de stand waarin deze zich bevond, verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland.
Op 30 november 2021 heeft de mondelinge behandeling bij de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, plaatsgevonden. In het proces-verbaal van die mondelinge behandeling staat niets vermeld over de uitspraak(datum). In de bestreden beschikking staat dat deze op 1 december 2021 in het openbaar is uitgesproken en dat de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 december 2021.
5.3
Voor het antwoord op de vraag of de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] rechtsgeldig heeft verlengd, namelijk voordat de termijn daarvan was verstreken (dus vóór 7 december 2021) vindt het hof de volgende omstandigheden van belang:
- De vader en de moeder waren met hun advocaten op de zitting van 30 november 2021 aanwezig. Zij hebben beiden verklaard dat de kinderrechter toen heeft aangegeven over de zaak te willen nadenken.
- De advocaat van de vader stelt dat de kinderrechter op 30 november 2021 heeft gezegd schriftelijk uitspraak te zullen doen en dat de uitspraak aan de advocaten van de ouders zou worden gezonden. Omdat de advocaat van de vader vervolgens geen beschikking en evenmin een proces-verbaal met een weergave van de uitspraak heeft ontvangen heeft hij op 14 december 2021 het gezagsregister geraadpleegd.
- Uit de in het dossier aanwezige uittreksels van 14 december 2021 blijkt op die datum niet van een verlengingsbeslissing van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
- De vader stelt dat hij, na overleg met zijn advocaat, op 16 december 2021 telefonisch contact heeft gehad met de griffie van de rechtbank Noord-Nederland om te informeren naar de uitspraak en dat hem toen is meegedeeld dat er nog geen beslissing was genomen.
- De vader heeft op 23 december 2021 een afschrift van de bestreden beschikking ontvangen. Dit was voor hem het eerste moment waarop hij bekend is geraakt met de verlengingsbeslissing van de kinderrechter.
- De advocaat van de moeder stelt dat zij en de gezinsvoogd op 1 december 2021 door de rechtbank zijn gebeld met de mededeling dat de ondertoezichtstelling verlengd ging worden en dat de schriftelijke uitwerking vanwege het spoedeisende belang later zou volgen.
- De ter zitting bij het hof verschenen medewerkers van de GI konden niet bevestigen dat de (voormalig) GI op 1 december 2021 was gebeld door de rechtbank.
- De advocaat van de vader stelt op 1 december 2021 geen telefoontje van de rechtbank te hebben gehad.
- Partijen hebben geen oproep gekregen om bij de uitspraak op 1 december 2021 aanwezig te zijn en er is geen proces-verbaal, dan wel enig ander schriftelijke stuk voorhanden waaruit blijkt dat er op 1 december 2021 in het openbaar mondeling uitspraak is gedaan.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Een uitspraak is de mededeling van de beslissing aan partijen die het moment bepaalt waarop de rechterlijke beslissing haar werking verkrijgt en waarop de termijnen voor hoger beroep of cassatie aanvangen (Kamerstukken II, vergaderjaar 1999-2000,
26 855, nr. 3, p. 135). De uitspraak dient op grond van artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in het openbaar te geschieden. Daartoe is volgens vaste rechtspraak vereist dat de uitspraak ofwel door de rechter in het openbaar wordt uitgesproken ofwel dat de uitspraak vanaf een bepaalde, aan de verschenen partijen tevoren bekend gemaakte dag ter griffie in geschreven vorm aanwezig is en dat zowel de partijen als elke andere belanghebbende inzage en afschrift van die beschikking kunnen verkrijgen (vgl. Hoge Raad 1 november 1985,
NJ1986, 277).
5.5
Het hof komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat niet is gebleken dat de uitspraak op de dag van de in de beschikking genoemde datum van mondelinge uitspraak, te weten 1 december 2021, (aan alle partijen) openbaar is gemaakt. Het hof is het eens met de vader dat de kinderrechter niet tijdig (vóór de afloop van de termijn van de ondertoezicht-stelling op 7 december 2021) op de juiste wijze (in overeenstemming met artikel 29 Rv) uitspraak heeft gedaan op de verlengingsverzoeken van de voormalig GI. Dit brengt mee dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van rechtswege is geëindigd op 7 december 2021. De bestreden beschikking moet daarom vernietigd worden. Het hof zal de verzoeken van de voormalig GI tot verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog afwijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 1 december 2021, en opnieuw beschikkende:
wijst af de verzoeken van de voormalig GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , geboren [in] 2006, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2010.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, M.P. den Hollander en
I.M. Dölle, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 7 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier en is op 26 juli 2022 schriftelijk uitgewerkt.