Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Utrecht.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- een zorgregeling bepaald tussen de vader en [de minderjarige] inhoudende (1) dat [de minderjarige] de eerstkomende drie maanden om de zaterdag van 8.30 tot 17.30 uur bij de vader verblijft en in de week van het weekend dat zij niet bij de vader verblijft van woensdag 10.00 tot 17.30 uur bij de vader verblijft en (2) dat na drie maanden de regeling wordt uitgebreid zodat [de minderjarige] één weekend per veertien dagen van zaterdag 8.30 tot zondag 17.30 uur bij de vader verblijft en in de week van het weekend dat [de minderjarige] niet bij de vader verblijft van woensdag 10.00 tot 17.30 uur bij de vader verblijft, alsmede de helft van de (school)vakanties en feestdagen, waarvan de kerstdagen verdeeld dienen te worden en Oud & Nieuw om het jaar (voor het eerst jaarwisseling 2020/2021);
- een informatieregeling bevolen inhoudende dat de moeder minimaal eenmaal per kwartaal (en wel op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van ieder jaar) de vader zal informeren omtrent gewichtige aangelegenheden [de minderjarige] aangaande en tevens op de momenten dat zich
- de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna: de kinderalimentatie) met ingang van 27 november 2019 tot 5 november 2020 bepaald op
- een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] te bepalen inhoudende dat [de minderjarige] iedere zaterdag van 8:30 tot 18:00 bij de vader verblijft, waarbij de omgang zal worden uitgebreid naar één weekend in de veertien dagen van zaterdag 8:30 tot zondag 18:00 uur. In het weekend dat [de minderjarige] niet bij de vader verblijft, zal [de minderjarige] op zaterdag van 8:30 tot 18:30 uur bij de vader zijn. De zomervakantie en feestdagen zullen worden opgebouwd, waarbij [de minderjarige] uiteindelijk de helft van de vakantie- en feestdagen bij de vader zal verblijven. In 2021 zal [de minderjarige] de vakantie- en feestdagen die twee weken duren eerst drie dagen bij de vader verblijven, waarbij er ieder jaar twee dagen bij komen totdat er sprake is van een volledige week. In de zomervakantie van 2021 zal de zorgregeling doorlopen waarbij [de minderjarige] in een week maximaal drie dagen aaneensluitend bij de vader zal verblijven. In de zomervakantie van 2022 zal de zorgregeling doorlopen waarbij [de minderjarige] in een week maximaal vijf dagen aaneensluitend bij de vader zal verblijven. In de zomervakantie van 2023 loopt de zorgregeling door waarbij [de minderjarige] maximaal één week bij de vader zal
- het verzoek van de vader om een informatieregeling af te wijzen en subsidiair ook een informatieregeling ten behoeve van de moeder te bepalen;
- de kinderalimentatie opnieuw in goede justitie te bepalen.
- [de minderjarige] in de even jaren de eerste helft van de (school)vakanties en feestdagen en in de oneven jaren de tweede helft aaneengesloten bij vader doorbrengt;
- [de minderjarige] in de even jaren op 18 januari bij de vader is en in de oneven jaren bij de moeder;
- de ouder waar [de minderjarige] het laatst verblijft haar weer naar de andere ouder brengt;
- de moeder een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere keer dat zij de vader niet informeert conform de door de rechtbank bepaalde informatieregeling.
- [de minderjarige] haar verjaardag in de even jaren bij de moeder doorbrengt en in de oneven jaren van 9.00 tot 15.00 uur bij de ene ouder en van 15.00 tot 21.00 uur bij de andere ouder;
- [de minderjarige] in de oneven jaren eerste kerstdag, eerste paasdag en Oud en Nieuw bij de moeder en tweede kerstdag en tweede paasdag bij de vader doorbrengt en in de even jaren andersom;
- de vader [de minderjarige] om 8.30 uur bij de moeder ophaalt en de moeder [de minderjarige] om 18.00 uur na het werk weer bij de vader ophaalt;
- de ouders verplicht zijn om jaarlijks medewerking te verlenen dan wel het benodigde toestemmingsformulier voor reizen naar het buitenland met minderjarig kind te ondertekenen en tijdig te verstrekken aan elkaar, zodat er kan worden gereisd met [de minderjarige] .
5.De motivering van de beslissing
De moeder heeft meerdere grieven tegen deze beslissing gericht. Nu de kinderalimentatie ziet op een ruime maand in 2019 en voor het overige op 2020 en verder en de rechtbank een onderscheid heeft gemaakt in twee periodes (van 27 november 2019 tot 5 november 2020, en vanaf 5 november 2020), had de rechtbank naast de gegevens over 2019 ook rekening moeten houden met de gegevens over 2020 voor het bepalen van de draagkracht van de vader. Zeker voor de tweede periode, na 5 november 2020, had de rechtbank rekening moeten houden met de gegevens over 2020. De moeder maakt voorts bezwaar tegen toepassing van de forfaitaire woonlasten aan de zijde van de vader, nu hij bij zijn ouders inwoont en geen woonlasten heeft. Ook heeft de rechtbank ten onrechte rekening gehouden met de kinderalimentatie die de vader voor [kind2] , zijn dochter uit een eerdere relatie, betaalt.