ECLI:NL:GHARL:2022:6501

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.310.437
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de andere ouder met gezag en rechtmatigheidstoets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen bij hun vader. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en Jeugdbescherming Gelderland niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot verlenging van de machtiging. De kinderrechter had eerder op 18 februari 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 1 juni 2022. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de feiten rondom de uithuisplaatsing en de zorgregeling tussen de ouders in detail bekeken. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen, die na hun scheiding bij de moeder woonden, maar in 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verleend. Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht is verlengd, omdat de situatie van de kinderen en de haalbaarheid van een co-ouderschapsregeling nog niet duidelijk waren. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.437
(zaaknummer rechtbank Gelderland 399115)
beschikking van 26 juli 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van Oers te Nijmegen,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: Jeugdbescherming Gelderland,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.P. Rietveld te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (verder: de kinderrechter), van 18 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 mei 2022;
  • het verweerschrift van de vader;
  • het verweerschrift van Jeugdbescherming Gelderland met producties, en
  • een journaalbericht van mr. Van Oers van 27 juni 2022 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van Jeugdbescherming Gelderland, en
  • de vader met zijn advocaat.
Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) was, met bericht vooraf, niemand aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] .
3.2
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (verder gezamenlijk te noemen: de kinderen). Na het uiteengaan hadden de kinderen hoofdverblijf bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van 12 maart 2018 heeft de kinderrechter de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Gelderland tot 2 juni 2018.
3.4
Bij beschikking van 1 juni 2018 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht van gesteld van Jeugdbescherming Gelderland met ingang van 1 juni 2018 tot 1 juni 2019. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 30 mei 2022 tot 1 juni 2023.
3.5
Bij beschikking van 12 juni 2019 heeft de kinderrechter met wijziging van een eerder vastgestelde zorgregeling bepaald dat de kinderen met ingang van juli 2019:
  • de ene week bij de moeder zijn, van maandagmiddag uit school tot maandagmiddag naar school;
  • de andere week bij de vader zijn, van maandagmiddag uit school tot maandagmiddag naar school;
  • de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader doorbrengen en de andere helft bij de moeder.
3.6
Bij beschikking van 15 juni 2020 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling. De machtiging tot uithuisplaatsing is laatstelijk verlengd bij beschikking van 30 mei 2022 tot 1 oktober 2022.
3.7
Vanaf 15 juni 2020 tot juli 2021 hebben de kinderen volledig bij de vader gewoond. Vanaf juli 2021 is het verblijf van de kinderen bij de moeder opgebouwd. Sinds oktober 2021 verblijven de kinderen weer conform de co-ouderschapsregeling van 2019 de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen op verzoek van Jeugdbescherming Gelderland verlengd tot 1 juni 2022.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en Jeugdbescherming Gelderland alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verlengingsverzoek, dan wel dit verzoek alsnog af te wijzen.
4.3
Jeugdbescherming Gelderland voert verweer en vraagt het hof primair de bestreden beschikking te bekrachtigen. Subsidiair refereert Jeugdbescherming Gelderland zich aan het oordeel van het hof.
4.4
De vader voert verweer en vraagt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat de machtiging tot uithuisplaatsing inmiddels is verlopen. Desondanks zal het hof toetsen of de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing terecht heeft verlengd met ingang van 1 maart 2022 tot 1 juni 2022. Deze toets wordt een rechtmatigheidstoets genoemd en is gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In dat artikel wordt het recht op eerbiediging van het gezinsleven gewaarborgd.
5.2
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing terecht heeft verlengd.
De uithuisplaatsing bij de andere ouder met gezag, een jeugdbeschermingsmaatregel die ingezet kan worden door de GI (ECLI:NL:HR:2011:BR5151), beperkt de mogelijkheden van de ouders gezamenlijk of een van hen om naar eigen goeddunken de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te bepalen. Het is een van de wettelijke mogelijkheden van de GI om regie te voeren in de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Tegen deze achtergrond beoordeelt het hof dan ook het handelen van de GI in deze zaak.
De uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader had tot doel hen een veilige plek te bieden en van daaruit te proberen de oude opvoedingssituatie te herstellen. Het verblijf van de kinderen bij de moeder vond plaats in het kader van het onderzoek of een co-ouderschapsregeling in het belang van de kinderen is en haalbaar voor de moeder. Ten tijde van de verlenging van de uithuisplaatsing was dat onderzoek nog niet afgerond. Er had zich naar het oordeel van het hof niet de situatie voorgedaan van een uithuisplaatsing die gedurende een periode van drie maanden geen doel meer diende en niet meer werd uitgevoerd. Dat de zorgreling overeen kwam met de oude co-ouderschapsregeling doet hier niet aan af.
Het hof volgt de moeder daarom niet in haar standpunt dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer verlengd kon worden. Daarnaast vindt het hof dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 juni 2022 noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, omdat in die periode de onderzoeksresultaten nog niet bekend waren en de haalbaarheid van de co-ouderschapsregeling nog onzeker was.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 18 februari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door K.A.M. Oude Vrielink als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. De Groot en is op 26 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.