Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenbeschikking heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de voogdij over de kinderen van de moeder. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder om een andere gecertificeerde instelling (GI) tot voogd te benoemen afgewezen. Het hof biedt de moeder de gelegenheid om aan te geven welke wijziging van omstandigheden er is opgetreden sinds de eerdere beschikking van 21 mei 2019, waarin een vergelijkbaar verzoek werd afgewezen. De moeder heeft geen melding gemaakt van deze eerdere beschikking, maar het hof heeft deze ambtshalve in overweging genomen.
De moeder en de vader zijn de ouders van twee minderjarigen, en de moeder woont met een derde kind. De rechtbank had in 2012 de ouders ontheven van het gezag en de GI benoemd tot voogd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de GI te vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R). De GI heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, onder andere omdat de kinderen geen omgang willen met de moeder, wat hen veel stress bezorgt.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder moet aantonen dat er na de eerdere beschikking van 21 mei 2019 relevante wijzigingen zijn opgetreden die een wijziging van de voogdij rechtvaardigen. Het hof heeft de moeder de gelegenheid gegeven om binnen vier weken schriftelijk haar standpunt te verduidelijken, waarna de GI de kans krijgt om hierop te reageren. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is ontvangen.