In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van Stichting Rhenam Wonen in het door haar ingestelde hoger beroep. De zaak betreft een geschil over ontruimingskosten na een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, waarin werd bepaald dat een huurwoning ontruimd moest worden. De appellante, Stichting Rhenam Wonen, vorderde dat het hof haar niet-ontvankelijk zou verklaren, omdat zij onvoldoende belang zou hebben bij het hoger beroep, zoals vereist op grond van artikel 3:303 BW. De geïntimeerde voerde aan dat de beslissing van de voorzieningenrechter onwenselijke gevolgen heeft voor de praktijk, maar het hof oordeelde dat dit algemene belang niet voldoende was om het hoger beroep te rechtvaardigen. Het hof overwoog dat Stichting Rhenam Wonen wel degelijk belang had bij het hoger beroep, omdat zij in de eerdere procedure in de proceskosten was veroordeeld. Het hof wees de incidentele vordering af en veroordeelde de geïntimeerde in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt.