ECLI:NL:GHARL:2022:6394

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.265.808
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over autodiefstal en verzekeringsdekking met betrekking tot de contactsleutel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van de diefstal van een Volkswagen Transporter. De auto werd in de nacht van 19 op 20 april 2018 gestolen, terwijl deze geparkeerd stond in [plaats1]. [appellant] heeft de auto gekocht op 8 april 2018 en heeft een kwitantie overgelegd als bewijs van de aankoopwaarde van € 14.500. Achmea heeft de schadevergoeding geweigerd, onder andere met het argument dat de overhandigde contactsleutel niet de juiste zou zijn. Het hof heeft in zijn arrest vastgesteld dat [appellant] wel degelijk de juiste sleutel heeft overhandigd en dat de auto is gestolen. Het hof heeft de getuigenverklaringen van [appellant] en zijn achterneef als geloofwaardig beoordeeld, en heeft geconcludeerd dat er geen dekkingsuitsluitingen van toepassing zijn. Achmea is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding van € 14.500, vermeerderd met wettelijke rente, en moet de proceskosten vergoeden. Het hof heeft het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.265.808
(zaaknummer kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 7417036)
arrest van 26 juli 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J. van Andel,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Achmea,
advocaat: mr. M. Bouman.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 8 december 2020 hier over [1] .
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een akte van [appellant] van 16 maart 2021;
- de processen-verbaal van getuigenverhoren van 5 juli 2021 (geen getuigen), 6 oktober 2021 (partijgetuige [appellant] en de getuigen [de getuige1] , [de getuige2] en [de getuige3] ) en 16 februari 2022 (getuige [de getuige4] );
- een akte van Achmea van 8 maart 2022, waarin zij heeft afgezien van tegengetuigenverhoor;
- een memorie na enquête van [appellant] ;
- een antwoordmemorie na enquête van Achmea.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken (aanvullend) voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

het tussenarrest van 8 december 2020
2.1
In dat tussenarrest heeft het hof:
[appellant] in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de vraagstelling aan en het e-mailrapport van (toedrachtonderzoeker) [naam1] (productie 8 bij memorie van antwoord) en
[appellant] vervolgens toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt
- dat de auto in de nacht van 19 op 20 april 2018 is gestolen vanaf de [adres1] ter hoogte van nummer 43 te [plaats1] en tevens
- dat hij in de auto heeft gereden met de(zelfde) sleutel die hij heeft ingeleverd.
wat verder vaststaat over de contactsleutel
2.2
Inmiddels staat wel tussen partijen vast dat er voor de Volkswagen Transporter uit 2007 met het kenteken [kenteken] in 2009 een sleutel is bijgemaakt en dat de door [appellant] bij Achmea ingeleverde originele sleutel uit 2008 niet het bijgemaakte exemplaar betreft en ook niet behoort bij het originele slot van deze Volkswagen Transporter (uit 2007). Dit sluit echter niet uit dat [appellant] toch met de Volkswagen Transporter heeft kunnen rijden.
waardering van het bewijsmateriaal met betrekking tot de contactsleutel
2.3
In zijn verklaring van 13 juli 2018 heeft [appellant] tegenover [naam1] , op de tegenwerping dat de door hem ingeleverde sleutel niet van zijn auto was, aangegeven dat hij dit besproken had met de vorige eigenaar van de Volkswagen en dat die had aangegeven dat de sloten misschien wel een keer vervangen waren.
2.4
Autoverkoper [de getuige4] heeft daarover in zijn getuigenverklaring, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik heb een Volkswagen Transporter bus verkocht aan [appellant] . Een verzekeraar heeft later contact opgenomen over een bus die ik aan [appellant] heb verkocht en hoe er betaald is. Ik heb geantwoord dat er contant betaald is en dat [appellant] de auto heeft meegenomen. Ik heb er een sleutel bij gegeven. Het was er één, niet twee. Ik had de bus gekocht en het contactslot werkte niet. Ik ben toen, dacht ik, naar de sloop geweest en heb het slot in ieder geval vervangen, compleet. Ik heb een contactslot met één sleutel gekocht. Ik moest er een compleet computersysteem bij kopen, zo gaat dat tegenwoordig. Het ging om een sleutel Volkswagen Transporter met afstandsbediening. U toont mij productie 3 bij dagvaarding, de kwitantie. Dat is sowieso mijn handschrift en ook mijn handtekening. Mij wordt productie 4 bij de conclusie van antwoord, pagina 8 voorgehouden en een foto van de sleutel getoond. De sleutel herken ik als behorend bij de verkochte auto omdat er geen embleem op de sleutel zit. Dat is bijzonder omdat ik zelf het contactslot erin heb gezet en de sleutel herken zonder embleem. Het contactslot heb ik op de sloperij gehaald van een Volkswagen Transporter bus.
2.5
Achmea heeft de getuigenverklaring van [de getuige4] wel bestreden op het punt van de herkenning van de contactsleutel zonder VW-logo en de vervanging van het contactslot, maar juist de combinatie van die beide omstandigheden maakt voldoende geloofwaardig dat deze getuige, die het contactslot met één merkloze sleutel heeft vervangen, zich dat nog herinnert. De opmerking van Achmea dat dergelijke drastische wijziging in de toestand van de auto zou moeten zijn terug te vinden in de onderhoudshistorie ziet eraan voorbij dat het hier ging om een meer dan 10 jaar oude bus, waarvan een autohandelaar (geen dealer) het contactslot met bijbehoren heeft vervangen door een contactslot dat hij van een sloperij had betrokken. Dat behoeft niet in een onderhoudshistorie bij een dealer of fabrikant te zijn opgenomen. Achmea heeft daarover ook geen vraag gesteld aan de getuige [de getuige4] noch in tegengetuigenverhoor andere getuigen voorgebracht of nader laten onderzoeken bij welk slot c.q. Volkswagen Transporter de ingeleverde sleutel dan wel behoorde.
2.6
Het opvallend ontbreken van het VW-logo op de contactsleutel wordt bevestigd in de partijgetuigenverklaring van [appellant] zelf en de getuigenverklaringen van [de getuige1] (zijn achterneef in [plaats1] bij wie de sleutel was blijven liggen), [de getuige2] (die een keer in Den Haag in de Volkswagen Transporter als bijrijder heeft uitgerust, moe van het shoppen) en [de getuige3] (die in Den Haag met de net door [appellant] gekochte Volkswagen Transporter een rondje mocht rijden).
De conclusie is dan ook dat [appellant] heeft bewezen dat hij de juiste contactsleutel op de Volkswagen Transporter heeft gebruikt en bij Achmea heeft ingeleverd.
waardering van het bewijsmateriaal over de diefstal en dekking
2.7
Resteert de vraag of de Volkswagen Transporter in de nacht van 19 op 20 april 2018 in [plaats1] is gestolen.
[appellant] heeft dit als partijgetuige bevestigd. Op hem rust de bewijslast. Ook hier kan de verklaring van een partijgetuige geen bewijs in haar voordeel opleveren, indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken. [2]
2.8
Zijn partijgetuigenverklaring vindt niet alleen steun in hetgeen hiervoor is overwogen over de contactsleutel, maar ook in de getuigenverklaring van zijn achterneef [de getuige1] , die, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende heeft verklaard.
[appellant] kwam bij mij chillen in [plaats1] en toen heeft hij zijn busje geparkeerd bij mij. Dat was in de [adres1] . Later zijn wij wezen chillen en loungen in [plaats1] bij het station. Hierna zijn wij naar huis gegaan. Ik denk rond 01:00 of 02:00 uur. Toen thuisgekomen, gebabbeld. Volgende ochtend opgestaan. We wilden allebei ons eigen pad opgaan. leder ging naar zijn eigen auto. Toen kwam [appellant] teruglopen en hij was een beetje verstrooid. Hij zei dat zijn auto weg was. Ik geloofde dat niet, auto weg? Ik ben toen mee wezen kijken naar de plek waar de auto gestaan heeft. Ik zag toen dat de auto daar niet stond, terwijl hij de auto daar wel heeft geparkeerd. Ik had gezien dat hij de auto daar een dag van te voren had geparkeerd, 's avonds tegen een uur of 22:00-24:00 toen hij aankwam bij mij. De auto stond er niet. [appellant] was geshockeerd.
Ja ik heb hem zien parkeren in het parkeervak. Het is een grote auto, die moest achteruit geparkeerd worden.
Ik kon de auto niet vanaf het huis van mijn oma geparkeerd zien staan. Hij stond om de hoek. Er was geen plek voor de deur. Hij stond in de [adres1] . Het adres van mijn oma is [adres2] .
Ik heb gezien waar de auto geparkeerd is. Ik heb hem opgevangen en aangewezen waar hij kon parkeren op straat.
2.9
Aan Achmea kan als opvallend worden toegegeven dat bergingsbedrijven niet hebben bevestigd dat [appellant] heeft gevraagd of de Volkswagen Transporter was afgesleept, dat [appellant] politieaangifte heeft laten doen door een gevolmachtigde vriend, dat [appellant] de contactsleutel (al of niet met zijn huissleutel eraan geringd) na de verdwijning van de auto in [plaats1] heeft vergeten en pas bij het tweede gesprek, van 11 juni 2018, bij Achmea heeft ingeleverd en dat [appellant] niet kan aantonen dat hij per trein is teruggereisd. Maar dit alles doet afzonderlijk en ook in onderling verband en samenhang niet af aan het feit dat [appellant] blijkens het voorgaande met een redelijke mate van zekerheid heeft bewezen dat hij de auto met de ingeleverde contactsleutel kon besturen en dat deze is gestolen. Het wordt evenmin anders doordat [appellant] , zoals Achmea aanvoert, wisselende verklaringen zou hebben afgelegd over de aankoop van de auto (van een particulier of bedrijf), de betaling van de aankooprijs van € 14.500 (uit spaargeld of lening) en de kilometerstand van de auto ten tijde van de diefstal (166.231 km in plaats van de opgegeven 151.000 of ongeveer 161.000 km).
De conclusie is dan ook dat de Volkswagen Transporter is gestolen. Dit levert een verzekerde schade op als bedoeld in artikel 7 van de rubriek
“3 Diefstal en inbraak (PAV-RV-50-181)”van de Autoverzekering.
geen dekkingsuitsluitingen
2.1
Subsidiair heeft Achmea het verweer gevoerd dat [appellant] op grond van artikel 13 van die rubriek geen recht heeft op uitkering nu hij heeft nagelaten de tot de Volkswagen Transporter behorende sleutel(s) te overhandigen. Hij heeft echter wel de juiste sleutel overhandigd. Daarom gaat dit verweer niet op.
2.11
Meer subsidiair heeft Achmea erop gewezen dat op grond van artikel 8 van die rubriek niet verzekerd is fraude, gedefinieerd in het onderdeel
“Begrippen”van de algemene voorwaarden:
“U of een verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet alles:
• Of om een vergoeding van ons te krijgen.
• Of om een verzekering af te sluiten of te houden.”
Achmea heeft haar beroep op fraude uitsluitend beperkt tot overhandiging van een verkeerde contactsleutel, maar daarvan is geen sprake. Het beroep op fraude gaat daarom niet op.
omvang van de schadevergoedingsplicht
2.12
[appellant] stelt zijn schade als gevolg van de diefstal op de aankoopwaarde van de Volkswagen Transporter per 8 april 2018.
Volgens artikel 14 betaalt Achmea, als de verzekerde de auto drie jaar of korter heeft, de aanschafwaarde van de auto als de verzekerde de aanschafwaarde aantoont met een rekening of bankafschrift.
[appellant] heeft geen rekening of bankafschrift maar wel een kwitantie overgelegd (productie 3 bij inleidende dagvaarding). Daarin heeft de ontvanger [appellant] gekweten voor de betaling van € 14.500 op 8 april 2018 te Zandvoort. [de getuige4] heeft als getuige bevestigd dat hij die kwitantie heeft geschreven en ondertekend en verder verklaard dat hij de Volkswagen Transporter toen aan [appellant] heeft verkocht. Op die datum is het kenteken van de Volkswagen Transporter ook op naam van [appellant] gesteld. [de getuige4] bleef bij zijn verklaring in productie 13 bij conclusie van antwoord in reconventie dat hij handelde namens Jora Trading. Bij die stand van zaken kan er in redelijkheid geen twijfel over bestaan dat [appellant] op 8 april 2018 € 14.500 voor de Volkswagen Transporter heeft betaald. De door Achmea ingeroepen dagwaarde van € 7.000 volgens de dagwaarderegeling van artikel 15 komt dan niet meer aan de orde. Achmea is dus verplicht tot betaling van het bedrag van € 14.500.
wettelijke rente
2.13
Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente, die pas verschuldigd is vanaf het moment dat Achmea met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. [3] Dat was niet het moment van de ontdekking van de diefstal op 20 april 2018, maar wel na het verstrijken van de bij de ingebrekestelling van 16 augustus 2018 gestelde termijn van een week, derhalve met ingang van 24 augustus 2018.
de vordering in reconventie tot vergoeding van de kosten van het toedrachtonderzoek, van het technische onderzoek aan de sleutel en van de vertaling
2.14
Nu niet is komen vast te staan dat [appellant] fraude heeft gepleegd dan wel bewust onwaarheid heeft verklaard, kan er geen sprake zijn van de door Achmea primair ingeroepen tekortkoming dan wel subsidiair aangevoerde onrechtmatige daad. De daarop gegronde vordering in reconventie moet daarom worden afgewezen.
bewijsaanbod
2.15
Achmea heeft geen feiten en/of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom passeert het hof haar, overigens ongespecificeerde, bewijsaanbiedingen in eerste aanleg en in hoger beroep.

3.De slotsom

3.1
Het hoger beroep slaagt. Het bestreden eindvonnis zal worden vernietigd. Het gevorderde zal in conventie worden toegewezen en in reconventie worden afgewezen, alles zoals hieronder vermeld.
3.2
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal Achmea worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 102,55
- griffierecht
€ 79,00
totaal verschotten € 181,55
- salaris advocaat € 450 (2,5 punten x kantontarief € 180).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 104,25
- griffierecht € 324,00
- getuigentaxen
€ 190,40
totaal verschotten € 618,65
- salaris advocaat € 3.342 (3 punten x appeltarief II).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 juni 2019 en doet opnieuw recht:
veroordeelt Achmea om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen de somma van € 14.500, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Achmea in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg in conventie en reconventie vastgesteld op € 181,55 voor verschotten en op € 450 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 618,65 voor verschotten en op € 3.342 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in conventie en in reconventie meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, B.J. Engberts en N. van Tiggele-van der Velde, is door de voorzitter ondertekend en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.

Voetnoten

2.Zie artikel 164 lid 2 Rv en rechtspraak, ingezet met HR 31 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1688
3.zie artikel 6:119 lid 1 BW