Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van een eenvoudige gemeenschap na de echtscheiding van partijen, die in 1994 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan. De man heeft op 19 juli 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Gelderland op 12 februari 2021 de echtscheiding heeft uitgesproken. De man is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank, waarin is bepaald dat hij aan de vrouw een partneralimentatie van € 2.220,- per maand moet betalen. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om de alimentatie als een som ineens van € 316.800,- vast te stellen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof heeft geoordeeld dat de man een lagere draagkracht heeft dan eerder vastgesteld en dat de partneralimentatie moet worden verlaagd naar € 1.303,- per maand. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het saldo op de opbouwspaarrekening geheel aan de man toekomt. De verzoeken van de vrouw om een som ineens en om een gebruiksvergoeding zijn afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.