ECLI:NL:GHARL:2022:6291

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
21/00883
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag toeristenbelasting door gemeente Midden-Drenthe

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 17 juni 2021 de aanslag in de toeristenbelasting voor het jaar 2018 van € 12.101,70 heeft gehandhaafd. De heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Drenthe had deze aanslag opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar had aangetekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 28 juni 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat het belastbare feit voor de toeristenbelasting zich niet had voorgedaan voor de jaarplaatsen op de camping, omdat er geen directe relatie zou zijn tussen de jaarvergoeding en het verblijven op die plaatsen. De heffingsambtenaar betwistte dit en voerde aan dat de jaarvergoeding wel degelijk verband houdt met het houden van verblijf met overnachting.

Het Hof oordeelde dat de aanslag in de toeristenbelasting terecht was opgelegd, omdat de jaarvergoeding ook betrekking heeft op de mogelijkheid om te verblijven en overnachten. Daarnaast werd het beroep van belanghebbende op schending van het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat hij geen concrete gevallen had aangedragen waarin vergelijkbare belastingplichtigen geen toeristenbelasting was opgelegd. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van begunstigend beleid door de heffingsambtenaar. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 21/00883
uitspraakdatum: 19 juli 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 juni 2021, nummer LEE 19/4349, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de gemeente Midden-Drenthe(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de toeristenbelasting opgelegd van € 12.101,70.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.
1.5.
Belanghebbende heeft voor de zitting op verzoek van de griffier stukken ingestuurd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. H.W. de Willigen, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteert een camping aan de [adres] te [vestigingsplaats] , gelegen in de gemeente Midden-Drenthe (hierna: de gemeente).
2.2.
Op de camping kan worden overnacht tegen een vergoeding. In 2018 hebben 9.309 overnachtingen plaatsgevonden. Circa 75% van de overnachtingen heeft plaatsgevonden op plekken waarop stacaravans/chalets staan, de zogeheten jaarplaatsen. Om een (eigen) stacaravan of chalet op een dergelijke jaarplaats te kunnen plaatsen en om aldaar te kunnen verblijven en overnachten, dient door personen aan belanghebbende een jaarvergoeding te worden betaald.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de aanslag in de toeristenbelasting tot de juiste hoogte aan belanghebbende is opgelegd.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar, en tot vermindering van de aanslag met 75%. Belanghebbende stelt daartoe primair dat het belastbare feit voor de toeristenbelasting zich ten aanzien van de onder 2.2 genoemde jaarplaatsen niet heeft voorgedaan, en subsidiair dat het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden.
3.3.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Artikel 1 van de Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2018 van de gemeente (hierna: de Verordening toeristenbelasting), waarin het belastbare feit is gedefinieerd, luidt als volgt:
“Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.”
4.2.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat het belastbare feit voor de toeristenbelasting zich ten aanzien van de onder 2.2 genoemde jaarplaatsen niet heeft voorgedaan, omdat geen sprake is van het
tegen een vergoedinghouden van verblijf met overnachting. Daartoe voert belanghebbende aan dat geen directe relatie bestaat tussen het verblijven en overnachten enerzijds en de onder 2.2 genoemde jaarvergoeding anderzijds. De natuurlijke persoon is namelijk dezelfde vergoeding verschuldigd indien hij en/of zijn gezinsleden geen enkele nacht in de chalet/stacaravan verblijven of overnachten, aldus belanghebbende. Deze opvatting van belanghebbende is echter onjuist. Vaststaat dat de jaarvergoeding (mede) wordt betaald voor de mogelijkheid aldaar te kunnen verblijven en overnachten. Daarmee is sprake van een vergoeding als bedoeld in artikel 1 van de Verordening toeristenbelasting (vgl. HR 7 juni 2002, nr. 36.316, ECLI:NL:HR:2002:AD3600). Nu de overige elementen van het belastbare feit niet in geschil zijn, heeft (ook) met betrekking tot het houden van verblijf met overnachting op de jaarplaatsen het belastbare feit als bedoeld in artikel 1 van de Verordening toeristenbelasting zich hier voorgedaan.
4.3.
Belanghebbende heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden, aangezien aan verhuurders van in de gemeente gelegen woningen geen aanslagen in de toeristenbelasting worden opgelegd in de gevallen waarin de woning het gehele jaar door een persoon wordt gehuurd en die persoon geen hoofdverblijf in de gemeente heeft. Desgevraagd heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting van het Hof verklaard dat hij zich hierbij uitsluitend beroept op door de heffingsambtenaar gevoerd begunstigend beleid ten aanzien van voornoemde verhuurders. De gemachtigde van belanghebbende heeft verklaard zich daarbij enkel te baseren op een omstreeks het heffingstijdvak met de heffingsambtenaar gevoerd telefoongesprek waarin deze hem, op de door de gemachtigde voorgelegde vraag wat er zal worden geheven als hij een heel jaar een huis zou huren binnen de gemeente en hij niet zijn hoofdverblijf binnen de gemeente heeft, zou hebben meegedeeld dat hij in dat geval een aanslag in de forensenbelasting behoort te ontvangen. Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar gemotiveerd betwist dat hetgeen de gemachtigde van belanghebbende stelt zo is gezegd en betwist dat sprake was van een dergelijk gevoerd begunstigend beleid. In voorkomende gevallen werd volgens de heffingsambtenaar aan de verhuurder een aanslag in de toeristenbelasting opgelegd en niet aan de huurder een aanslag in de forensenbelasting.
4.4.
Van schending van het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur is sprake als een juiste wetstoepassing in andere, aan dat van de belanghebbende zowel feitelijk als rechtens gelijke, gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven, onder toepassing van – in dit geval (zie 4.3.) – een begunstigend beleid.
4.5.
Belanghebbende beroept zich, naar het Hof begrijpt, op niet gepubliceerd begunstigend beleid ten aanzien van verhuurders van woningen, dat ten onrechte niet in zijn geval is toegepast. Belanghebbende heeft evenwel op geen enkel concreet geval gewezen waarin met hem vergelijkbare belastingplichtigen geen toeristenbelasting is geheven. Dit heeft tot gevolg dat bij het Hof geen vermoeden is ontstaan van enig begunstigend beleid waarin op systematische wijze wordt afgeweken van de Verordening toeristenbelasting. Hier doet zich dan ook niet een geval voor als bedoeld in HR 23 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL8260, r.o. 3.5. Daargelaten of het geval van verhuurders van woningen vergelijkbaar is met zijn geval, heeft belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van door de heffingsambtenaar gevoerd begunstigend beleid. De enkele verwijzing naar het telefoongesprek, waarvan de heffingsambtenaar de inhoud betwist, is daartoe onvoldoende. Niet alleen heeft belanghebbende de inhoud van het gesprek niet aannemelijk gemaakt, maar hetgeen belanghebbende over het gesprek heeft aangevoerd, namelijk dat iets volgens de heffingsambtenaar behoort te geschieden, hoeft bovendien niet te duiden op gevoerd begunstigend beleid. De opmerking van de heffingsambtenaar kan net zo goed zien op een (foutieve) interpretatie van de gestelde vraag of van de van toepassing zijnde regeling. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel slaagt derhalve niet.
4.6.
Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag tot de juiste hoogte is opgelegd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. T. Tanghe, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(G.B.A. Brummer)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 juli 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.