ECLI:NL:GHARL:2022:6208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
200.306..054
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag over minderjarige in belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn jongste kind, [de minderjarige2]. De vader, vertegenwoordigd door mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens, had in eerste aanleg bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om samen met de moeder, [verweerster], belast te worden met het ouderlijk gezag over [de minderjarige2]. Dit verzoek was door de rechtbank afgewezen, wat de vader noopte tot hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2022 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Pool, heeft de dagelijkse zorg voor beide kinderen en heeft geen contact met de vader. De vader heeft hulp van een persoonlijk begeleider, maar zijn emotionele stabiliteit is een punt van zorg. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek van de vader af te wijzen, omdat de situatie van de vader nog niet stabiel genoeg is en er eerst gewerkt moet worden aan communicatie tussen de ouders.

Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van [de minderjarige2] vooropgesteld en geconcludeerd dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. De ouders zijn niet in staat om gezamenlijk beslissingen te nemen over hun kinderen, wat essentieel is voor het gezamenlijk gezag. De moeder heeft de vader niet geïnformeerd over belangrijke zaken, zoals de inschrijving van [de minderjarige1] op school. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de aanbeveling dat de ouders in de toekomst beter moeten communiceren over de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.054
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 525688)
beschikking van 19 juli 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te De Meern,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 januari 2022;
- akte aanvulling producties van mr. Van den Heuvel-Beerens van 23 juni 2022 met een akte aanvullende producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 juli 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de moeder haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2018 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2020 in [woonplaats1] .
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] . De moeder oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] , afgewezen.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat hij samen met de moeder wordt belast met het gezag over [de minderjarige2] .
4.3
Namens de moeder is ter mondelinge behandeling verweer gevoerd en zij verzoekt het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de vader de rechtbank kan verzoeken om de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. In dat wetsartikel staat ook dat zo’n verzoek alleen maar wordt afgewezen als:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Bij de beoordeling van het verzoek van de vader stelt het hof het belang van [de minderjarige2] voorop. Het wettelijke uitgangspunt is dat de ouders van een kind het gezag gezamenlijk uitoefenen, maar het hof is – net als de rechtbank – van oordeel dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen omdat dat in het belang van [de minderjarige2] noodzakelijk is.
5.3
De ouders praten al een hele tijd niet met elkaar. Ze communiceren ook niet op een andere manier met elkaar, zelfs niet via de hulpverlening die bij beide ouders betrokken is en de ouders bij de communicatie moeten ondersteunen. Daarmee ontbreekt het aan de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag, namelijk dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijk overleg en beslissingen over hun kind in goed overleg kunnen nemen.
De moeder is de verzorgende ouder van [de minderjarige2] (en [de minderjarige1] ). De moeder heeft de dagelijkse zorg over haar. De moeder heeft hulp van een persoonlijk begeleider van [naam1] die haar ondersteunt bij haar dagelijks leven. De moeder vertrouwt de vader niet en houdt ieder contact met hem af; zij informeert de vader niet over de kinderen, ook niet via haar begeleider of via de begeleider van de vader. Namens de moeder is nog verteld dat op dit moment de begeleide omgangsregeling met [de minderjarige1] is opgeschort omdat vader zich niet aan de afspraken houdt.
De vader heeft ook hulp. Hij heeft een persoonlijk begeleider van [naam2] die hem ondersteunt bij met name praktische (regel)zaken. Alle contacten die de vader met de hulpverlening heeft, lopen via zijn persoonlijk begeleider. Daarnaast heeft de vader contact met de politie. De vader heeft moeite met het reguleren van zijn emoties waardoor hij ongenuanceerd zijn boosheid kan laten blijken. Ook op de mondelinge behandeling vond de vader het soms lastig om zich te beheersen. Volgens de vader is zijn boosheid echter nooit tegen de kinderen gericht geweest en daarvan is het hof op basis van het gesprek met de vader op de zitting ook wel overtuigd geraakt. Verder stelt de vader dat hij geen verslavende middelen meer gebruikt. Bewijzen daarvan zijn niet overgelegd.
De raad heeft het hof geadviseerd om het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad vindt de situatie van de vader nog niet stabiel genoeg en vindt dat de ouders eerst maar eens moeten gaan communiceren met elkaar. De raad vindt het belangrijk dat er eerst wordt toegewerkt naar omgang tussen de vader [de minderjarige2] .
Het hof is met de raad van oordeel dat de situatie waarin de vader verkeert nog onvoldoende stabiel is om betrouwbaar en voorspelbaar te zijn voor [de minderjarige2] (en [de minderjarige1] ). Het hof overweegt dat het nu dan ook nog te vroeg is om de vader ook te belasten met het gezag over [de minderjarige2] . De ouders moeten in de komende periode eerst aan zichzelf werken.
De moeder zal de vader moeten gaan informeren over beide kinderen. Op de zitting heeft de advocaat van de moeder gezegd dat hij met haar gaat bespreken dat ze de vader moet informeren over [de minderjarige2] (en [de minderjarige1] ). De vader heeft daar recht op en voorkomen moet worden dat daar procedures over moeten worden gestart om die informatie via de rechter af te dwingen. Daar was iedereen het op de zitting wel mee eens.
Het hof gaat er dan ook vanuit dat de moeder de vader in de toekomst zal informeren over de kinderen, desnoods – eerst – via de persoonlijk begeleiders van de ouders. De vader moet ook zijn best blijven doen: hij moet blijven werken aan de beheersing van zijn emoties.
5.4
Het hof betrekt in zijn oordeel ook dat de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] niet soepel verloopt. Op de zitting van het hof is gebleken dat de moeder [de minderjarige1] kort geleden heeft ingeschreven op een school zonder de vader daarin te betrekken, terwijl de vader mede met het gezag over [de minderjarige1] is belast. Dat geldt ook voor de inschrijving op de buitenschoolse opvang voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] : die is ook niet met de vader besproken.
De vader heeft nog naar voren gebracht dat zijn – begeleide – omgangsregeling met [de minderjarige1] goed verloopt. Het hof is van oordeel dat dit geen reden is om aan te nemen dat ook de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [de minderjarige2] goed zou gaan. De omgang tussen de vader en – de pas tweeëneenhalf jarige – [de minderjarige2] is al bijna een jaar geleden gestopt, waardoor de vader [de minderjarige2] – en [de minderjarige2] de vader – onvoldoende kent. Dit maakt het voor de vader bijna onmogelijk om nu al gezagsbeslissingen te nemen over [de minderjarige2] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 oktober 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 19 juli 2022 uitgesproken door mr. J.U.M. van der Werff in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.