Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“bij akte d.d. 1 september 2010”een huurovereenkomst hebben gesloten en stelt de Rabobank zich daarna garant voor
“al hetgeen huurder ingevolge de bovengenoemde huurovereenkomst (…) verschuldigd zal zijn (…)”tot een maximum van
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
gesloten op 1 september 2010, bestaan tussen [appellant] en de vennootschap en alleen daarom al kan [appellant] geen beroep doen op de bankgarantie) is te strikt. Dit gaat namelijk voorbij aan de wel vaststaande bedoeling van [appellant] en [de bestuurder van de vennootschap] (als bestuurder van de vennootschap) bij het aangaan van de bankgarantie in 2017, te weten om zekerheid te geven aan [appellant] voor de incassering van de huur van zijn pand. De door de curator genoemde uitspraak [1] van de Hoge Raad over de strikte (taalkundige) uitleg van een abstracte bankgarantie betreft een met deze zaak onvergelijkbaar geval (een geschil tussen de opdrachtgever van de bankgarantie en de garanderende bank, waarbij bedrog of willekeur gesteld werd aan de zijde van de begunstigde).
“…Ik heb hem (hof: [de bestuurder van de vennootschap] ) gezegd, ik hou je privé aansprakelijk, maar we gaan het verder via de B.V. doen…”.
op grond van een huurovereenkomsteen verplichting is ontstaan van de vennootschap om aan [appellant] huur te betalen.