Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.De slotsom
4.De beslissing
.Vof per 29 juni 2016 is vereffend;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een financiële afwikkeling tussen twee samenlevers, hier aangeduid als de vrouw en de man. De vrouw is appellante in het principaal hoger beroep, terwijl de man geïntimeerde is in dat beroep en appellante in het incidenteel hoger beroep. De zaak draait om de waardering van de op geld waardeerbare goodwill van een coffeeshop, die door een deskundige is vastgesteld op € 650.000,- per 29 juni 2016. De deskundige heeft drie verschillende waarderingsmethoden toegepast: historische goodwill, rentabiliteitswaarde en toekomstige goodwillmethodiek. De vrouw en de man hebben beiden hun bezwaren geuit tegen de uitkomsten van het deskundigenbericht, maar het hof heeft deze bezwaren niet gevolgd en de waardering van de deskundige overgenomen.
Het hof heeft ook de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen tussen de partijen behandeld, waaronder de garageboxen die aan beide partijen toebehoren. De waarde van deze garageboxen is vastgesteld op respectievelijk € 195.000,- en € 280.000,- per 29 juni 2016. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw aan de man een bedrag van € 42.500,- moet betalen wegens overbedeling. De kosten van de taxatie van de garageboxen zijn voor rekening van de vrouw, omdat zij niet heeft bijgedragen aan de eerdere taxatie.
In de slotsom heeft het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om terugverwijzing naar de rechtbank en heeft het vonnis van 11 april 2018 vernietigd voor wat betreft de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschappen. Het hof heeft de verdeling van de goederen en de financiële verplichtingen tussen de partijen vastgesteld en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is op 19 juli 2022 uitgesproken.