In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet van een AOW-gerechtigde verzoekster. De verzoekster had een verzoek ingediend om de beslagvrije voet te verhogen, omdat de nieuwe wet, de 'Wet vereenvoudiging beslagvrije voet', die op 1 januari 2021 in werking is getreden, leidde tot een aanzienlijke verlaging van haar beslagvrije voet. De kantonrechter oordeelde dat de nieuwe berekeningswijze, die geen rekening houdt met de hogere kosten van levensonderhoud voor AOW-gerechtigden, tot onevenredige hardheid leidt. De verzoekster had eerder een beslagvrije voet van € 1.226,-, maar deze was verlaagd naar € 1.070,-, wat haar in een moeilijke financiële situatie bracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekster recht heeft op een verhoging van de beslagvrije voet met € 156,-, zodat zij voldoende middelen overhoudt om in haar levensonderhoud te voorzien. De kantonrechter benadrukte dat het niet passend is om de beslagvrije voet voor AOW-gerechtigden te verlagen, gezien de stijgende kosten van levensonderhoud, en dat deurwaarders in dergelijke situaties weer rekening zouden moeten houden met de hogere bijstandsnorm voor AOW-gerechtigden. De beslissing houdt in dat de beslagvrije voet met € 156,- wordt verhoogd voor de duur van een jaar, en dat de verwerende partij, Inkassier, wordt veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster.