Uitspraak
[appellante] , m.h.o.d.n. [naam1],
[geïntimeerde] ,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De procedure bij de rechtbank en bij het hof
primair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst met [appellante] , met als gevolg dat [geïntimeerde] jegens [appellante] schadeplichtig is en (2) nakoming van de installatieovereenkomst en schadevergoeding wegens de gemiste subsidie van € 39.100,-;
subsidiair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst met [appellante] en ontbinding van de overeenkomst met schadevergoeding; (4) schadevergoeding ter hoogte van de daadwerkelijke schade die [appellante] heeft geleden, nog op te maken bij staat, dan wel ter hoogte van € 39.100,00 vanwege de gemiste subsidie;
meer subsidiair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst met [appellante] , dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is en dat [geïntimeerde] jegens [appellante] schadeplichtig is; (6) ongedaanmaking van de reeds uitgevoerde prestaties;
in alle gevallen: veroordeling van [geïntimeerde] in de door [appellante] gemaakte buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.
(1) een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [appellante] uit hoofde van de koop-aanneemovereenkomst en dat [appellante] om die reden gerechtigd was om de overeenkomst voornoemd gedeeltelijk te ontbinden voor zover deze betrekking had op de installatie van de kachels;
(2) veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat;
(3) veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest tot aan de dag der algehele voldoening.
4.De vaststaande feiten
5.Het oordeel van het hof
heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat [appellante] het aan zichzelf te wijten heeft dat [geïntimeerde] niet meer is gekomen, omdat zij degene was die eerder de geleverde kachels had moeten betalen, maar dat verweer volgt het hof niet. Allereerst past dit standpunt niet bij wat partijen waren overeengekomen. Verder waren de kachels en voor installatie benodigde onderdelen nog niet geleverd op het moment dat [geïntimeerde] de factuur stuurde en betaling daarvan vroeg. [geïntimeerde] heeft tot slot niet onderbouwd dat de door hem gestuurde factuur van 16 december 2019 opeisbaar was. Uit niets blijkt dat (deel)betaling voorafgaand aan de levering en installatie was overeengekomen.