ECLI:NL:GHARL:2022:6091

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
200.305.625/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot eenhoofdig gezag wegens onbereikbaarheid van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de moeder om het eenhoofdig gezag over haar kinderen te verkrijgen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, stelde dat de vader onbereikbaar was en dat dit in het belang van de kinderen was. De vader had geen verweer gevoerd en was niet verschenen op de zitting. Het hof oordeelde dat er geen contact meer was tussen de ouders en dat de vader zijn verantwoordelijkheden als ouder niet vervulde. Dit leidde tot praktische problemen voor de moeder, die toestemming van de vader nodig had voor belangrijke beslissingen, zoals reizen naar Marokko met de kinderen. Het hof concludeerde dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de kinderen was en dat het noodzakelijk was om het gezag aan de moeder toe te kennen. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof bepaalde dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.305.625/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 257160)
beschikking van 14 juli 2022
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. H. Tadema te Deventer,
en
[de vader](de vader),
p/a [adres] , [woonplaats1] ,
zonder bijstand van een advocaat.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 14 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 januari 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 8 februari 2022 met bijlage(n);
- een brief namens de moeder van 21 maart 2022;
- een brief van de raad van 15 april 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren de moeder, bijgestaan door haar advocaat en [de tolk] , tolk in de Franse taal met tolknummer: [nummer1] .

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2022 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2016 te [plaats1] (Marokko), en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [plaats1] (Marokko). Zij oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij het eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen zal uitoefenen, afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van
14 oktober 2021. Deze grief ziet op de beslissing ten aanzien van het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover daarbij geweigerd is om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , en, opnieuw rechtdoende, haar alsnog te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen en voorts deze beslissing, voor zover de wet toelaat, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vader heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

Oproeping vader
5.1
Uit het uittreksel uit de Basisregistratie Personen blijkt dat de vader ten tijde van de oproeping ter terechtzitting voornoemd briefadres hanteerde als zijnde het adres waarop hij zijn post wenst te ontvangen. De oproeping is aangetekend naar dit briefadres verzonden en niet terugontvangen. De vader is dan ook op de juiste wijze opgeroepen voor de zitting bij het hof op 30 juni 2022, waar hij niet is verschenen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.2
De moeder heeft de Marokkaanse nationaliteit. De vader en de kinderen hebben (naast de Marokkaanse nationaliteit) de Nederlandse nationaliteit. Deze zaak heeft daarom een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
5.3
Op grond van artikel 8 Brussel II-bis (Verordening (EG) nr. 2201/2003) is de Nederlands rechter bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, waaronder kwesties van gezag, als het kind zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft op het tijdstip waarop de zaak bij de rechter aanhangig wordt gemaakt. Omdat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op dat moment hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, waar zij overigens nog steeds wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.4
Omdat er geen grieven zijn gericht tegen de toepassing van Nederlands recht door de rechtbank, zal ook het hof uitgaan van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht.
Inhoudelijk
5.5
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding
van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van
de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.6
Uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang is van het kind. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het ontbreken van een dergelijke basis voor onderling overleg tussen de ouders kan onder omstandigheden tot de conclusie leiden dat het belang van het kind vereist dat het gezag slechts aan één van de ouders toekomt.
5.7
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat er al geruime tijd geen contact/overleg meer heeft plaatsgevonden tussen de vader en de moeder (en de kinderen). Waar tijdens de behandeling bij de rechtbank de vader en de moeder nog zo nu en dan telefonisch met elkaar in contact stonden, is de vader inmiddels volledig buiten beeld. Ook in de onderhavige procedure. De vader heeft zich zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet laten vertegenwoordigen door een advocaat, reageert niet op brieven van het hof (en de advocaat van de moeder die een concept ouderschapsplan heeft gestuurd naar een destijds bij de hulpverlening bekend adres van vader) en was ook niet bij de zitting van het hof aanwezig. Door nergens op te reageren lijkt de vader zich terug te trekken van zijn ouderlijke verantwoordelijkheden. Doordat de vader buiten beeld is, contact vermijdt en
-doordat hij tussen Nederland en Marokko schijnt te pendelen- ook niet altijd duidelijk is waar hij verblijft, wordt de moeder inmiddels geconfronteerd met praktische problemen omdat zij voor verschillende zaken betreffende de kinderen is aangewezen op de toestemming van de vader. Zo heeft de moeder toestemming nodig van de vader om deze maand met de kinderen naar Marokko te mogen reizen, maar heeft zij dat vooralsnog niet met hem kunnen overleggen. Zij verkeert daarom al maanden in onzekerheid of zij met de kinderen haar familie in Marokko kan bezoeken.
5.8
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat de huidige stand van zaken met zich brengt dat een wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof is tot de overtuiging gekomen dat de ouders, nog los van de morele bezwaren die de moeder heeft om met de vader in gesprek te gaan, vanwege het ontbreken van ieder contact tussen hen beiden niet (langer) in staat zijn om in gezamenlijk overleg beslissingen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te nemen. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de vader in de afgelopen periode geen enkele invulling aan het ouderlijk gezag heeft gegeven en in de onderhavige procedure niet is verschenen. De moeder heeft het gezag feitelijk alleen moeten uitoefenen. Daar komt bij dat het hof het aannemelijk acht dat de moeder, zoals zij heeft gesteld, daardoor tegen praktische problemen zal blijven aanlopen bij de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze situatie is niet in het belang van de kinderen.
Daarom zal het hof het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigen en bepalen dat het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voortaan alleen aan de moeder toekomt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en in zoverre beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 14 oktober 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders en bepaalt dat het gezag over [de minderjarige1] , geboren [in] 2016, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2018, voortaan alleen aan de moeder toekomt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter aantekening van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, G.M. van der Meer en
E.F. Groot, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 14 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.