In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de gemeente om een verhaalsbijdrage vast te stellen voor de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige. De gemeente had in eerste aanleg een verzoek ingediend om de verhaalsbijdrage te verhogen, maar dit was door de rechtbank Overijssel afgewezen. De gemeente stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder een wijziging in het inkomen van de man en het vervallen van de partneralimentatie. Het hof oordeelde dat de man, die in 2006 met de vrouw een geregistreerd partnerschap was aangegaan, zijn alimentatieverplichtingen had nagekomen, maar dat de gemeente op basis van artikel 62e lid 2 van de Participatiewet een verzoek kon indienen om de verhaalsbijdrage te herzien. Het hof concludeerde dat de gewijzigde omstandigheden, zoals het hogere inkomen van de man en het vervallen van de partneralimentatie, een herbeoordeling van de alimentatieverplichtingen rechtvaardigden. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man vanaf 1 mei 2020 een verhaalsbijdrage van € 399,15 per maand aan de gemeente moet betalen, en heeft de betalingsachterstand vastgesteld op € 10.777,05. De man werd ook veroordeeld om, indien de bijstand voor de vrouw en de minderjarige wordt beëindigd, een bedrag van € 399,15 per maand te blijven betalen totdat de achterstand volledig is afgelost. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.