ECLI:NL:GHARL:2022:5804

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
200.304.316
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake schadevergoeding door voormalig bewindvoerder aan rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoeker], de voormalig bewindvoerder van [verweerster]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [verzoeker] tekortgeschoten was in zijn taak als bewindvoerder en hem veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 41.528,02 aan [verweerster]. [Verzoeker] is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, terwijl de stichting, die de rol van bewindvoerder heeft overgenomen, incidenteel hoger beroep heeft ingesteld en een hogere schadevergoeding eist. Het hof heeft de zaak aangehouden en [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade. Het hof heeft aangegeven dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een eindbeslissing te nemen en heeft een termijn gesteld voor het indienen van de benodigde documenten. De stichting krijgt vervolgens de kans om op deze stukken te reageren. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.316
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8461469)
beschikking van 7 juli 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J. Engels te Vroomshoop,
tegen
de stichting
[de bewindvoerder], verder te noemen: de stichting,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder en mentor van
[verweerster], verder te noemen: [verweerster] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 15 februari 2021 en 24 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 24 september 2021 wordt hierna ook aangeduid als: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 december 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met een productie;
- een journaalbericht van mr. Geeraths van 15 maart 2022 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 juni 2022 plaatsgevonden.
Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door zijn echtgenote, aan wie bijzondere toegang is verleend;
- mr. Geeraths namens de stichting;
Via een Teamsverbinding hebben aan de mondelinge behandeling deelgenomen:
- [naam1] , werkzaam bij de stichting; en
- [verweerster] .

3.De feiten

3.1
[verzoeker] en [verweerster] zijn broer en zus.
3.2
Bij beschikking van 20 januari 2012 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen van [verweerster] met benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van 16 juni 2015 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verweerster] met benoeming van [verzoeker] tot mentor.
3.4
Bij beschikking van 26 maart 2020 is [verzoeker] door de kantonrechter ontslagen als bewindvoerder en mentor en is de stichting in zijn plaats benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.5
Bij verzoekschrift van 21 april 2020, heeft de stichting verzocht om een schadebedrag vast te stellen omdat [verweerster] als gevolg van het door [verzoeker] gevoerde bewind schade heeft geleden.
3.6
Bij tussenbeschikking van 15 februari 2021 heeft de kantonrechter de stichting in de gelegenheid gesteld om een berekening te overleggen met alle inkomsten en uitgaven van [verweerster] in de periode 2012 tot en met 2020 en [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om op die stukken te reageren. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.7
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de stichting op 17 maart 2021 stukken heeft overgelegd, waarop [verzoeker] op 9 juni 2021 heeft gereageerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter vastgesteld dat [verzoeker] is tekortgeschoten in zijn taak als bewindvoerder en heeft de kantonrechter [verzoeker] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 41.528,02 aan [verweerster] .
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, kosten rechtens.
4.3
De stichting heeft verweer gevoerd en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Zij vraagt het hof het verzoek van [verzoeker] in het principaal hoger beroep af te wijzen. In haar incidenteel hoger beroep verzoekt de stichting het hof de bestreden beschikking te vernietigen en [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 54.162,07, althans € 48.762,07, te vermeerderen met de kosten van de bewindvoering ter grootte van € 8.920,50 en de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 6.500,-, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen, alles met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
4.4
[verzoeker] heeft verweer gevoerd in het incidenteel hoger beroep en gevraagd om die verzoeken af te wijzen, met veroordeling van de stichting in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op grond van artikel 1:445 lid 5 BW in verbinding met artikel 1:362 BW kan de kantonrechter de schade vaststellen die de rechthebbende door slecht bewind van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
5.2
[verzoeker] stelt dat de kantonrechter hem ten onrechte heeft veroordeeld tot betaling van door [verweerster] geleden schade. [verzoeker] heeft het bewind niet slecht gevoerd en er is (dus) geen schade geleden. Hij heeft zich, met de hulp van zijn gezin, altijd ingezet voor het welzijn van [verweerster] , maar ook van hun moeder. De stelling dat hij zijn zuster schade heeft berokkend omdat hij, als leek op het gebied van boekhouding, niet in staat is om alle uitgaven te kunnen verantwoorden, voelt voor hem en zijn gezin als zeer grievend. Hij heeft zijn zuster en moeder nooit moedwillig benadeeld. De jaarlijks door hem afgelegde rekening en verantwoording over het door hem gevoerde bewind is door de kantonrechter altijd akkoord bevonden, aldus [verzoeker] .
5.3
De stichting stelt dat de kantonrechter [verzoeker] terecht heeft veroordeeld tot betaling van de door [verweerster] geleden schade. Nadat de stichting is benoemd tot opvolgend bewindvoerder heeft zij diverse onregelmatigheden geconstateerd in het voorheen door [verzoeker] gevoerde bewind. Een groot aantal mutaties op de bankrekening van [verweerster] , waaronder diverse opnames van contante bedragen van die bankrekening door [verzoeker] , kon door [verzoeker] niet worden verantwoord. De kantonrechter tekent een ingediende rekening en verantwoording in de regel “voor gezien” wat niet betekent dat deze dan ook als akkoord kan worden beschouwd. De door [verweerster] geleden schade is volgens de stichting zelfs nog groter gebleken dan het door de kantonrechter vastgestelde bedrag, zodat [verweerster] zich genoodzaakt ziet om incidenteel hoger beroep in te stellen.
5.4
Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om een eindbeschikking te geven.
Bij de beoordeling van het geschil in hoger beroep zijn de volgende stukken van belang:
- de beschikking waarbij de kantonrechter het bewind heeft ingesteld over de goederen van [verweerster] met benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder;
- de door [verzoeker] (jaarlijks) afgelegde rekening en verantwoording en de met (het bewindsbureau van) de kantonrechter gevoerde correspondentie;
- alle (stempel)beschikkingen waarbij de kantonrechter [verzoeker] toestemming, machtiging of goedkeuring heeft verleend tot beschikking over de goederen van [verweerster] of die toestemming, machtiging of goedkeuring heeft onthouden; en
- de beschikking waarbij de kantonrechter [verzoeker] als bewindvoerder heeft ontslagen.
Het hof zal [verzoeker] in de gelegenheid stellen om genoemde stukken uiterlijk 1 september 2022 alsnog aan het hof over te leggen en een afschrift van die stukken te zenden aan de stichting. De stichting krijgt vervolgens tot 15 september 2022 de gelegenheid om daarop te reageren. Het hof zal vervolgens naar bevind van zaken beslissen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
stelt [verzoeker] in de gelegenheid om de hiervoor in rechtsoverweging 5.4 genoemde stukken uiterlijk 1 september 2022 aan het hof over te leggen;
stelt de stichting vervolgens in de gelegenheid om uiterlijk 15 september 2022 op die stukken te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.H.F. van Vugt en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is door mr. Van Vugt op 7 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.