Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
[de bewindvoerder], verder te noemen: de stichting,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoeker], de voormalig bewindvoerder van [verweerster]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [verzoeker] tekortgeschoten was in zijn taak als bewindvoerder en hem veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 41.528,02 aan [verweerster]. [Verzoeker] is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, terwijl de stichting, die de rol van bewindvoerder heeft overgenomen, incidenteel hoger beroep heeft ingesteld en een hogere schadevergoeding eist. Het hof heeft de zaak aangehouden en [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade. Het hof heeft aangegeven dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een eindbeslissing te nemen en heeft een termijn gesteld voor het indienen van de benodigde documenten. De stichting krijgt vervolgens de kans om op deze stukken te reageren. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.