ECLI:NL:GHARL:2022:5527

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
21-002424-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na terugwijzing door de Hoge Raad in een zaak van medeplegen van voorbereiding van gijzeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder vrijgesproken van het medeplegen van voorbereiding van gijzeling, maar werd in 2018 door het hof veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. De Hoge Raad heeft deze veroordeling in 2020 vernietigd en de zaak teruggewezen naar het hof voor herbeoordeling. Tijdens de zitting op 15 juni 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een veroordeling van de verdachte vroeg. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij de voorbereidingen voor de misdrijven die in de tenlastelegging stonden. Het hof heeft vastgesteld dat uit het dossier niet kon worden afgeleid dat de door de verdachte en medeverdachte verstrekte informatie bestemd was voor het begaan van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Het hof heeft de verdachte daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en verklaarde haar niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor de andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002424-20
Uitspraak d.d.: 29 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 7 juli 2020- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 14 december 2015 met parketnummer 08-730265-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Procesgang

De verdachte is in eerste aanleg, bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel van 14 december 2015 vrijgesproken van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde en veroordeeld ter zake van het onder 1 tenlastegelegde (medeplegen van voorbereiding van medeplegen van gijzeling) tot een gevangenisstraf voor de duur van 2,5 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in hoger beroep bij arrest van 25 oktober 2018 verdachte veroordeeld ter zake het onder 1 tenlastegelegde (medeplegen van voorbereiding van medeplegen van gijzeling en/of medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven en/of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen) tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Bij arrest van 7 juli 2020 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 tenlastegelegde tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. C.J.J. Visser, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep ter zake van feit 2 primair en subsidiair
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van de onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft - voor zover in hoger beroep aan de orde - bij vonnis van 14 december 2015, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het medeplegen van voorbereiding van medeplegen van gijzeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2,5 jaar, met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met
1 april 2015 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het (medeplegen van) gijzeling als bedoeld in artikel 282a Wetboek van Strafrecht en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoel in artikel 282 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk informatie heeft/hebben verzameld over/van één of meerdere personen, te weten over
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3]
en/of (vervolgens) die informatie op schrift heeft/hebben gesteld, welke geschriften (onder meer) de navolgende informatie van/over voormelde personen bevatten:
- personalia en/of
- adresgegevens en/of
- merk en/of type en/of kentekengegevens van door voormelde perso(o)n(en) bestuurd(e)/gebruikte voertuig(en) en/of
- één of meer foto's en/of
- ( andere) persoonlijke en/of zakelijke informatie
- het te eisen losgeldbedrag (1.000.000 euro en/of 1.250.000 euro en/of 750.000 euro)
en aldus geschriften en/of foto's, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 1 tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, dat hiertoe de in het arrest van het hof van 25 oktober 2018 gebezigde bewijsvoering dient te worden aangevuld met diverse passages uit de voorhanden zijnde stukken in het dossier en dat er dan wel voldoende bewijs is dat de door verdachte en medeverdachte verstrekte foto's en geschriften waren bestemd tot het begaan van de in de tenlastegelegde genoemde misdrijven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan haar onder 1 tenlastegelegde feit. Daartoe heeft de raadsman, kort samengevat, aangevoerd dat:
  • primair:
  • subsidiair:
 de uitwerkingen van de gesprekken die ná 31 oktober 2014 zijn gevoerd tussen verdachte, haar moeder en medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dienen te worden uitgesloten van het bewijs, omdat verdachte de haar verweten handelingen al op 31 oktober 2014 had verricht en de nadien gevoerde gesprekken niet redengevend kunnen zijn voor het verwijt dat verdachte wordt gemaakt;
 het tenlastegelegde medeplegen niet kan worden bewezen.
Overwegingen en het oordeel van het hof
Feiten en omstandigheden
Uit de inhoud van het dossier is - samengevat - af te leiden dat medeverdachte [medeverdachte 1] , is benaderd door [medeverdachte 2] . Op zijn verzoek heeft [medeverdachte 1] vervolgens contact met [medeverdachte 2] opgenomen en is er een gesprek in een café, op 30 oktober 2014, tot stand gebracht. Ook nadien heeft [medeverdachte 1] samen met verdachte meerdere malen met [medeverdachte 2] een gesprek gevoerd. Aanvankelijk is tijdens die gesprekken, onder meer, gesproken over mogelijkheden om de huurbaas van [medeverdachte 1] te (laten) benaderen en onder druk te zetten teneinde aan geld te komen. [medeverdachte 2] heeft in de gesprekken de mogelijkheden daartoe geïnventariseerd en medegedeeld op welke wijze hij daarin door inschakelingen van (criminele) derden behulpzaam kon zijn. In de loop van de gesprekken zijn door [medeverdachte 1] de namen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (hierna ook gezamenlijk als 'de slachtoffers' aan te duiden) genoemd als vermogende personen jegens wie zij wraakgevoelens koesterde en die, door de door [medeverdachte 2] in te schakelen groep mensen, konden worden benaderd, teneinde te bewerkstelligen dat er grote geldbedragen zouden worden betaald. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben daartoe [medeverdachte 2] voorzien van schriftelijke informatie over de slachtoffers met foto’s en de te eisen losgeldbedragen.
Uiteindelijk is er tijdens een laatste bijeenkomst gevierd dat [slachtoffer 2] was ontvoerd en dat er 2,3 miljoen euro losgeld was betaald, dat zich in de door [medeverdachte 2] getoonde tas bevond. Dat bleek echter niet zo te zijn. [medeverdachte 2] heeft in dit laatste gesprek uit de doeken gedaan dat hij alles in scène had gezet en dat hij alle gesprekken had opgenomen.
Toetsingskader
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit artikel luidt:
"Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft."
Blijkens, onder meer, het arrest van de Hoge Raad (r.o. 3.2.2) in de onderhavige zaak wordt met "dat misdrijf" in de zinsnede "bestemd tot het begaan van dat misdrijf" gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. (Vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956.) Dat betekent dat het object waarop een in artikel 46 Sr genoemde gedraging betrekking heeft, moet zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat is voorbereid, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad merkt daarbij nog op dat artikel 46 Sr zich mede hierin onderscheidt van de strafbaarstelling van poging om een ander te bewegen een misdrijf te begaan in artikel 46a Sr, in die zin dat het in artikel 46a Sr bedoelde middel, waaronder het verschaffen van inlichtingen, wordt aangewend om de ander te bewegen een misdrijf te begaan en niet van betekenis hoeft te zijn voor de uitvoering van dat misdrijf.
Beoordeling
De advocaat-generaal heeft ter zitting van 15 juni 2022 geen wijziging tenlastelegging gevorderd, zodat de zaak dient te worden beoordeeld op de tenlastelegging zoals deze na wijziging in eerste aanleg luidt.
De advocaat-generaal heeft, zoals hiervoor reeds overwogen, diverse passages uit stukken in het dossier genoemd waaruit zou blijken dat de door verdachte en medeverdachte verstrekte foto's en geschriften waren bestemd tot het begaan van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Het hof is echter van oordeel dat de genoemde passages zien op de voorbereiding van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven en niet op het begaan van die misdrijven. Het hof verwijst daarbij naar de uitspraak van [medeverdachte 2] , gedaan na ontvangst van de door verdachte en medeverdachte verzamelde informatie, dat er alleen nog maar gepost hoeft te worden en dat als ze het heel secuur willen doen, je dan drie weken nodig hebt en dat je dan een ‘hele goede structuurlijn’ hebt van de mensen (pagina 177 van het dossier). Tijdens een later gesprek zegt [medeverdachte 2] dat “ze met een zilveren busje aan het posten” zijn en dat ze één keer per week aan het posten zijn en kijken wat een goed moment is om toe te slaan, dat ze voordat ze de slachtoffers gaan pakken er 2 dagen aaneengesloten zal worden geobserveerd en dat ze dan altijd weten waar ze zich bevinden (p. 187 van het dossier). De door verdachte en medeverdachte verstrekte informatie zou aldus bij de observatie van de slachtoffers, en dus bij de voorbereiding van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven, worden gebruikt. Uit het dossier, waaronder de door de advocaat-generaal genoemde passages, kan echter niet worden afgeleid dat de door verdachte en medeverdachte verstrekte informatie was bestemd tot het begaan van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 29 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.