In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een B.V. die een kledingwinkel exploiteert in een winkelpand. De heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente had de WOZ-waarde van het pand vastgesteld op € 742.000 voor het kalenderjaar 2020, met een aanslag in de onroerendezaakbelasting van € 2.858. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had beroep aangetekend bij de rechtbank Overijssel, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Tijdens de zitting op 8 juni 2022 heeft belanghebbende betoogd dat de heffingsambtenaar een te hoge huurwaarde in aanmerking heeft genomen en dat de waarde van het pand moet worden vastgesteld op basis van de verlaagde huurprijs van € 32.000 per jaar, die was overeengekomen na een huurkorting. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde van € 742.000, onderbouwd met een taxatierapport.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het Hof hechtte waarde aan de huurprijzen van vergelijkingsobjecten in hetzelfde winkelcentrum en concludeerde dat de door de heffingsambtenaar gehanteerde huurprijs van € 260 per m2 niet te hoog was. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.