Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- een akte uitlating producties van 29 maart 2022
geenonderdeel van het geschil uitmaakt. Op de
tweedetekening is met een dikke lijn aangegeven waar [appellanten] c.s. de schutting hebben geplaatst waar dit geschil
welover gaat.
heggen en/of andere aanplantingen aan te brengen en te houden, welke hoger dan vijftig centimeter kunnen opgroeien”.
de aard van het verbod. Aan de andere kant biedt het beding naar de letter ook geen aanknopingspunt voor de uitleg van [appellanten] c.s. over
de fysieke reikwijdteervan: zij hebben erop gewezen dat de oorspronkelijke oprit van het perceel van [geïntimeerden] – dus nog voor de aankoop van de strook met nummer 3180 - niet zo breed was. Het zou daarom logisch zijn geweest dat de eigenaar van dat perceel in 1968 wilde voorkomen dat er heggen en/of struiken en/of bomen bij de erfgrens zouden worden geplant die nogal breed zouden worden, waardoor het gebruik van het pad nog verder zou worden bemoeilijkt. Daarom zou het beding slechts op de erfgrens betrekking hebben. Deze uitleg verdraagt zich niet met het feit dat het beding niet spreekt over een erfgrens. Het ziet naar de letter immers op een heel perceel. Opschietende begroeiing op dat perceel zelf beperkt het gebruik van de oprit niet, terwijl dat hele perceel wel bepalend is voor het uitzicht van [geïntimeerden] c.s. op de openbare weg. De uitleg van geen van partijen is dus in overeenstemming te brengen met de bewoordingen van het beding.