ECLI:NL:GHARL:2022:5120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
200.306.598/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en benoeming bijzondere curator in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling voor een minderjarige. De ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarige die in 2013 is geboren. De rechtbank Noord-Nederland had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar deze was opgeschort omdat er geen gezinsvoogd beschikbaar was. Inmiddels is er een jeugdbeschermer aangesteld, wat aanleiding gaf voor het hof om de zorgregeling opnieuw vast te stellen.

Het hof heeft de ouders opgeroepen om samen met de hulpverlening aan de slag te gaan om de ontwikkelingsbedreigingen van hun kind weg te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2022 is er uitgebreid gesproken over de zorgen rondom de opvoedingsomgeving van de minderjarige. De ouders hebben elk gebrek aan vertrouwen in elkaar als opvoeder en er zijn ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders hun eigen rol in de situatie kritisch moeten bekijken en dat zij samen moeten werken aan een oplossing.

De beslissing van het hof houdt in dat de zorgregeling wordt gewijzigd, waarbij de minderjarige minimaal eenmaal per week een dag bij de vader verblijft. De verdere uitbreiding van de zorgregeling zal onder regie van de gecertificeerde instelling plaatsvinden. Daarnaast heeft het hof besloten dat de benoeming van een bijzondere curator niet meer in het belang van de minderjarige is, nu er een vaste jeugdbeschermer is aangesteld. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.598/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 137238)
beschikking van 16 juni 2022
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. D. Jakobs te Emmen,
en
[verweerder](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder,
advocaat: mr. H.Q.N. Renon te Assen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de GI),
gevestigd te Assen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 10 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 8 februari 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 14 februari 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift namens de vader met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 16 april 2022 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 mei 2022 plaatsgevonden. De ouders zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [naam1] verschenen.
[naam2 ] heeft namens de GI online deelgenomen aan een gedeelte van de zitting via een Teams-verbinding.
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof ingekomen een journaalbericht namens de vader van 30 mei 2022 en een journaalbericht namens de moeder van 1 juni 2022 met bijlage(n).

3.De feiten

3.1
De ouders hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2013. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 15 juli 2020 is
- voor zover hier van belang - een zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat [de minderjarige] bij haar vader verblijft:
- elke maandag uit school tot woensdag naar school;
- de weekenden van de even weken, inhoudende van vrijdag uit school tot woensdag
naar school;
- de helft van de vakanties;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per keer voor iedere (gedeeltelijke) niet-nakoming van de zorgregeling door de moeder, met een maximum van € 2.500,-.
Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.3
De moeder en de vader hebben bij de rechtbank verzoeken ingediend betreffende onder meer (een wijziging van) de zorgregeling.
3.4
[de minderjarige] is op 15 oktober 2021 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, als volgt beslist:
“- wijst af het verzoek van de vrouw om haar alleen te belasten met het eenhoofdig gezag;
- […]
- wijst af het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling en bepaalt dat de
zorgregeling zoals die is vastgesteld in de beschikking d.d. 15 juli 2020 van deze rechtbank
met ingang van de week volgend op deze beschikking dient te worden hervat;
- wijst af het verzoek van de vrouw tot benoeming van een bijzondere curator ten behoeve van [de minderjarige] ;
- wijst af de verzoeken van de vrouw genoemd in het petitum van het op 7 oktober 2021 ter
griffie ingekomen aanvullend verzoekschrift van de vrouw;
- […]”;
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
10 november 2021. De eerste grief ziet op de beslissing inzake de zorgregeling. Grief twee ziet op het niet benoemen van een bijzondere curator voor [de minderjarige] en de derde grief ziet op de beslissing aangaande het verbeuren van dwangsommen. De moeder verzoekt te bepalen dat haar verzoeken strekkende tot wijziging van de zorgregeling, de benoeming van een bijzondere curator en het opheffen, dan wel opschorten dan wel verminderen van de dwangsommen alsnog worden toegewezen.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans deze af te wijzen, met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure in beide instanties.
4.4
Bij beschikking van 10 mei 2022 heeft het hof inzake het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering de zorgregeling zoals die is opgenomen in de beschikking van 15 juli 2020 opgeschort voor de duur van het geding in hoger beroep en is bepaald dat [de minderjarige] voor de duur van het geding in hoger beroep in het kader van de zorgregeling minimaal twee maal per week telefonisch of via beeldbellen omgang heeft met haar vader.

5.De motivering van de beslissing

De zorgregeling
5.1
Het hof heeft ter zitting van 18 mei 2022 uitgebreid met de ouders gesproken over de grote zorgen over de opvoedingsomgeving waarin [de minderjarige] verkeert. De ouders missen elk vertrouwen in elkaar als opvoeder van [de minderjarige] . [de minderjarige] kan zich niet vrij bewegen tussen haar ouders. De moeder vreest voor de veiligheid van [de minderjarige] als zij bij haar vader is, de vader vreest voor ouderverstoting. De zorgen over [de minderjarige] zijn zo ernstig dat zij ruim een half jaar geleden onder toezicht is gesteld voor de GI. De hulpverlening voor de ouders is evenwel nog niet (voldoende) van de grond gekomen. Positief is dat de moeder in haar akte van
1 juni 2022 aangeeft dat de raad actief betrokken is en dat er inmiddels een vaste jeugdbeschermer vanuit de GI aangewezen lijkt te zijn. Ook zijn de ouders inmiddels aangemeld voor een traject bij [naam3 ] en is [de minderjarige] aangemeld voor het KIES-traject. De hulpverlening die hard nodig is, lijkt daarmee binnen afzienbare tijd nu te worden opgestart. Echter de inzet van hulpverlening is niet de oplossing van het probleem, het zijn uiteindelijk alleen de ouders van [de minderjarige] zelf die door een gedragsverandering een doorbraak in de huidige patstelling kunnen forceren en de sleutel voor een oplossing in handen hebben. Zij zullen ieder over hun eigen schaduw heen moeten stappen en zich moeten realiseren dat hun eigen opstelling zeer schadelijk is voor de ontwikkeling van [de minderjarige] , zonder daarbij direct naar de andere ouder te wijzen als de schuldige. De ouders dienen kritisch te zijn op hun eigen rol in de ontstane situatie, en zich voorts te realiseren dat zij alleen zichzelf kunnen veranderen, en niet de ander. Zij hebben samen een dochter die, ook nu haar ouders uit elkaar zijn, recht heeft op en belang heeft bij een goede band met haar beide ouders. Het hof acht het van het grootste belang dat de ouders samen aan de slag gaan om de ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] weg te nemen. Een langere procedure bij het hof zal daar naar alle waarschijnlijkheid niet aan bijdragen. De onderhavige procedure vraagt van de ouders dat zij stelling blijven nemen en mogelijk in hun standpunten verharden, terwijl zij die strijdbijl juist neer zouden moeten leggen. De ouders dienen met de hulpverlening hard aan de slag te gaan, zonder dat deze procedure op de achtergrond nog een rol speelt. Het hof zal daarom, in het belang van [de minderjarige] en wetende dat er een vaste jeugdbeschermer voor [de minderjarige] aangewezen is, een beslissing nemen zonder de procedure nog langer aan te houden. Het hof zal de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 15 juli 2020 wijzigen en bepalen dat [de minderjarige] minimaal eenmaal per week een dag op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft. Verdere uitbreiding dient plaats te vinden onder regie van de GI. Indien de GI het in het belang van [de minderjarige] acht dat de zorgregeling wordt uitgebreid met een of meerdere overnachting(en), dan kan zij daartoe overgaan.
De bijzondere curator
5.2
Nu de GI alsnog een vaste jeugdbeschermer voor [de minderjarige] heeft aangewezen, acht het hof, evenals de rechtbank, benoeming van een bijzondere curator niet (meer) in het belang van [de minderjarige] . De jeugdbeschermer is de aangewezen persoon om met [de minderjarige] op een bij haar leeftijd passende wijze in gesprek te gaan. Indien en voor zover de jeugdbeschermer de indruk zou hebben dat [de minderjarige] gebaat is bij een verdergaande vorm van hulpverlening, dan kan de jeugdbeschermer daar zelf toe overgaan.
De dwangsommen en bijkomende kosten
5.3
Nu het hof de zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 15 juli 2020 wijzigt en zoals ook al door het hof opgeschort bij beschikking van 10 mei 2022, vervalt daarmee ook de daaraan gekoppelde dwangsom zoals opgenomen onder 3.4 in het dictum van die beschikking. De moeder heeft verzocht om de dwangsommen op te heffen met ingang van 20 juli 2020. Het hof ziet daar geen aanleiding toe. De moeder heeft, zonder overleg met de vader of de hulpverlening, na het incident op 20 juli 2021 zelf besloten de zorgregeling opnieuw stop te zetten. In een dergelijk geval had het op haar weg gelegen om zelf een procedure bij de rechtbank of de voorzieningenrechter te starten om de zorgregeling tijdelijk te schorsen. Dit heeft zij niet gedaan. Dat de vader zelf niet in actie is gekomen na het stopzetten van de zorgregeling doet daar niets aan af.

6.De slotsom

in het hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van
10 november 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 15 juli 2020 en verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [de minderjarige] aldus dat [de minderjarige] minimaal eenmaal per week een dag op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij verdere uitbreiding onder regie van de GI dient plaats te vinden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, I.A. Vermeulen en J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 16 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.