In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een kind door de vader en de omgangsregeling tussen de ouders. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft bezorgdheid geuit over de mogelijke negatieve impact van de erkenning op haar relatie met het kind en haar eigen emotionele welzijn. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van het kind, waarbij hij stelt dat hij de verwekker is en dat er geen gegronde redenen zijn om zijn verzoek af te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader inderdaad de verwekker is en dat de belangen van het kind en de vader bij erkenning zwaarder wegen dan de bezwaren van de moeder. De moeder heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de erkenning schadelijk zou zijn voor haar relatie met het kind of voor de emotionele ontwikkeling van het kind. Het hof heeft ook opgemerkt dat de moeder hulp en begeleiding nodig heeft om haar angsten te verwerken en dat het belangrijk is dat het kind niet wordt geconfronteerd met deze angsten.
Wat betreft de omgangsregeling heeft het hof geconcludeerd dat het op dit moment te vroeg is om een definitieve regeling vast te stellen, gezien het feit dat het kind de vader nog nooit heeft gezien en er eerst gewerkt moet worden aan de ontwikkeling van een vertrouwensband. Het hof heeft de moeder opgedragen om de vader op de hoogte te houden van belangrijke zaken met betrekking tot het kind, waarbij de vader eenmaal per kwartaal schriftelijk geïnformeerd moet worden. De beslissing van de rechtbank is gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd, waarbij de nieuwe informatieregeling is vastgesteld.