In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 april 2021. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van onroerende zaken op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de daaruit voortvloeiende aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB). De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden vastgesteld voor de onroerende zaken gelegen aan [adres1] 2 tot en met 248, per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het jaar 2019. Na bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de WOZ-beschikkingen vernietigd, maar later opnieuw waarden vastgesteld.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting op 25 mei 2022 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de vernietiging van de eerdere WOZ-beschikkingen werd teruggedraaid en de waardes werden verhoogd. Het Hof heeft vervolgens het hoger beroep gegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 3.036 bedragen. Tevens is de heffingsambtenaar verplicht om het betaalde griffierecht te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 juni 2022 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de andere rechters, met vermelding van de griffier.