ECLI:NL:GHARL:2022:4856

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.274.714/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van ZorgkaartNederland voor anonieme waardering over zorgverlener

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van ZorgkaartNederland voor een anonieme waardering die op hun website is geplaatst over een zorgverlener, [geïntimeerde]. De waardering, die in de zomer van 2018 werd geplaatst, bevatte negatieve opmerkingen over de zorgverlening van [geïntimeerde]. Na een verzoek van [geïntimeerde] om de waardering te verwijderen, heeft ZorgkaartNederland deze pas op 1 oktober 2018 verwijderd. [geïntimeerde] vorderde in eerste instantie bij de rechtbank een verklaring voor recht dat ZorgkaartNederland onrechtmatig had gehandeld door de waardering te plaatsen en deze gedurende langere tijd online te houden. De rechtbank heeft in haar vonnis van 9 oktober 2019 geoordeeld dat ZorgkaartNederland onrechtmatig heeft gehandeld door de waardering te plaatsen en heeft ZorgkaartNederland veroordeeld tot schadevergoeding, maar heeft andere vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen.

In hoger beroep heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat ZorgkaartNederland niet aansprakelijk was voor de plaatsing van de waardering, maar wel voor het feit dat de waardering tot 1 oktober 2018 online was gehouden. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] tot afgifte van de identiteitsgegevens van de inzender van de waardering afgewezen, omdat het belang van de inzender om anoniem te blijven zwaarder woog dan het belang van [geïntimeerde]. Het hof heeft de proceskostencompensatie in hoger beroep toegewezen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en gedeeltelijk bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.274.714/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 224827)
arrest van 14 juni 2022
in de zaak van
Patiëntenfederatie Nederland, h.o.d.n. ZorgkaartNederland,
gevestigd te Utrecht,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
Patiëntenfederatie of ZorgkaartNederland,
advocaat: mr. H.A.J. de Jong, die kantoor houdt te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. O.M.B.J. Volgenant, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 9 oktober 2019 dat de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 9 januari 2022,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep (met producties),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met producties),
- de akte uitlating producties,
- het tussenarrest van 5 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
2.2
Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 maart 2022. Het daarvan opgemaakte verslag (proces-verbaal) maakt deel uit van de stukken. Na afloop van de zitting hebben partijen arrest verzocht en heeft het hof een datum voor arrest bepaald op het voor de zitting overgelegde dossier, aangevuld met het proces-verbaal van de zitting.
2.3
Patiëntenfederatie heeft nog opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal toegezonden. Indien relevant zal het hof deze opmerkingen betrekken bij de hierna weer te geven overwegingen.

3.Waar gaat deze zaak over en wat beslist het hof?

3.1
ZorgkaartNederland exploiteert een website waarop ervaringen met zorgverleners worden gedeeld. In de zomer van 2018 is een negatieve waardering op de website geplaatst over [geïntimeerde] . De waardering is op 1 oktober 2018 van de website verwijderd. [geïntimeerde] meent dat het plaatsen en geplaatst houden van de waardering onrechtmatig is jegens haar en zij houdt ZorgkaartNederland aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg daarvan heeft geleden. Daarnaast maakt zij aanspraak op de afgifte van identiteitsgegevens van de inzender van de waardering.
3.2
Het hof oordeelt dat ZorgkaartNederland niet aansprakelijk is voor de plaatsing maar wel voor het enige tijd geplaatst houden van de waardering. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt afgewezen. Ook de afgifte van identiteitsgegevens van de inzender wijst het hof af.

4.De vaststaande feiten

4.1
[geïntimeerde] werkt als [functie1] in een [bedrijf] . Daarnaast is zij werkzaam als [functie2] door de [naam2] .
4.2
Patiëntenfederatie vertegenwoordigt 180 verschillende patiënten- en consumentenorganisaties. Sinds 2009 exploiteert zij onder de naam ZorgkaartNederland de website www.zorgkaartnederland.nl. Op deze website kunnen (naasten van) patiënten zorgverleners opzoeken, waarvan naam, geslacht, specialisme en werkgever zijn vermeld.
Ook kunnen ervaringen met de zorg worden gedeeld door waarderingen over zorgverleners op de website te plaatsen. Dat gebeurt door online een formulier in te vullen, waarbij op zeven onderdelen (luisteren, uitleg, deskundigheid, voor- en nadelen, samen beslissen, samenwerking en behandeling) een cijfer van 1 tot 10 kan worden gegeven. Daarnaast is ruimte voor een toelichting. De waarderingen zijn anoniem. Onder de waarderingen staat de tekst: “
de redactie kan een waardering niet op waarheid controleren. Een waardering is de persoonlijke mening van de inzender”. Zorgverleners hebben de mogelijkheid om onder elke waardering een reactie te plaatsen.
4.3
In de zomer van 2018 is een waardering over [geïntimeerde] geplaatst op de website van ZorgkaartNederland. [geïntimeerde] is daarbij op alle onderdelen gewaardeerd met een “2”. In de vrije toelichting staat:

Vreselijke dokter. Laat beslissingen niet aan de patiënt over. Beledigend, en onjuiste zorg geleverd, oftewel geen zorg geleverd. Buiten het boekje gegaan omtrent haar eigen mening, totaal geen respect gehad voor onze mening en beslissing”.
4.4
Op 16 juli 2018 heeft [geïntimeerde] aan de redactie van ZorgkaartNederland gemaild dat zij zich niet herkende in de slechte beoordeling en verzocht in contact te worden gebracht met de auteur van de beoordeling om te kunnen nakijken om welke casus het gaat.
In een e-mail van 18 juli 2018 heeft [geïntimeerde] aan de redactie van ZorgkaartNederland gevraagd of het mogelijk was haar naam en alle beoordelingen te verwijderen. Dezelfde dag heeft ZorgkaartNederland per e-mail aan [geïntimeerde] laten weten dat niet zal worden voldaan aan het verzoek haar naamsvermelding en de daarbij behorende waarderingen te verwijderen en dat zij gebruik kan maken van de reactiemogelijkheid. Daarnaast heeft ZorgkaartNederland aangegeven dat de naam van de inzender zonder toestemming niet kan worden verstrekt en dat de inzender zal worden gevraagd of deze in contact wil komen met [geïntimeerde] .
Op 17 augustus 2018 heeft ZorgkaartNederland [geïntimeerde] bericht dat de inzender geen contact met [geïntimeerde] wil, maar dat [geïntimeerde] nog wel een reactie onder de waardering kan plaatsen.
4.5
Bij brief van 12 september 2018 heeft de advocaat van [geïntimeerde] Patiëntenfederatie laten weten dat [geïntimeerde] zich niet herkent in de forse beschuldigingen die over haar persoon en over de kwaliteit van de door haar geleverde zorg worden geuit en dat zij gegronde redenen heeft om te vermoeden dat het hier gaat om valse berichtgeving. Patiëntenfederatie is gesommeerd de waardering en alle persoonsgegevens van [geïntimeerde] van de website te verwijderen en verwijderd te houden. Daarnaast is Patiëntenfederatie gesommeerd diverse gegevens te verstrekken waarmee de identiteit van de inzender van de waardering kan worden achterhaald. Patiëntenfederatie heeft op 21 september 2018 laten weten niet aan de sommatie te zullen voldoen. Daarbij is ook aangegeven dat redactioneel onderzoek is ingesteld om vast te stellen of de inzender daadwerkelijk een patiënt van [geïntimeerde] is (geweest). Voor de duur van dat onderzoek is de waardering eerder die week offline gehaald. Nadat voor de redactie de relatie tussen de inzender en [geïntimeerde] op basis van door de inzender getoond bewijs is komen vast te staan, is de waardering weer online geplaatst.
4.6
Op 1 oktober 2018 is de waardering op verzoek van de inzender alsnog verwijderd.
4.7
[geïntimeerde] is een verzoekschriftprocedure ex artikel 35 UAVG bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, gestart. In het verzoekschrift heeft zij verzocht om diverse verklaringen voor recht en om een gebod aan ZorgkaartNederland om al haar persoonsgegevens te verwijderen. Op 9 oktober 2019 heeft de rechtbank een beschikking [1] gewezen, waarbij de verzoeken van [geïntimeerde] zijn afgewezen. Tegen deze beslissing is geen rechtsmiddel ingesteld.

5.De beslissing van de rechtbank

5.1
[geïntimeerde] heeft diverse verklaringen voor recht gevorderd met daarnaast een verbod om de reeds verwijderde waardering weer online te plaatsen, een verwijzing naar de schadestaatprocedure (ter vaststelling van de schade die door ZorgkaartNederland aan haar moet worden vergoed) en een gebod om de identiteitsgegevens van de inzender van de waardering te verstrekken.
5.2
De rechtbank heeft in het vonnis van 9 oktober 2019 voor recht verklaard (1) dat ZorgkaartNederland onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] door het plaatsen en gedurende langere tijd geplaatst houden van de waardering en (2) dat ZorgkaartNederland de schade die [geïntimeerde] als gevolg hiervan heeft geleden moet vergoeden. Daarnaast is ZorgkaartNederland veroordeeld tot schadevergoeding, waarvan de omvang in een schadestaatprocedure dient te worden vastgesteld, en is het haar op straffe van een dwangsom verboden de waardering weer online te (laten) plaatsen. De overige vorderingen van [geïntimeerde] , waaronder de vorderingen die betrekking hebben op de verstrekking van informatie over de inzender van de waardering, zijn afgewezen. ZorgkaartNederland is in de proceskosten veroordeeld.

6.De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep

6.1
Partijen hebben over en weer grieven gericht tegen het vonnis van de rechtbank, die ertoe strekken dat de vorderingen die betrekking hebben op de onrechtmatigheid van de waardering alsnog worden afgewezen (grieven I tot en met XIV in principaal hoger beroep) en dat de vorderingen die betrekking hebben op de verstrekking van informatie over de inzender van de waardering alsnog worden toegewezen (grieven I en II in incidenteel hoger beroep). Patiëntenfederatie heeft ook nog bezwaar gemaakt tegen de proceskostenveroordeling die de rechtbank heeft uitgesproken (grief XV in principaal hoger beroep) en de wettelijke rente die over de proceskosten is toegewezen (grief XVI in principaal hoger beroep). Het hof zal de grieven en de toelichting daarop van partijen hierna onderwerpsgewijs bespreken.
6.2
Grief I in het principaal hoger beroep is gericht tegen de feitenweergave van de rechtbank, meer in het bijzonder de wijze waarop de rechtbank de inhoud van de gedragscode heeft weergegeven. Het hof heeft de feiten hiervoor (onder 4.) opnieuw vastgesteld. Voor zover Patiëntenfederatie in haar toelichting op deze grief heeft betoogd dat de rechtbank de gedragscode onjuist en/of onvolledig in haar beoordeling heeft betrokken, zal dat hierna aan de orde komen.
Belang (artikel 3:303 BW)
6.3
Het meest verstrekkende verweer van [geïntimeerde] is dat het hoger beroep van Patiëntenfederatie wegens een gebrek aan belang als bedoeld in artikel 3:303 BW dient te worden afgewezen. Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit betoog. Voor zover [geïntimeerde] wil betogen dat Patiëntenfederatie met dit hoger beroep uitsluitend een algemeen oordeel wenst te verkrijgen over de afwegingen die gemaakt moeten worden om een waardering al dan niet te plaatsen, gaat dit standpunt niet op. Blijkens de memorie van grieven richt het hoger beroep zich duidelijk op het oordeel van de rechtbank dat ZorgkaartNederland onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de schade die [geïntimeerde] als gevolg hiervan heeft geleden aan haar te vergoeden.
Onrechtmatig handelen
6.4
In geschil is of ZorgkaartNederland onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] door de waardering te plaatsen en geplaatst te houden. Het gaat in dit geval niet om aansprakelijkheid van de persoon die de waardering heeft geschreven, maar om de aansprakelijkheid van ZorgkaartNederland die een waardering van een derde na voorafgaande toetsing op haar website heeft geplaatst.
Werkwijze ZorgkaartNederland
6.5
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan de werkwijze van ZorgkaartNederland als volgt worden vastgesteld.
6.6
Na het inzenden van een waardering wordt een verificatiemail verstuurd naar het opgegeven e-mailadres van de inzender. In deze e-mail staat een bevestigingslink. Pas als op deze link is geklikt, komt de waardering terecht bij de redactie van ZorgkaartNederland. Hierdoor wordt het gebruik van valse e-mailadressen en misbruik van het e-mailadres van een derde zoveel mogelijk voorkomen.
6.7
De redactie van ZorgkaartNederland toetst de ingezonden waarderingen vervolgens inhoudelijk aan de gedragscode, het beleid oneigenlijke waarderingen en de interne redactiecode.
6.8
In de gedragscode staat, voor zover hierna van belang:

1. Geef altijd een toelichting bij de cijfers. Schrijf in uw toelichting alleen over uw eigen ervaringen met de zorg (als patiënt, cliënt of naaste). Schrijf dus niet over ervaringen die u van anderen heeft gehoord. (…)
5.
Houd u aan fatsoensnormen. We plaatsen geen waarderingen met onfatsoenlijk taalgebruik, bedreigingen, oproepen tot actie, scheldwoorden, Godslastering en discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras of geslacht.
6.
Beschrijf feiten of ervaringen en geen vermoedens. We plaatsen geen suggesties over of beschuldigingen van strafbare feiten zoals mishandeling, fraude en oplichting.(…)
De redactie van ZorgkaartNederland behoudt zich te allen tijde het recht voor uw reactie niet te plaatsen of zonder kennisgeving te verwijderen. (…)
Voordat de redactie uw waardering plaatst, toetst ze of deze aan de gedragscode voldoet. Zo nodig vraagt de redactie u via een e-mailbericht om uw waardering aan te passen.(…)”.
6.9
En in het beleid oneigenlijke waarderingen staat onder meer:

Wat wordt beschouwd als oneigenlijke waardering?
In de gedragscode van ZorgkaartNederland stellen we dat waarderingen moeten worden geschreven door patiënten/cliënten die de zorg zelf ontvangen hebben of die als mantelzorger bij het consult/de behandeling aanwezig waren. Elke poging om de bezoeker/lezer te misleiden, te beïnvloeden of zich voor een patiënt/cliënt dan wel dokter uit te geven, wordt gezien als een oneigenlijke waardering waartegen wij zullen optreden.(…)
Hoe ontdekt ZorgkaartNederland oneigenlijke waarderingen?
Naast een aantal procesmatige en technische controles hanteert ZorgkaartNederland nog een aantal andere controles.(…)
Wat gebeurt er als we oneigenlijke waarderingen vinden bij een zorgaanbieder?
Als we - na redactioneel onderzoek - vastgesteld hebben dat er oneigenlijke waarderingen geschreven zijn voor, door of over een zorgaanbieder, worden direct de volgende maatregelen genomen:

Oneigenlijke waarderingen worden verwijderd. (…)”
6.1
Na het doorlopen van voorgaand proces en goedkeuring van de redactie, wordt de waardering door de redactie op de website van ZorgkaartNederland geplaatst.
Het plaatsen van de waardering
6.11
Het plaatsen van de waardering op de website van ZorgkaartNederland kan worden gezien als een meningsuiting die valt onder het bereik van artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet. Dit recht is niet absoluut. Een beperking daarvan is toegestaan als deze bij wet is voorzien en noodzakelijk is in het belang van onder meer de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8 lid 2 EVRM) respectievelijk de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
6.12
ZorgkaartNederland beroept zich op dit grondrecht van vrijheid van meningsuiting en betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] door het enkel plaatsen van de waardering op haar website. In dat verband beroept Patiëntenfederatie zich op arresten van 16 juni 2015 (Delfi/Estland), 2 februari 2016 (MTE en Index/Hongarije), 9 maart 2017 (Phil/Zweden) en 19 maart 2019 (Hoiness/Noorwegen) van het EHRM [2] . ZorgkaartNederland stelt dat zij is aan te merken als of althans gelijk te stellen is aan een internetplatform als bedoeld in deze arresten, zodat een lichter aansprakelijkheidsregime van toepassing is.
6.13
Vastgesteld wordt dat ZorgkaartNederland zeggenschap heeft over de plaatsing van waarderingen op haar website en dat zij de inhoud van die waardering vooraf toetst aan de gedragscode ZorgkaartNederland, het beleid oneigenlijke waarderingen ZorgkaartNederland en de interne redactiecode. Vanwege die betrokkenheid bij de plaatsing en deze inhoudelijke bemoeienis, kwalificeert ZorgkaartNederland niet als een internetplatform als bedoeld in de genoemde arresten van het EHRM zodat het hof het daarop gebaseerde betoog van ZorgkaartNederland zal verwerpen.
6.14
Het beroep op de vrijheid van meningsuiting vrijwaart ZorgkaartNederland dan ook niet van elke aansprakelijkheid voor het plaatsen van waarderingen op haar site die als onrechtmatig kunnen worden aangemerkt. ZorgkaartNederland is op grond van haar eigen werkwijze gehouden is waarderingen te weren die (evident) in strijd zijn met de gedragscode en/of het beleid oneigenlijke waarderingen. In de gedragscode ligt onder meer besloten dat ZorgkaartNederland optreedt tegen onwettige uitlatingen. Een verdergaande verplichting voor ZorgkaartNederland om waarderingen voorafgaand aan de plaatsing daarvan te controleren en op zoek te gaan naar onrechtmatige inhoud, bestaat daarentegen naar het oordeel van het hof niet. Ter zitting heeft [geïntimeerde] gewezen op de Implementatiewet van de Richtlijn modernisering consumentenbescherming (Richtlijn (EU) 2019/2161) maar deze wet is pas op 28 mei 2022 in werking getreden. Toepassing daarvan is in deze zaak niet aan de orde.
6.15
In dit geval gaf het e-mailadres van de inzender en de controle die ZorgkaartNederland daarop heeft uitgevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de authenticiteit daarvan. Wat betreft de waardering zelf stelt het hof vast dat het subjectieve kritiek op de zorgverlening door [geïntimeerde] bevat, wat op zich is toegestaan en waarvoor ZorgkaartNederland juist is bedoeld. Op de verschillende onderdelen is het cijfer 2 gegeven voorzien van een algemene toelichting. Dit is in overeenstemming met de gedragscode, die voorschrijft dat een toelichting bij de cijfers moet worden gegeven. Hieruit kan niet worden opgemaakt dat een toelichting per cijfer vereist is. Het online formulier is daar ook niet op ingericht. Van onfatsoenlijk taalgebruik of een andere overschrijding van de fatsoensnormen zoals omschreven in de gedragscode, is geen sprake. Evenmin is enige uitlating in de beschreven ervaring te kwalificeren als een beschuldiging in strafrechtelijke zin.
6.16
Het hof concludeert dat van een waardering die (evident) is strijd is met de gedragscode en/of het beleid oneigenlijke waarderingen geen sprake is. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat het plaatsen van de waardering door ZorgkaartNederland dan ook niet onrechtmatig is jegens [geïntimeerde] .
Geplaatst houden van de waardering
6.17
De volgende vraag is of ZorgkaartNederland deze waardering ook geplaatst mocht houden nadat zij door [geïntimeerde] op de hoogte is gesteld van de (vermeende) onrechtmatigheid ervan. Hierbij komt het aan op een afweging tussen het recht van [geïntimeerde] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, waaronder ook het recht op bescherming van eer en goede naam valt, en het recht op de vrijheid van meningsuiting van ZorgkaartNederland.
6.18
Het hof volgt ZorgkaartNederland niet in haar beroep op het recht van vrijheid van vereniging en vergadering als bedoeld in artikel 11 EVRM. Dat recht ziet op het oprichten van en het zich aansluiten bij verenigingen en het houden van en het deelnemen aan vergaderingen. Dit recht wordt door de vorderingen die [geïntimeerde] heeft ingesteld niet beperkt.
6.19
Patiëntenfederatie wijst verder nog op het verschil tussen de vrijheid van meningsuiting van ZorgkaartNederland en die van de inzender van de waardering. Dit verschil is echter niet van betekenis voor de algemene principes die gelden bij de belangenafweging die in dit geval in het kader van de artikelen 10 en 8 EVRM dient plaats te vinden.
6.2
Bij deze belangenafweging, moet het antwoord op de vraag welk van deze beide grondrechten zwaarder weegt worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden. Wat betreft de bij de afweging in aanmerking te nemen omstandigheden, zijn in de (Europese) rechtspraak een aantal gezichtspunten ontwikkeld, waaronder de bijdrage aan het algemeen belang of maatschappelijk debat en de juistheid, de inkleding, de vorm en de gevolgen van de uitlating. Om een inbreuk op artikel 8 EVRM te kunnen aannemen, moet er sprake zijn van een serieuze aantasting van privéleven.
6.21
[geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van de inbreuk gesteld dat de waardering vals is omdat zij en haar collega’s zich niet in het beeld herkennen dat in de waardering van haar wordt geschetst en [geïntimeerde] de casus niet kan achterhalen. Het enkele feit dat de waardering niet herkenbaar is en [geïntimeerde] het niet eens is met de inhoud van de recensie, maakt echter niet dat de recensie vals is. Patiëntenfederatie heeft met de schriftelijke verklaring en toelichting van [naam1] en de bij de notaris afgelegde anonieme verklaring van de inzender voldoende aannemelijk gemaakt dat de waardering daadwerkelijk van een (ex-)patiënt van [geïntimeerde] afkomstig is en is gebaseerd op een echte patiëntervaring. De mogelijkheid dat de waardering niet is gebaseerd op een eigen ervaring van een patiënt van [geïntimeerde] , maar bijvoorbeeld afkomstig is van een collega of een vakgenoot die haar een hak wil zetten, is door [geïntimeerde] gesuggereerd maar niet concreet gemotiveerd onderbouwd. [geïntimeerde] heeft geen feiten of omstandigheden over de valsheid van de waardering aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom passeert het hof het bewijsaanbod dat [geïntimeerde] op dit punt heeft gedaan.
6.22
[geïntimeerde] heeft verder bezwaar tegen de bewoordingen en de (volgens haar onterechte) beschuldigingen die in de waardering staan. Voorop moet worden gesteld dat een patiënt de vrijheid heeft om ervaringen met een bepaalde zorgverlener op internet te delen, ook als dit negatieve ervaringen zijn. Uit de context en de bewoordingen zelf volgt duidelijk dat de inzender van de waardering een eigen ervaring beschrijft en toelicht hoe dit is beleefd. Het hof volgt [geïntimeerde] niet in haar standpunt dat hierbij sprake is van onnodig grievende, lasterlijke of anderszins schadelijke uitlatingen. In de gegeven omstandigheden bestaat onvoldoende basis om de waardering vanwege de gekozen bewoordingen onrechtmatig te achten. Waardeoordelen als “een vreselijke dokter”, “beslissingen niet aan patiënt overlaat”, “beledigend”, “buiten het boekje gegaan omtrent haar eigen mening” en “totaal geen respect gehad voor onze mening en beslissing” zijn in deze context niet onrechtmatig.
6.23
Anders oordeelt het hof over de uitlating dat [geïntimeerde] “onjuiste zorg oftewel geen zorg” heeft verleend. Dit betreft een feitelijke beschuldiging aan het adres van [geïntimeerde] die de kern van haar professie en haar reputatie raakt. Een dergelijke uitlating moet als onrechtmatig worden aangemerkt omdat niet is gebleken dat deze een deugdelijke feitelijke grondslag heeft. Juist is de stelling van ZorgkaartNederland dat de uitlating plaats vond in het kader van het maatschappelijk belang en dat [geïntimeerde] in haar professionele hoedanigheid als arts niet gevrijwaard is van in het openbaar geuite kritiek op haar zorgverlening, maar [geïntimeerde] verdient - mede gezien de beperkte mogelijkheid om zich tegen een anonieme geuite waardering te verweren - wel bescherming tegen ongefundeerde beschuldigingen, in die zin dat openbare beschuldigingen die de kern van haar professie raken, niet lichtvaardig mogen worden gedaan. Daarom dient een dergelijk openlijk geuite ernstige beschuldiging met voldoende concrete feiten onderbouwd te worden. Bij gebrek daarvan lag het op de weg van ZorgkaartNederland de inzender te verzoeken om aanpassing van de waardering of over te gaan tot verwijdering daarvan. ZorgkaartNederland heeft dat ten onrechte nagelaten en de waardering tot 1 oktober 2018 op haar website te laten staan.
De gevorderde verklaring voor recht over onrechtmatig handelen
6.24
Met de ongefundeerde beschuldiging dat [geïntimeerde] “onjuiste oftewel geen zorg” heeft verleend, wordt inbreuk gemaakt op artikel 8 EVRM. Door deze waardering vervolgens tot
1 oktober 2018 op haar website te laten staan heeft ZorgkaartNederland de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden en is sprake van een onrechtmatige daad van ZorgkaartNederland jegens [geïntimeerde] . ZorgkaartNederland is aansprakelijk voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg hiervan heeft geleden. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar, zij het dat het onrechtmatig handelen van ZorgkaartNederland is beperkt tot het, na het ontvangen van de reactie van [geïntimeerde] , geplaatst houden van de waardering op haar website tot 1 oktober 2018.
Het gevorderde verbod de waardering weer online te plaatsen
6.25
De vordering die ertoe strekt dat het ZorgkaartNederland wordt verboden de waardering weer online te (laten) plaatsen is eveneens toewijsbaar. ZorgkaartNederland heeft aangegeven dat de waardering in oktober 2018 definitief uit haar systeem is verwijderd en dat de waardering ongeacht de uitspraak van het hof niet zal worden teruggeplaatst, welke toezegging zij ter zitting nog eens heeft herhaald. Het hof verwacht dat ZorgkaartNederland zich aan deze toezegging zal houden en zal aan de veroordeling daarom geen dwangsom verbinden.
Schade
6.26
[geïntimeerde] stelt dat zij materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van ZorgkaartNederland. De in dit verband gevorderde verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure zullen worden afgewezen.
6.27
[geïntimeerde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, naast de gemaakte advocaatkosten,
ook immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van ZorgkaartNederland. Anders dan [geïntimeerde] betoogt kan niet zonder meer worden aangenomen dat zij immateriële schade heeft geleden door de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Daarvoor is vereist dat de aard en de ernst van de inbreuk en van de gevolgen daarvan voor haar meebrengen dat sprake is van de in artikel 6:106 lid 1 onder b BW bedoelde schade aan haar eer of goede naam of persoonsaantasting op andere wijze. Na de uitdrukkelijke betwisting van het bestaan van enige schade of persoonsaantasting door ZorgkaartNederland, heeft [geïntimeerde] niets gesteld waaruit het (mogelijke) bestaan van die schade worden afgeleid. Duidelijk is dat zij de waardering als kwetsend heeft ervaren en daarvan spanningen heeft ondervonden, maar dat is niet voldoende voor toekenning van immateriële schadevergoeding.
6.28
Voor de gestelde materiële schade, bestaande uit advocaatkosten, is een verwijzing naar de schadestaat niet aan de orde.
6.29
Volgens rechtspraak van de Hoge Raad bevatten de artikelen 237-240 Rv, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel exclusieve als limitatieve regeling van de kosten waarin de partij die bij uitspraak in het ongelijk wordt gesteld kan worden veroordeeld. Deze regeling derogeert ingevolge artikel 6:96 lid 3 BW in verbinding met artikel 241 Rv aan artikel 6:96 lid 2 BW. Zij derogeert eveneens aan het uitgangspunt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, verplicht is de schade die de ander daardoor lijdt volledig te vergoeden.
6.3
In dit geval is niet gebleken dat naast een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 241 Rv grond bestaat voor een afzonderlijke vergoeding op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW. De enkele sommatiebrief van 12 september 2018 kan niet tot toewijzing van buitengerechtelijke kosten leiden en van andere buitengerechtelijke werkzaamheden die in verband staan met de onrechtmatige daad van ZorgkaartNederland is niet gebleken. Voor zover [geïntimeerde] het oog heeft op de advocaatkosten die zij in het kader van de AVG-verzoekschriftprocedure en het achterhalen van de identiteitsgegevens heeft moeten maken, rechtvaardigen deze kosten geen vergoeding. De AVG-verzoeken van [geïntimeerde] zijn door de rechtbank in een afzonderlijke procedure afgewezen en uit het hiernavolgende blijkt dat afgifte van de identiteitsgegevens ook niet voor toewijzing in aanmerking komt. De advocaatkosten die in verband hiermee zijn gemaakt zijn niet noodzakelijk geweest ter vaststelling van aansprakelijkheid voor de schadeveroorzakende gebeurtenis, ter vaststelling of van de schade of ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Daarmee voldoen deze kosten niet aan de in artikel 6:96 lid 2 BW besloten liggende dubbele redelijkheidstoets en komen zij daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
6.31
Buitengewone omstandigheden die een volledige vergoedingsplicht ter zake van proceskosten rechtvaardigen zijn evenmin aangevoerd of gebleken. Bij buitengewone omstandigheden dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen, bestaande uit het voeren van een evident ongegrond verweer of het instellen van een evident ongegronde vordering. Daarvan is hier geen sprake.
6.32
Nu [geïntimeerde] ter zake van de schade niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering ten aanzien daarvan niet toegekomen.
Verstrekken van gegevens van de inzender
6.33
[geïntimeerde] stelt dat ZorgkaartNederland op grond van artikel 843a Rv en het arrest Lycos/Pessers [3] gehouden is haar de identiteitsgegevens van de inzender van de waardering te verstrekken.
6.34
ZorgkaartNederland betwist dat aan de voorwaarden van artikel 843a Rv is voldaan en stelt dat gewichtige redenen in de zin artikel 843a lid 4 Rv aan verstrekking van de gegevens in de weg staan. Aan de criteria voor toepassing van het arrest Lycos/Pessers is volgens ZorgkaartNederland niet voldaan.
6.35
Daargelaten of aan de vereisten voor toepassing van artikel 843a Rv en/of het arrest Lycos/Pessers is voldaan, stelt het hof voorop dat zowel in het kader van artikel 843a Rv (zie lid 4, op grond waarvan een gewichtige reden aan verstrekking in de weg kan staan) als in het kader van de gestelde onrechtmatigheid van een weigering gegevens te verstrekken (zie het arrest Lycos/Pessers), een afweging van de betrokken belangen dient plaats te vinden. Het hof gaat er van uit dat de hier te maken belangenafweging voor beide grondslagen op dezelfde wijze dient plaats te vinden en dus niet tot een andere uitkomst kan leiden. Het hof zal zich daarom beperken tot een afweging van de in het geding zijnde belangen.
6.36
Het belang van [geïntimeerde] bij afgifte van de gegevens is erin gelegen dat zij de inzender aansprakelijk wil stellen om haar schade vergoed te krijgen. Daarnaast wil zij kunnen toetsen of er iets is misgegaan en zo nodig lering trekken uit de casus. Het financieel belang gaat niet op gelet op hetgeen hiervoor over de schade is overwogen. Van een valse waardering is geen sprake en de daarin geuite en onrechtmatige geachte beschuldiging acht het hof niet dermate ernstig dat er een overduidelijk belang bestaat voor [geïntimeerde] om de onderste steen over deze casus boven te krijgen en de inzender van de waardering te confronteren met toepassing van een gerechtelijke maatregel waarbij haar anonimiteit wordt opgeheven. Het gaat hier om een eenmalige uitlating en [geïntimeerde] heeft de mogelijkheid gehad daarop via de website te reageren. Het hof kent om deze redenen aan het belang van [geïntimeerde] om de identiteitsgegevens van de inzender te verkrijgen een gering gewicht toe.
6.37
ZorgkaartNederland heeft er belang bij dat bezoekers van de website bereid blijven waarderingen in te sturen, waarvoor naar haar inschatting de mogelijkheid van anonimiteit een belangrijke rol speelt. ZorgkaartNederland accepteert dat aan haar positie als exploitante van deze website en de werkwijze die zij hanteert, inherent is dat zij betrokken kan worden bij discussies naar aanleiding van de anonieme waarderingen en toont zich bereid daarvoor zo nodig verantwoordelijkheid te nemen.
6.38
Het belang van de inzender betreft het belang om de zelfverkozen anonimiteit te behouden. ZorgkaartNederland heeft in het kader van het onderhavige geschil de inzender gevraagd of ZorgkaartNederland diens identiteitsgegevens aan [geïntimeerde] mag verstrekken, maar hierop is negatief geantwoord. Aan dit privacybelang komt gewicht toe, maar het is niet onbegrensd. Bij ernstige beschuldigingen is er eerder aanleiding de anonimiteit te doorbreken dan bij minder ernstig beschuldigingen, zoals hier aan de orde.
6.39
De hiervoor beschreven belangen afwegend komt het hof tot het oordeel dat het belang van [geïntimeerde] niet zwaarder weegt dan de andere betrokken belangen van ZorgkaartNederland en de inzender. Dit betekent dat het hof de vordering tot afgifte van de identiteitsgegevens van de inzender net als de rechtbank niet zal toewijzen.
Bewijsaanbod
6.4
Hiervoor is het hof ingegaan op een aantal specifieke bewijsaanbiedingen van [geïntimeerde] . Ook overige bewijsaanbiedingen van [geïntimeerde] worden gepasseerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangeboden te bewijzen die tot een ander oordeel kunnen leiden.

7.Slotsom

7.1
De grieven in het principaal hoger beroep slagen gedeeltelijk. De grieven in het incidenteel hoger beroep falen.
7.2
ZorgkaartNederland blijft in eerste aanleg de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg zal, inclusief de toegewezen wettelijke rente, worden bekrachtigd.
7.3
Het bestreden vonnis zal gedeeltelijk worden vernietigd en gedeeltelijk worden bekrachtigd.
7.4
Het hof vindt in de uitkomst van het hoger beroep aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8.De beslissing

Het hof, recht doende principaal en incidenteel in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 9 oktober 2019, voor zover het betreft de onder 5.1 en 5.2 uitgesproken verklaringen voor recht en de onder 5.3 en 5.5 uitgesproken veroordelingen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart voor recht dat ZorgkaartNederland door het tot 1 oktober 2018 geplaatst houden van de waardering onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] ;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, J.H. Kuiper en W.A.J. Hoorneman en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
14 juni 2022.

Voetnoten

2.EHRM16 juni 2015 (Delfi/Estland) ECLI:CE:ECHR:2015:0616JUD006456909, EHRM 2 februari 2016 (MTE en Index/Hongarije) ECLI:CE:ECHR:2016:0202JUD002294713, EHRM 9 maart 2017 (Pihl/Zweden) ECLI:CE:ECHR:2017:0207DEC007474214, en EHRM 19 maart 2019 (Hoiness/Noorwegen) ECLI:CE:ECHR:2019:0319JUD004362414.
3.HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019.