Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
advocaat: mr. M. Bakhuis.
1.De procedure bij de rechtbank
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.De procedure bij het hof
- de brief van het hof aan de rechtbank van 15 december 2021 en de reactie daarop van de
rechtbank bij e-mail van 21 december 2021;
- de brief van mr. Blasweiler met één bijlage van 16 december 2021;
- op 22 december 2021 van mr. Blasweiler ontvangen stukken;
- de brief van 28 december 2021 met één bijlage (leesbare crediteurenlijst van 28 september
2021) en de brief met bijlagen van 10 januari 2022 van de bewindvoerder en
- het faxbericht met bijlagen van 12 januari 2022 van mr. Bakhuis.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
vloeiende verplichtingen. Het gevolg daarvan is dat aan [verweerder] op grond van artikel 358 Fw de schone lei is toegekend.
De termijn voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van 21 oktober 2021 van de rechtbank is op 29 oktober 2021 verstreken. Daarmee is het op 10 december 2021 ontvangen hoger beroep in beginsel niet tijdig ingesteld.
2 november 2018 blijkt dat [appellante] haar advocaat, mr. Blasweiler, heeft aangewezen als degene tot wie de bewindvoerder zich moet wenden bij aangelegenheden die zien op haar positie als schuldeiser in de schuldsaneringsregeling van [verweerder] . Vervolgens heeft de bewindvoerder bij brief van 8 november 2018 aan de advocaat van [appellante] laten weten dat haar vordering is geplaatst op de lijst van voorlopig erkende crediteuren in de schuldsaneringsregeling van de heer [verweerder] .
Bij brief van 9 augustus 2021 heeft de bewindvoerder mr. Blasweiler vervolgens (onder meer) meegedeeld dat op 21 oktober 2021 in beginsel een pro forma verificatievergadering zal plaatsvinden en dat de pro forma eindzitting op dezelfde datum zal plaatsvinden aangezien de looptijd van de schuldsaneringsregeling binnenkort zal verstrijken.
Mr. Blasweiler wordt uitgenodigd om als hij namens [appellante] het woord wil voeren op de verificatievergadering of de eindzitting, dit uiterlijk 3 dagen voor de pro forma datum aan de rechtbank kenbaar te maken, zodat een datum voor een behandeling op zitting kan worden vastgesteld. Op grond van artikel 354 Fw doet de rechtbank op de dag van de eindzitting of anders uiterlijk de achtste dag daarna, uitspraak of aan de schuldenaar de schone lei kan worden verleend.
Niet in debat is dat mr. Blasweiler na ontvangst van de brief van 9 augustus 2021 geen actie heeft ondernomen en dus geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid schriftelijk of mondeling, ter zitting op 21 oktober 2021, (inhoudelijke) standpunten aan te voeren met het oog op de door de rechtbank te nemen beslissing over het al dan niet verlenen van de schone lei aan [verweerder] .
De stelling van mr. Blasweiler dat de brief van 9 augustus 2021 opgevat had kunnen worden als een vooraankondiging en dat het best zo had kunnen zijn dat de rechtbank op een andere zittingsdatum en daarmee andere uitspraakdatum zou zijn uitgekomen, snijdt geen hout, omdat het op zijn weg lag hierover zekerheid te verkrijgen, bijvoorbeeld door het insolventieregister te raadplegen of contact op te nemen met de griffie van de rechtbank.
moet dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in haar hoger beroep.
Op grond van de wet heeft dit tot gevolg dat een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar is. Wat [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd, kan daaraan niet afdoen.
4.De beslissing
24 januari 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.