Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader had in eerste instantie het recht op omgang ontzegd gekregen door de rechtbank Noord-Nederland op verzoek van de moeder. De vader verzocht het hof om deze beslissing te vernietigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 30 september 2021 de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de wenselijkheid van een helend gesprek tussen de vader en het kind. Uit het rapport van de raad bleek dat het kind, dat in de periode van augustus 2019 tot juni 2020 een behandeling heeft gevolgd, niet openstaat voor een gesprek met zijn vader. De raad concludeerde dat het afdwingen van een gesprek te belastend zou zijn voor het kind en dat het in zijn belang niet wenselijk is. De vader betwistte de bevindingen van de raad en vroeg om een mondelinge toelichting, maar het hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nadere zitting. Het hof besloot conform het advies van de raad en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het recht op omgang was ontzegd. De beslissing benadrukt het belang van de mening van het kind en de noodzaak om deze te respecteren.