ECLI:NL:GHARL:2022:4667

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.299.957/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van percelen bij treinstation Weesp door ProRail c.s. tegen [geïntimeerde]

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een kort geding waarin ProRail B.V. en Railinfratrust B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als ProRail c.s.) vorderen dat [geïntimeerde] de door hem in gebruik genomen percelen, gelegen bij het treinstation van Weesp, ontruimt. De percelen zijn eigendom van Railinfra en zijn in concessie gegeven aan ProRail. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland had eerder de vorderingen van ProRail c.s. afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat [geïntimeerde] geen toegang tot het terrein verleent en dat zijn gebruik een potentieel gevaar oplevert.

In hoger beroep heeft het hof de procedure beoordeeld en vastgesteld dat ProRail c.s. een spoedeisend belang hebben bij de ontruiming, aangezien [geïntimeerde] inbreuk maakt op het eigendomsrecht van Railinfra en de toegang tot het terrein belemmert. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vorderingen van ProRail c.s. grotendeels toegewezen. [geïntimeerde] is veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het arrest de percelen leeg en ontruimd aan ProRail c.s. op te leveren, op straffe van een dwangsom. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Het hof heeft geoordeeld dat de medegebruiksovereenkomst die aan [geïntimeerde] was aangeboden, niet bedoeld was om hem het uitsluitend gebruik van het terrein te geven, en dat zijn gebruik van het terrein zonder toestemming van ProRail niet rechtmatig is. De vordering tot ontruiming is toegewezen, en het hof heeft de voorwaarden voor de ontruiming en de proceskosten vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.299.957/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 524287)
arrest in kort geding van 7 juni 2022
in de zaak van

1.Railinfratrust B.V.,

gevestigd te Utrecht,
hierna:
Railinfra,
2. ProRail B.V.,
gevestigd te Utrecht,
hierna:
ProRail,
appellanten,
bij de rechtbank: eiseressen,
hierna gezamenlijk te noemen:
ProRail c.s.,
advocaat: mr. M. Meerburg-Pasterkamp, die kantoor houdt te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. P.H.J. Körver, die kantoor houdt te 's-Gravenhage.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 12 augustus 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 9 september 2021 (met grieven),
- de memorie van antwoord tevens houdende een incident tot niet-ontvankelijkheid
(met producties),
- het tussenarrest waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 21 april 2022. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal (verslag) opgemaakt, dat aan de stukken is toegevoegd. Aan het proces-verbaal zijn de pleitaantekeningen van mr. Meerburg gehecht. Vervolgens heeft het hof een datum voor arrest (uitspraak) vastgesteld.

3.Waar gaat de zaak over?

3.1
De zaak gaat over twee percelen bij het treinstation van Weesp die volgens het kadaster in eigendom toebehoren, respectievelijk in concessie zijn gegeven aan ProRail c.s. en door [geïntimeerde] in gebruik zijn genomen. ProRail c.s. willen dat [geïntimeerde] het terrein ontruimd.
3.2
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van ProRail c.s. afgewezen omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [geïntimeerde] geen toegang tot het terrein verleent en het gebruik door [geïntimeerde] in die mate een potentieel gevaar oplevert dat ontruiming noodzakelijk is.
3.3.
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigen en de vorderingen van ProRail c.s. grotendeels toewijzen. Het hof zal hierna motiveren waarom het tot die beslissing komt, na eerst de relevante feiten te hebben genoemd.

4.De feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Railinfra is op basis van de kadastrale gegevens eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente Weesp, sectie B, nummers 4922 en 5413 (het terrein). Het terrein ligt naast het treinstation van Weesp.
4.2
Op grond van de Spoorwegwet en op basis van een aanwijzing van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat is ProRail concessiehouder voor het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur in Nederland.
4.3
[geïntimeerde] woont bij het terrein en maakt daarvan gebruik. [geïntimeerde] heeft het terrein afgesloten met een hek. Toegang tot het terrein (over land) is alleen nog mogelijk via een toegangshek op zijn perceel.
4.4
In de jaren 2016 tot en met 2019 is tussen partijen overleg geweest over het gebruik van het terrein door [geïntimeerde] en over het opstellen en tot stand komen van een mede gebruiksovereenkomst tussen partijen. Er is een concept medegebruiksovereenkomst opgesteld. In een e-mail van 16 februari 2017 schrijft ProRail aan de advocaat van [geïntimeerde] :
“In dit overleg heeft ProRail aangegeven dal ProRal/Railinfratrust eigenaar zijn van het gedeelte van de gronden kadastraal bekend gemeente Weesp, sectie B, nummers 4922 en 5413, welke uw cliënt momenteel zonder toestemming van ProRail in gebruik heeft.
ProRail blijft (vooralsnog) bij haar standpunt dat uw cliënt dit gebruik dient te staken. U heeft gevraagd of ProRail kan nagaan of wellicht een gedeelte van de gronden, voor zover er geen kabels en leidingen liggen, door uw cliënt mag worden gebruikt.
Zonder dat hier enig recht aan kan worden ontleend, heeft ProRail aangegeven dat ProRail
dit intern zal navragen.”
4.5
Op 1 november 2018 schrijft ProRail aan de advocaat van [geïntimeerde] , waar niet meer op gereageerd is:
"Graag verneem ik van u of uw cliënt akkoord gaat met bijgaand conceptovereenkomst. ProRail zal vervolgens de overeenkomst definitief maken en aan u doen toekomen ter ondertekening en retournering "
4.6
ProRail heeft de advocaat van [geïntimeerde] met een e-mail van 20 mei 2021, onder meer
het volgende geschreven:
"Gisteren was ik met mijn collega (...) op locatie. Ik heb daar waargenomen dat uw client de heer [geïntimeerde] het nabijgelegen ProRail grond gebruikt. Dit gebruik is zonder geldige titel. Deze grond bevindt zich binnen de veiligheidszones van het spoor en bovenop/nabij (hoogspannings)kabels en leidingen. Dit gebruik dient direct te worden gestaakt gelet op de treinveiligheid maar met name ook voor zijn eigen veiligheid en de derden die hij op de grond toelaat.
ProRail stelt daarom voor om binnenkort het hekwerk te plaatsen conform kadastrale eigendomsgrenzen waarmee o.a. het gebruik wordt gestaakt, de gronden, kabels en leidingen bij calamiteiten vrij toegankelijk zijn voor ProRail en onderhoud kan worden uitgevoerd bij de spoorbrug.(...)
Ik verzoek uw client het gebruik per direct te staken en stem graag de hekwerkzaamheden met hem af. (...)"

5.De beoordeling in hoger beroep

Vordering ProRail
5.1
ProRail c.s. vorderen dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld om binnen drie dagen na de betekening van dit arrest de percelen gemeente Weesp, sectie B, nummers 4922 en 5413, leeg en ontruimd aan ProRail c.s. op te leveren, op straffe van een dwangsom en met machtiging van ProRail c.s. om de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de ontruiming en onder de bepaling dat ProRail c.s. dit vonnis binnen één jaar na de ontruiming opnieuw ten uitvoer kunnen leggen in geval van hernieuwd illegaal gebruik. Daarnaast vorderen ProRail c.s. een veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, waaronder de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
Niet-ontvankelijk?
5.2
[geïntimeerde] stelt dat ProRail c.s. niet ontvankelijk moeten worden verklaard omdat in de
appeldagvaarding niet staat vermeld tegen welk vonnis hoger beroep is ingesteld.
5.3
De appeldagvaarding moet in beginsel het vonnis vermelden waartegen hoger beroep
wordt ingesteld [1] . In dit geval is er sprake van een (spoed)appeldagvaarding die tevens de
grieven bevat. In de dagvaarding wordt het vonnis waarvan beroep wordt ingesteld genoemd [2] , de gronden waarop het beroep berust en er wordt veelvuldig uit het vonnis geciteerd en naar het vonnis verwezen. Voor [geïntimeerde] kan dan ook geen enkele onduidelijkheid
bestaan tegen welk vonnis ProRail c.s. hoger beroep hebben ingesteld. [geïntimeerde] heeft verweer kunnen voeren en ook daadwerkelijk gevoerd en is dus niet in zijn belang geschaad, zodat het niet noemen van het vonnis in het petitum geen niet-ontvankelijkheid tot gevolg heeft.
Het spoedeisend belang
5.4
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan door de voorzieningenrechter, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, ook mede moet worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
5.5
Een spoedeisend belang bij de vorderingen van ProRail c.s. is in voldoende mate gebleken, nu Railinfra heeft gesteld dat [geïntimeerde] inbreuk maakt op haar eigendomsrecht en [geïntimeerde] de gebods- en verbodsbepalingen die ProRail c.s. in een medegebruiksovereenkomst wilden vastleggen, niet wil nakomen. Daarbij komt dat ProRail als concessiehouder, heeft gesteld dat zij haar verplichtingen tot beheer van de spoorwegen onvoldoende kan nakomen als gevolg het feit dat de toegang onvoldoende is gewaarborgd.
De inhoudelijke beoordeling
5.6
ProRail c.s. hebben het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. Railinfra is eigenaar van het terrein, dat langs de spoorlijn ligt en waar een uitgebreid leidingennet ligt. ProRail is als concessiehouder belast met het beheer van de spoorwegen. Zij heeft naast onderhoud van het terrein als zodanig, ook als taak om bij calamiteiten de storing op het terrein te traceren en op te lossen. [geïntimeerde] heeft het terrein afgesloten met een twee meter hoog hek. Achter het hek en op het overige deel van het terrein loopt de waakhond van [geïntimeerde] , een Dobermann Pincher, los rond. Dit voor zich en samen maakt dat het terrein niet zonder medewerking en toestemming van [geïntimeerde] betreden kan worden.
Met dit handelen maakt [geïntimeerde] stelselmatig inbreuk op rechten van ProRail c.s. Zij hebben immers geen vrije beschikking over en geen vrije toegang tot het terrein, dat aan Railinfra in eigendom toebehoort. Het handelen van [geïntimeerde] belemmert ProRail in haar taak om de veiligheid en de continuïteit van de hoofdspoorinfrastructuur te waarborgen, levert gevaar op voor de gezondheid en veiligheid van de medewerkers van ProRail c.s., en overige personen op het terrein. [geïntimeerde] moet daarom het gebruik staken. De medegebruiksovereenkomst die aan [geïntimeerde] is aangeboden, was alleen bedoeld als een minnelijke oplossing om het recreatieve gebruik van [geïntimeerde] in banen te leiden, niet om [geïntimeerde] het uitsluitend gebruik van het terrein te geven. De overeenkomst is door [geïntimeerde] niet geaccepteerd en de ge- en verboden die in de conceptovereenkomst zijn opgenomen worden door [geïntimeerde] op geen enkele wijze nageleefd, zodat anders dan de voorzieningenrechter heeft geoordeeld ProRail c.s. belang hebben bij toewijzing van hun vordering.
5.7
In het kader van haar eigendomsrecht heeft Railinfra recht en belang bij vrije toegang tot en beschikking over haar terrein. Uit de kadastrale gegevens blijkt dat het eigendomsrecht van het terrein bij Railinfra berust. Voor zover [geïntimeerde] heeft beoogd te stellen dat hij het terrein door middel van extinctieve verjaring in eigendom heeft verkregen, is dat door hem volstrekt niet onderbouwd. ProRail c.s. hebben dit gemotiveerd weersproken en ook wordt dit weerlegd door het feit dat er volgens [geïntimeerde] met instemming van ProRail c.s. door zijn rechtsvoorgangers gebruik is gemaakt van het terrein. ProRail heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat voor haar als concessiehouder in het kader van haar verplichting tot het beheer van de spoorwegen een onbelemmerde toegang op elk moment van de dag noodzakelijk is om onderhoud te kunnen plegen, (herstel)werkzaamheden uit te kunnen voeren en bij calamiteiten op te kunnen treden. Door de overgelegde verklaring van [naam1] , [functie] van ProRail, wordt dit nader onderbouwd. Op dit moment is die onbelemmerde toegankelijkheid als gevolg van het handelen van [geïntimeerde] er niet. Naast dat er een hek is geplaatst waardoor het terrein alleen via een toegangshek op het perceel van [geïntimeerde] kan worden benaderd en er dus geen vrije toegang mogelijk is, lopen er één of meerdere waakhonden. Door [geïntimeerde] is één en ander weliswaar weersproken, maar door ProRail c.s. zijn verklaringen overgelegd waaruit volgt hoe moeizaam de contacten met [geïntimeerde] verlopen en dat er vaker niet dan wel toestemming wordt verkregen om het terrein te betreden. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de heer [naam2] van ProRail deze gang van zaken bevestigd. Deze verklaringen zijn door [geïntimeerde] niet voldoende weerlegd. De enkele opmerking dat de waakhond inmiddels bij familie is ondergebracht maakt evenmin dat daarmee een vrije toegang is gewaarborgd. Naast dat de waakhond terug kan komen of kan worden vervangen, blijft gelden dat toegang tot het terrein via het perceel van [geïntimeerde] moet plaatsvinden.
Conclusie
5.8
De conclusie luidt dat de gevraagde voorziening zal worden toegewezen. Nu ProRail c.s. ter zitting hebben aangeboden om het perceel zelf te ontruimen voor wat betreft de daarop aanwezige zaken en begroeiing, zal ook de termijn waarbinnen [geïntimeerde] het terrein moet verlaten, worden toegewezen zoals gevorderd. Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigen en de vordering van ProRail c.s. toewijzen in die zin dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om het perceel te ontruimen in de betekenis het perceel met al de zijnen te verlaten en tot vrije en algehele beschikking van ProRail c.s. te stellen, zoals in het
dictum omschreven. De gevorderde dwangsommen zullen eveneens worden toegewezen, maar wel worden gematigd en gemaximeerd.
5.9
Het verzoek om te bepalen dat ProRail c.s. op basis van dit arrest de ontruiming binnen een jaar opnieuw kunnen bewerkstelligen bij hernieuwd illegaal gebruik wordt afgewezen, nu niet aan de daarvoor gestelde voorwaarden van artikel 557a Rv is voldaan.
5.1
De gevorderde machtiging om, in het geval [geïntimeerde] in gebreke blijft tot ontruiming over te gaan, op kosten van [geïntimeerde] de ontruiming te bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met behulp van de politie of de gewapende macht, wordt afgewezen. De ontruiming kan namelijk door de deurwaarder bewerkstelligd worden met behulp van de sterke arm op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 in verbinding met 444 lid 2 Rv. Een machtiging is daarvoor niet nodig.
5.11
[geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in beide instanties worden veroordeeld. Aan de zijde van ProRail c.s. worden deze in eerste aanleg vastgesteld op € 767,32 voor verschotten en op € 1.126,- voor salaris advocaat in overeenstemming met het liquidatietarief (2 punten/tarief II) en in hoger beroep op € 872,32 voor verschotten en
€ 2.228,- voor salaris advocaat (2 punten/tarief II). Verder zullen de nakosten en de wettelijke rente worden toegewezen als in het dictum staat vermeld.

6.De beslissing

Het hof beslist in hoger beroep, in kort geding, als volgt:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Midden-Nederland van 12 augustus 2021, en doet opnieuw uitspraak:
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen drie dagen na betekening van dit arrest de door hem zonder recht en titel in gebruik genomen onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Weesp, sectie B, nummer 4922 en 5413 met al de zijnen te verlaten en ter vrije en algehele beschikking aan ProRail c.s. te stellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag, tot een maximum van € 250.000,-;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in de procedure bij de voorzieningenrechter (in eerste aanleg) en hoger beroep van ProRail c.s., vastgesteld op:
in eerste aanleg: € 767,32 griffierecht en € 1.126,- salaris advocaat;
in hoger beroep: € 872,32 verschotten en € 2.228,- salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, J.E. Wichers en P. Roorda en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
7 juni 2022.

Voetnoten

1.Artikel 343Rv in verbinding met artikel 45 e.v. Rv
2.Randnummer 2 spoedappeldagvaarding