ECLI:NL:GHARL:2022:4648

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.298.466/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van de moeder als mentor van haar dochter wegens gewichtige redenen en isolement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van de moeder als mentor van haar dochter. De moeder was eerder door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 12 mei 2021 ambtshalve ontslagen als mentor wegens gewichtige redenen. De dochter, geboren in 1996, lijdt aan het Björeson Forsmann Lehman syndroom en functioneert op het verstandelijk niveau van een peuter. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar belangrijke rol in het leven van de dochter, tekortschiet in haar verantwoordelijkheden als mentor. De moeder heeft de afgelopen jaren bijgedragen aan het isolement van de dochter en haar afhankelijkheid van haar. Het hof heeft ook opgemerkt dat er geen werkbare contacten zijn ontstaan tussen de moeder en de mentor, en dat er geen zorgplan tot stand is gekomen voor de dochter. De vader van de dochter heeft zijn zorgen geuit over de situatie en heeft gepleit voor ondersteuning in de zorg voor de dochter. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de dochter is dat er een professionele mentor wordt aangesteld en dat de moeder haar medewerking moet verlenen aan de totstandkoming van een zorgplan. De grief van de moeder is afgewezen en de beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.466/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9144904)
beschikking van 31 mei 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Siesling-Vellinga te Leeuwarden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de dochter],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [de dochter] ,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
en
[de halfzus],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de halfzus,
en
[de mentor] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [de mentor] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 12 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 6 augustus 2021;
- een brief van [de mentor] van 15 februari 2022;
- een brief van [de mentor] van 15 april 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 april 2022 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- namens [de mentor] , [naam1] en [naam2] .
Niet verschenen zijn [de dochter] en haar halfzus.

3.De feiten

3.1
[de dochter] is geboren [in] 1996. Zij woont bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 29 juni 2020 is een bewind ingesteld over de goederen en gelden
van [de dochter] en een mentorschap ten behoeve van [de dochter] , met benoeming van [naam3] h.o.d.n. [naam4] tot bewindvoerder en de moeder en [de mentor] tot mentoren.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de moeder met ingang van 16 mei 2021 ambtshalve ontslagen als mentor van [de dochter] wegens gewichtige redenen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen. Zij stelt dat de kantonrechter haar ten onrechte heeft ontslagen als mentor. Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, is er allerminst sprake is van een zorgelijke situatie waarin dient te worden ingegrepen door de moeder te ontslaan als mentor. Integendeel, het is juist in strijd met de belangen van [de dochter] , wanneer de moeder, die haar als geen ander kent, niet meer de mentor van [de dochter] zou zijn, aldus de moeder.
5.2
Op grond van artikel 1:461, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een mentor ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van een medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.3
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken is duidelijk geworden dat [de dochter] lijdt aan het Björeson Forsmann Lehman syndroom en functioneert op het verstandelijk niveau van een peuter. Zij verkeert in een zeer afhankelijke situatie. De ouders van [de dochter] zijn in 2000 uit elkaar gegaan. De moeder voorziet sindsdien in de dagelijkse zorg voor [de dochter] , daarin gesteund door haar zus [naam5] , die wekelijks een middag met [de dochter] op pad gaat. Voorheen was de grootvader van moederszijde een belangrijke steun, maar hij is overleden. [de dochter] heeft dagbesteding bij de [naam6] in [woonplaats1] .
[de mentor] heeft in haar brief van 15 april 2022 aangegeven dat het vanaf februari 2021 veel moeite heeft gekost om contact met de moeder te krijgen en op bezoek te komen. De moeder zegt bezoekafspraken van de vader aan [de dochter] vaak af. Contact daarover met de moeder verloopt moeizaam, telefoontjes daarover worden door de moeder niet beantwoord en op
e-mails aan de moeder komt geen reactie. [de mentor] heeft van de [naam6] begrepen dat [de dochter] daar vanaf eind oktober 2021 niet meer is geweest en dat de [naam6] geen contact krijgt met de moeder. Vanwege het gebrek aan samenwerking met de moeder heeft [de mentor] de kantonrechter verzocht te worden ontslagen als mentor. Op dat verzoek moet nog worden beslist door de kantonrechter, dit in afwachting van de uitkomst van onderhavige procedure.
5.4
De vader heeft het door [de mentor] geschetste beeld onderschreven en heeft gesteld dat, anders dan de moeder ter zitting heeft aangevoerd, het contact tussen de ouders niet is hersteld; de moeder frustreert keer op keer het contact tussen hem en [de dochter] en de situatie van [de dochter] is verslechterd. Hij heeft twee jaar lang niets gehoord van de moeder. Ook andere familieleden hebben [de dochter] al meerdere jaren niet gezien omdat de moeder de deur potdicht houdt. De vader maakt zich zorgen over de situatie van [de dochter] en vindt de zorg voor [de dochter] een te zware taak voor alleen de moeder. Zijns inziens moet er ondersteuning komen in de vorm van woonbegeleiding voor [de dochter] . Die begeleiding zou geleidelijk kunnen worden opgebouwd zodat de moeder minder wordt belast en [de dochter] minder afhankelijk wordt van de moeder. Dat laatste is met het oog op de zorg voor [de dochter] op de langere termijn in haar belang, aldus de vader.
5.5.
Het hof is, evenals de kantonrechter, van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om de moeder te ontslaan als mentor. Hoewel buiten kijf staat dat de moeder een buitengewoon belangrijke positie inneemt in het leven van [de dochter] en de zorg die zij verleent veel respect verdient, acht het hof het niet in het belang van [de dochter] dat de moeder (mede) een leidende en allesbepalende rol vervult in aangelegenheden betreffende de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van [de dochter] . Naar het oordeel van het hof heeft de wijze waarop de moeder in de afgelopen jaren invulling heeft gegeven aan haar zorgtaken eraan bijgedragen dat [de dochter] in een isolement is gekomen en te afhankelijk is geworden van de moeder. Werkbare contacten tussen de moeder en [de mentor] zijn, ondanks inspanningen van [de mentor] , niet tot stand gekomen. Een plan van aanpak terzake de zorg die [de dochter] de komende jaren nodig heeft, is niet van de grond gekomen. De moeder heeft weliswaar aangegeven dat zij en [de dochter] veelvuldig te maken hebben gehad met ziekte en dat door de beperkingen en besmettingsrisico’s van Corona veel contacten onmogelijk zijn geweest of zijn bemoeilijkt, dat neemt niet weg dat op andere wijze, bijvoorbeeld door telefoongesprekken, beeldbellen of e-mailverkeer, contact had kunnen worden onderhouden met de vader en overige familieleden. Gelet op het voorafgaande is de moeder naar het oordeel van het hof als (mede)mentor tekortgeschoten. Of dit een kwestie van onwil is zoals de vader aangeeft dan wel of er sprake is van onmacht van de moeder, is daarbij niet van belang. Voor [de dochter] is het nu van belang dat er voor de komende jaren een zorgplan tot stand komt waarbij ook de vader betrokken wordt. Het hof acht de totstandkoming van dit zorgplan niet mogelijk indien de moeder (mede)mentor van [de dochter] is. Naar het oordeel van het hof zal het beleid rondom de zorg voor [de dochter] tot stand moeten komen onder leiding van een professionele mentor. Van de moeder mag worden verwacht dat zij in het belang van [de dochter] daaraan haar volledige medewerking verleent. Juist in een situatie waarin [de dochter] niet alleen voor haar dagelijkse zorg, maar tevens voor de contacten met de buitenwereld vrijwel volledig afhankelijk is van de moeder, rust op de moeder een grote verantwoordelijkheid om in contact te blijven met de mentor met het oog op de continuïteit van de verzorging van [de dochter] op dit moment en op de langere termijn.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de door de moeder aangevoerde grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 12 mei 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, I.A. Vermeulen en F. Kleefmann, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 31 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.