Het hof is, anders dan de kinderrechter en anders dan moeder en de stiefvader hebben betoogd, van oordeel dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben tot hun respectievelijk 11e en 9e jaar in een gezinsverband samengeleefd met de moeder en de vader. Medio 2019 hebben de kinderen na een omgangsmoment aan de vader bericht dat zij niet meer bij hem willen komen. Sindsdien, inmiddels dus ruim 2,5 jaar, hebben zij, op een beeldbelmoment begin 2020 na, geen contact meer gehad met hun vader. De moeder en de vader hebben onderling ook geen contact meer.
De raad heeft in zijn rapport van 16 september 2021 onder meer zorgen geuit - en het hof deelt deze zorgen - over de verstandhouding tussen de ouders, het gedrag van de moeder en welke gevolgen dit laatste heeft op de ontwikkeling van de kinderen. De moeder neemt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] mee in haar negatieve mening over, en ervaringen met, de vader. Ook legt zij niet gepaste verantwoordelijkheden bij de kinderen, bijvoorbeeld in die zin dat zij van de moeder zelf mogen beslissen of zij contact willen met hun vader en zo ja in welke vorm. De moeder ziet de door de raad en eerder betrokken hulpverleners geconstateerde zorgen niet. Zij herkent zich niet in het beeld dat over haar in het raadsrapport wordt geschetst en vindt de huidige situatie, waarbij de kinderen geen contact hebben met hun vader en binnen het gezin van de moeder en de stiefvader niet of nauwelijks wordt gesproken over de vader, niet zorgelijk.
Voornoemde zorgen zijn voor het hof ter zitting bevestigd. Zo heeft de moeder verklaard dat zij de vader als ex-partner ziet, dat zij met haar huidige partner, hun kinderen en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verdergaat als gezin en dat de kaartjes van de vader aan [de minderjarige1] en [de minderjarige2] worden weggegooid. Bovendien heeft zij ter zitting desgevraagd geen positieve dingen kunnen benoemen over de vader als vader van hun kinderen. Verder is gebleken dat de moeder de vader niet informeert over de kinderen, omdat zij naar eigen zeggen als ex-partner veel negatieve gebeurtenissen heeft meegemaakt met de vader. Anders dan de moeder lijkt te veronderstellen dient zij de vader niet alleen te informeren als er een noodsituatie is, maar heeft zij als verzorgende ouder ook de plicht om de niet-verzorgende ouder (de vader) te informeren over bijvoorbeeld de ontwikkeling van de kinderen. Dat laat zij ten onrechte na.
Het hof deelt de visie van de raad dat de omstandigheid dat de moeder de vader niet meer in haar leven wil, niet zonder meer kan en mag betekenen dat de vader ook niet meer in het leven van de kinderen betrokken is. Eerst zal nader onderzocht dienen te worden of de vader een rol kan spelen in het leven van de kinderen en zo ja op welke wijze, waarbij het belang van de kinderen leidend is. Een ondertoezichtstelling is daarvoor de aangewezen weg.
Gezien het vorenstaande is het hof van oordeel dat de concrete bedreigingen in de (identiteits- en sociaal-emotionele) ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in het bijzonder gelegen zijn in de onderlinge verstandhouding tussen de ouders en de manier waarop de moeder omgaat met de positie van de vader in het leven van de kinderen en de houding die zij aanneemt ten aanzien van de vader, waardoor de kinderen geen ruimte krijgen en/of kunnen voelen om over hun vader te praten, een eigen beeld van hun vader te vormen en hun eigen mening te vormen en te uiten over de rol van de vader in hun leven.