ECLI:NL:GHARL:2022:460

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
200.244.248/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter na intensief traject zonder resultaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2010. De vader had verzocht om een omgangsregeling, maar dit verzoek werd afgewezen. De ouders hebben een intensief traject doorlopen, maar er is geen omgang tot stand gekomen. Wel is er vooruitgang geboekt in de communicatie tussen de ouders, wat het belang van hun kind ten goede komt. Het hof heeft vastgesteld dat de spanning tussen de ouders en de weerstand van de dochter tegen contact met de vader op dit moment te groot zijn. De vader heeft zijn verzoek in hoger beroep aangepast en gevraagd om de zaak aan te houden, maar het hof heeft besloten om een eindbeslissing te geven. Het hof concludeert dat een omgangsregeling op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de dochter, en heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland bekrachtigd. De ouders zijn aangespoord om hun onderlinge communicatie te verbeteren en verdere hulpverlening te zoeken, zodat er in de toekomst mogelijk ruimte ontstaat voor contact tussen de vader en de dochter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.244.248/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 107310)
beschikking van 20 januari 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.M. Wolff te Zwolle,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Diepeveen te Meppel.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 29 oktober 2019 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikkingen van 14 februari 2019 en 29 oktober 2019.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de bijzondere curator van 22 mei 2020 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 22 juni 2020;
- een journaalbericht namens de vader van 29 juni 2020;
- een journaalbericht namens de moeder van 29 maart 2021;
- een brief van [naam1] van 19 juli 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 22 juli 2021;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 29 juli 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 3 augustus 2021;
- een brief van de bijzondere curator van 3 november 2021.
1.3
Op 13 december 2021 is de mondelinge behandeling voortgezet. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad, in het kader van zijn adviserende taak, is [naam2] verschenen.

2.De omvang van het geschil

2.1
Tussen partijen is in geschil (de invulling van) het recht op omgang van de vader met
[de minderjarige] , geboren [in] 2010. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vader om een (door de rechtbank nader te bepalen) omgangsregeling vast te stellen, afgewezen.
2.2
Ter zitting van 13 december 2021 heeft de vader zijn verzoek in hoger beroep aangepast. De vader begrijpt dat het op dit moment niet haalbaar is een omgangsregeling vast te stellen. Hij heeft het hof verzocht de zaak aan te houden, zodat over langere termijn geborgd wordt hetgeen tot nu toe is bereikt tussen de ouders alsook de inzet en voortzetting van hulpverlening zowel voor de ouders als voor [de minderjarige] .
2.3
De moeder heeft het hof verzocht dit aangepaste verzoek van de vader af te wijzen en een eindbeschikking te geven, waarbij de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikkingen van
14 februari 2019 en 29 oktober 2019, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
3.2
Bij tussenbeschikking van 29 oktober 2019 heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“2.3 Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de spanning tussen de ouders
ten tijde van het traject bij de bijzondere curator te hoog was om gezamenlijk verder in
gesprek te gaan onder begeleiding van de bijzondere curator. De ouders zijn echter ter zitting tot het besef gekomen dat zij, in het zwaarwegende belang van [de minderjarige] , opnieuw dienen te werken aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie en verstandhouding als ouders van [de minderjarige] en wensen het traject met de bijzondere curator te hervatten. Het hof vindt het positief dat de ouders hun bereidheid tonen om opnieuw met de bijzondere curator in gesprek te gaan. De ouders laten daarmee zien dat zij zelfinzicht en reflectie tonen en in staat zijn om het belang van [de minderjarige] op de eerste plaats te zetten. De bijzondere curator heeft ter zitting aangegeven dat ook zij bereid is het traject met de ouders opnieuw op te starten. Het hof zal daarom, conform hetgeen de ouders daarover ter zitting hebben aangegeven, de beslissing met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] aanhouden, teneinde de ouders in de gelegenheid te stellen de gesprekken met de bijzondere curator te hervatten.
Daarnaast zal het hof de ouders doorverwijzen naar [naam1] zodat ze aansluitend aan de
gesprekken bij de bijzondere curator (en wanneer de bijzondere curator de tijd rijp acht)
direct kunnen starten met een begeleid omgangstraject.
2.4
Voorts is ter zitting gebleken dat de, door de rechtbank bij beschikking van 8 mei 2013
aan de moeder opgelegde, informatieplicht positief verloopt. Partijen zijn daarnaast ter
zitting bij het hof overeengekomen dat de vader op zijn beurt informatie over zichzelf en
soms een foto gaat opsturen aan de moeder zodat de moeder deze informatie in een
‘vaderboekje’ kan plakken. De moeder kan het ‘vaderboekje’ voor [de minderjarige] bewaren voor een
later (geschikt) moment om aan haar te laten zien.
2.5
Het hof ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de benoeming van mevrouw
[de bijzondere curator] als bijzondere curator over [de minderjarige] voort te zetten met dezelfde opdracht,
zijnde het in kaart brengen wat er nodig is om te komen tot verdere stappen naar
contactherstel en daarin een bemiddelende rol trachten te vervullen. Mevrouw [de bijzondere curator]
heeft zich hiertoe ter zitting bereid verklaard.”
3.3
De bijzondere curator heeft (onder meer) een aantal gesprekken gevoerd met de ouders en [de minderjarige] gezamenlijk. Het doel van deze gesprekken was om [de minderjarige] te laten wennen aan het contact met de vader, zodat dit contact zich kan ontwikkelen, en het normaliseren van het contact tussen de ouders. Vervolgens heeft er, zoals destijds (september 2019) al tijdens de zitting bij het hof was besproken, een overdracht naar [naam1] plaatsgevonden en in dat kader hebben er nog twee gesprekken plaatsgevonden: één gesprek met de ouders, de bijzondere curator en een hulpverlener van [naam1] en één gesprek met ook [de minderjarige] erbij.
De bijzondere curator heeft in haar rapport van 22 mei 2020 onder meer het volgende geconcludeerd en geadviseerd. Voor de moeder is het contact met de vader nog spanningsvol. Een informeel contact tussen de ouders, ook buiten de muren van de hulpverlening, is op dit moment dan ook nog lastig. De bijzondere curator adviseert [naam1] om gesprekken met de ouders te voeren over de hieraan ten grondslag liggende oorzaken. Ook dienen de ouders voor hen belangrijke zaken naar elkaar uit te spreken, zodat het verleden niet belastend gaat werken en zodat aan de basis iets wordt opgelost en het contact tussen de ouders minder kunstmatig verloopt. Dit zal de weg vrij kunnen maken voor een informeel contact tussen de vader en [de minderjarige] . Het valt van een (op dat moment) bijna 10-jarig kind, met een goede band met de moeder, niet te verwachten dat zij in staat zal zijn stress-signalen van de moeder te negeren en omgang met de vader voorrang te geven. De vader is een onbekende voor [de minderjarige] , haar prioriteit zal voorlopig bij de moeder liggen. Het is volgens de bijzondere curator daarom van essentieel belang dat de moeder zich enigszins op haar gemak voelt bij de vader en zich kan ontspannen in het contact tussen de vader en [de minderjarige] . Dat is op dit moment nog niet aan de orde. Los van de vraag of de zorgen van de moeder terecht of onterecht zijn, er zal hard gewerkt moeten worden door de ouders aan het opbouwen van vertrouwen in elkaar om contact oprecht een kans te kunnen geven, aldus de bijzondere curator.
3.4
De ouders hebben van maart 2020 tot en met mei 2021 bij [naam1] het traject Hulp na Scheiding gevolgd. Uit de eindbrief van [naam1] van 19 juli 2021 met als bijlage onder meer de brief van [naam1] aan het hof van 17 maart 2021 waarin uitstel was gevraagd, blijkt samengevat het volgende. Er heeft een aantal begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] plaatsgevonden. Aanvankelijk leken deze momenten ontspannen te verlopen, maar gaandeweg werden de momenten zichtbaar minder ontspannen voor [de minderjarige] . De hulpverlener van [naam1] heeft vervolgens een individueel gesprek met [de minderjarige] gevoerd om haar gedachten en gevoelens te bespreken met betrekking tot het contactherstel en de omgang met haar vader. [de minderjarige] heeft in dat gesprek verteld dat ze geen omgang met haar vader wil. Ze is bang dat het doel van de begeleide omgangsmomenten is dat ze iedere twee weken een weekend naar haar vader zou moeten gaan. De spanning die dit bij [de minderjarige] teweeg bracht zou, in de optiek van [naam1] , eerder averechts werken met als mogelijk gevolg dat het contact van [de minderjarige] met haar vader zou verslechteren en het de vader meer op afstand zou brengen in plaats van dichterbij. Dit gesprek heeft [naam1] teruggekoppeld aan de ouders en besproken. Volgens [naam1] hebben de ouders vervolgens overeenstemming bereikt dat de omgang gestopt moest worden en dat de vervolgstap werd om na te denken wat er dan wel mogelijk was en hoe de ouders ervoor kunnen zorgen dat de vader een rol krijgt in het leven van [de minderjarige] , dat [de minderjarige] gaat ervaren dat ze ruimte heeft om haar vader te leren kennen en ze het contact met hem kan en mag aangaan.
Er hebben sindsdien geen fysieke contactmomenten meer plaatsgevonden tussen de vader en [de minderjarige] . Er is ingezet op het verbeteren van het contactherstel tussen de vader en de moeder, om op die manier de vader meer een positie te laten krijgen in het leven van [de minderjarige] .
De ouders hebben gesprekken gevoerd om samen na te denken hoe ze [de minderjarige] laten zien dat beide ouders een belangrijke rol kunnen en mogen hebben in haar leven en dat [de minderjarige] dit ook op deze manier gaat ervaren en voelen. De ouders hebben, met ondersteuning van [naam1] , afspraken gemaakt over hoe ze het contact met elkaar gaan onderhouden en hoe zij dit samen gaan vormgeven.
[naam1] constateert dat de huidige situatie een uitkomst is die voor [de minderjarige] het meest recht doet aan de context waarin ze nu leeft. Een context waarin haar ouders al tien jaar (ook stilzwijgend) strijd tegen en met elkaar hebben gevoerd. [de minderjarige] weet/voelt nu dat dit al die tijd heeft gespeeld. Die lading geeft [de minderjarige] nog altijd spanning en ze kan momenteel niet anders vinden dan dat het contact aangaan met haar vader te moeilijk is en het niet haalbaar is om het te dragen.
[naam1] ziet dat de ouders zich het laatste jaar meer richten op samenwerking en daardoor meer lijken te hebben bereikt dan al die jaren daarvoor. Dat beide ouders nu een beweging laten zien heeft er nog niet voor gezorgd dat [de minderjarige] en haar vader op dit moment elkaar werkelijk ontmoeten, zien en spreken. De ouders zijn gestart met het elkaar informeren via de e-mail.
[naam1] adviseert vervolghulp voor de ouders, van waaruit zij beiden ondersteuning ontvangen, met als doel dat wordt gecontinueerd wat de ouders met elkaar hebben afgesproken tijdens het traject bij [naam1] , zodat [de minderjarige] uiteindelijk contact met haar vader kan maken. [naam1] stelt voor om een uitvoeringscoördinator van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) of het Algemeen/School Maatschappelijk werk te betrekken.
3.5
De vader kan zich niet vinden in de inhoud van voornoemde eindbrief van [naam1] van 19 juli 2021. Volgens hem staan er meerdere onjuistheden in de brief en is de belangrijkste vraag, te weten komen waar de weerstand van [de minderjarige] vandaan komt, niet beantwoord.
De moeder is het eens met de eindbrief van [naam1] .
3.6
De raad concludeert naar aanleiding van voornoemde brief van [naam1] dat de ouders opnieuw een intensief traject hebben gevolgd waarin zij positieve stappen hebben gezet in hun onderlinge verstandhouding en communicatie. De raad deelt de visie van [naam1] dat toename van ontspanning tussen de vader en de moeder bevorderend is om voor [de minderjarige] emotionele ruimte te scheppen om onbelast contact met haar beide ouders te kunnen hebben. De raad hoopt dat de ouders het advies van [naam1] zullen opvolgen en zich wenden tot de hulpverlening voor verdere begeleiding om op die manier alsnog de ingezette positieve lijn door te zetten.
3.7
Het hof vindt het positief van beide ouders dat zij zich de afgelopen jaren tijdens verschillende hulpverleningstrajecten hebben ingezet om de situatie in het belang van [de minderjarige] te verbeteren, waarbij zij zich hebben opengesteld voor adviezen en deze adviezen ook hebben opgevolgd. Het hof begrijpt de teleurstelling bij de vader dat deze inzet tot op heden nog niet heeft geleid tot (verder) contactherstel tussen [de minderjarige] en hem.
3.8
Het hof sluit zich aan bij de visies van de hulpverleners dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] op dit moment een brug te ver is voor [de minderjarige] . Het hof zal niet, zoals door de vader verzocht, de beslissing (nogmaals) aanhouden in afwachting van het verdere verloop van de hulpverlening. Het hof zal nu een eindbeslissing geven en geen omgangsregeling vaststellen omdat het hof van oordeel is dat omgang op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] (artikel 1:377a lid 3 sub a van het Burgerlijk Wetboek).
3.9
Er is de afgelopen jaren, sinds 2015 in het kader van deze procedure, op verschillende manieren geprobeerd tot contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] te komen. Vast staat dat het nog altijd bij [de minderjarige] veel onrust, spanning en weerstand teweeg brengt wanneer er gewerkt wordt aan contactherstel tussen haar en de vader. Het hof acht, anders dan de vader, niet relevant wat de oorzaak van deze onrust, spanning en weerstand bij [de minderjarige] is. Feit is dat zij onrust, spanning en weerstand ervaart. Gelet op de bevindingen van [naam1] , zoals hiervoor weergegeven, acht het hof het aannemelijk dat gedwongen contact tussen de vader en [de minderjarige] een negatieve weerslag op [de minderjarige] zal hebben. Het hof is, net als de hulpverleners, van oordeel dat dit maakt dat het op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is om een omgangsregeling vast te stellen. [de minderjarige] is nu erbij gebaat dat zij rust en duidelijkheid kan ervaren. Dat belang bij rust en duidelijkheid brengt ook mee dat het hof de zaak niet zal aanhouden in afwachting van het verloop van verdere hulpverlening, omdat dit opnieuw druk bij [de minderjarige] zal leggen.
3.1
Het hof benadrukt, zoals ook hiervoor weergegeven, dat de kans op contactherstel aanzienlijk groter wordt wanneer de ouders hun onderlinge communicatie verbeteren, in die zin dat hun onderlinge contact verder genormaliseerd wordt, dat zij een positieve houding aannemen richting elkaar, dat zij vertrouwen hebben in elkaar als ouders van [de minderjarige] , dat zij delen wat hen bezighoudt, dat zij luisteren naar elkaars verhaal, en dat zij op een ontspannen wijze met elkaar kunnen communiceren, ook en met name over kwesties betreffende [de minderjarige] . Hierdoor kan er meer ruimte ontstaan bij [de minderjarige] om haar vader een plek in haar leven te geven.
Op dit moment communiceren de ouders enkel om de paar weken per e-mail met elkaar. Dit contact verloopt volgens de ouders goed en met minder spanning. De ouders hebben ter zitting toegezegd dat dat zij zich binnen twee weken na de zitting zullen aanmelden bij het CJG voor verdere hulpverlening. Het hof hoopt dat de te nemen vervolgstappen door de ouders ertoe zullen leiden dat er bij [de minderjarige] ruimte ontstaat om - op welke wijze dan ook - haar vader een plek in haar leven te kunnen geven. Voor de volledigheid wijst het hof de ouders erop dat het feit dat [de minderjarige] dit jaar twaalf jaar wordt, niet per definitie betekent dat vanaf dat moment haar mening gevolgd wordt of moet worden. De mening van een minderjarige is belangrijk, maar hoeft niet doorslaggevend te zijn voor te nemen beslissingen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 16 mei 2018;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 20 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.