De ouders hebben van maart 2020 tot en met mei 2021 bij [naam1] het traject Hulp na Scheiding gevolgd. Uit de eindbrief van [naam1] van 19 juli 2021 met als bijlage onder meer de brief van [naam1] aan het hof van 17 maart 2021 waarin uitstel was gevraagd, blijkt samengevat het volgende. Er heeft een aantal begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] plaatsgevonden. Aanvankelijk leken deze momenten ontspannen te verlopen, maar gaandeweg werden de momenten zichtbaar minder ontspannen voor [de minderjarige] . De hulpverlener van [naam1] heeft vervolgens een individueel gesprek met [de minderjarige] gevoerd om haar gedachten en gevoelens te bespreken met betrekking tot het contactherstel en de omgang met haar vader. [de minderjarige] heeft in dat gesprek verteld dat ze geen omgang met haar vader wil. Ze is bang dat het doel van de begeleide omgangsmomenten is dat ze iedere twee weken een weekend naar haar vader zou moeten gaan. De spanning die dit bij [de minderjarige] teweeg bracht zou, in de optiek van [naam1] , eerder averechts werken met als mogelijk gevolg dat het contact van [de minderjarige] met haar vader zou verslechteren en het de vader meer op afstand zou brengen in plaats van dichterbij. Dit gesprek heeft [naam1] teruggekoppeld aan de ouders en besproken. Volgens [naam1] hebben de ouders vervolgens overeenstemming bereikt dat de omgang gestopt moest worden en dat de vervolgstap werd om na te denken wat er dan wel mogelijk was en hoe de ouders ervoor kunnen zorgen dat de vader een rol krijgt in het leven van [de minderjarige] , dat [de minderjarige] gaat ervaren dat ze ruimte heeft om haar vader te leren kennen en ze het contact met hem kan en mag aangaan.
Er hebben sindsdien geen fysieke contactmomenten meer plaatsgevonden tussen de vader en [de minderjarige] . Er is ingezet op het verbeteren van het contactherstel tussen de vader en de moeder, om op die manier de vader meer een positie te laten krijgen in het leven van [de minderjarige] .
De ouders hebben gesprekken gevoerd om samen na te denken hoe ze [de minderjarige] laten zien dat beide ouders een belangrijke rol kunnen en mogen hebben in haar leven en dat [de minderjarige] dit ook op deze manier gaat ervaren en voelen. De ouders hebben, met ondersteuning van [naam1] , afspraken gemaakt over hoe ze het contact met elkaar gaan onderhouden en hoe zij dit samen gaan vormgeven.
[naam1] constateert dat de huidige situatie een uitkomst is die voor [de minderjarige] het meest recht doet aan de context waarin ze nu leeft. Een context waarin haar ouders al tien jaar (ook stilzwijgend) strijd tegen en met elkaar hebben gevoerd. [de minderjarige] weet/voelt nu dat dit al die tijd heeft gespeeld. Die lading geeft [de minderjarige] nog altijd spanning en ze kan momenteel niet anders vinden dan dat het contact aangaan met haar vader te moeilijk is en het niet haalbaar is om het te dragen.
[naam1] ziet dat de ouders zich het laatste jaar meer richten op samenwerking en daardoor meer lijken te hebben bereikt dan al die jaren daarvoor. Dat beide ouders nu een beweging laten zien heeft er nog niet voor gezorgd dat [de minderjarige] en haar vader op dit moment elkaar werkelijk ontmoeten, zien en spreken. De ouders zijn gestart met het elkaar informeren via de e-mail.
[naam1] adviseert vervolghulp voor de ouders, van waaruit zij beiden ondersteuning ontvangen, met als doel dat wordt gecontinueerd wat de ouders met elkaar hebben afgesproken tijdens het traject bij [naam1] , zodat [de minderjarige] uiteindelijk contact met haar vader kan maken. [naam1] stelt voor om een uitvoeringscoördinator van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) of het Algemeen/School Maatschappelijk werk te betrekken.