ECLI:NL:GHARL:2022:4579

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.294.185
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellant] en de Stichting Welbions. De zaak betreft de vraag of [appellant] zodanige overlast heeft veroorzaakt dat zijn huurovereenkomst ontbonden moet worden. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat er sprake was van ernstige overlast, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. [appellant] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de procedure en de eerdere oordelen van de kantonrechter in overweging genomen. Het hof concludeert dat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, gezien de vele klachten van buurtbewoners en medewerkers van Welbions over intimidatie en bedreigingen. Het hof oordeelt dat de overlast die [appellant] heeft veroorzaakt, structureel is en ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] in hoger beroep af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.294.185
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede 8675126)
arrest van 7 juni 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. G.J. Hollema,
tegen:
de stichting
Stichting Welbions,
gevestigd te Hengelo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: Welbions,
advocaat: mr. A. Çapkurt.

1.De procedure bij de rechtbank

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 26 oktober 2021 hier over. In dat arrest is een enkelvoudige mondelinge behandeling bepaald, die op 4 februari 2022 heeft plaatsgevonden. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan de zitting had [appellant] producties 10 en 11 opgestuurd, die bij de processtukken horen. Vervolgens is de zaak aangehouden voor beraad partijen, omdat partijen probeerden gezamenlijk een oplossing te bereiken. Daarna heeft Welbions arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De beoordeling van het hoger beroep

Samenvatting en beslissing
2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] zodanige overlast bezorgd heeft, dat zijn huurovereenkomst met Welbions ontbonden moet worden en hij de woning aan de [adres] (hierna: de woning) moet ontruimen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat daarvan sprake was en heeft dus de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de woning bevolen. Ook heeft de kantonrechter bepaald dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. [appellant] heeft de woning ook ontruimd, nadat in kort geding zijn vordering om tenuitvoerlegging van dit vonnis te verbieden is afgewezen.
2.2.
[appellant] is tegen het oordeel van de kantonrechter in hoger beroep gekomen, omdat hij vindt dat de kantonrechter ten onrechte bewezen heeft geacht dat [appellant] is tekortgeschoten omdat hij zich niet als goed huurder heeft gedragen en ten onrechte heeft geoordeeld dat gezien de betrokken belangen deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. Ook is [appellant] het er niet mee eens dat de kantonrechter zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. In hoger beroep vordert hij vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, afwijzing van de eis tot ontbinding en ontruiming, een verklaring voor recht dat Welbions hem vervangende woonruimte moet bieden op straffe van een dwangsom en een verklaring voor recht dat Welbions aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de ontruiming, nader op te maken bij staat.
2.3.
Het hof oordeelt net als de kantonrechter dat [appellant] overlast heeft veroorzaakt, die ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen en verwerpt daarom [appellant] hoger beroep. Het hof legt hieronder uit hoe het tot dat oordeel komt.
Het juridisch beoordelingskader
2.4.
[appellant] is op grond van artikel 7.4 van de toepasselijke Algemene voorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte van mei 2009 en op grond van artikel 7:213 BW verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goede huurder te gedragen. Dit betekent niet alleen dat hij voor de woning zelf goed moet zorgen, maar ook dat hij zich zodanig moet gedragen dat aan derden die zich in de omgeving van het gehuurde bevinden, waaronder medewerkers van de verhuurder en door haar ingeschakelde derden, geen overlast en/of hinder wordt veroorzaakt. Het hof moet dus beoordelen of [appellant] daarin is tekortgeschoten en of die tekortkomingen, gelet op alle omstandigheden van het geval, van voldoende gewicht zijn om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 lid 1 BW). De stelplicht en, bij betwisting, de bewijslast dat er sprake is van tekortkomingen rust op Welbions. De stelplicht en bewijslast dat tekortkomingen de ontbinding niet rechtvaardigen rust op [appellant] .
Heeft [appellant] overlast bezorgd?
2.5.
Bij de beoordeling of [appellant] overlast heeft bezorgd en daarom is tekort geschoten in zijn verbintenis om zich als een goed huurder te gedragen, gaat het hof uit van de volgende feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld en waar [appellant] niet tegen opgekomen is.
2.6.
[appellant] huurt de woning sinds 2010. In ieder geval sinds 2016 klaagt hij regelmatig over andere huurders en over derden die werkzaamheden aan het verhuurde en de omgeving verrichten, spreekt huurders ook zelf aan en onderneemt actie als reactie op door hem ervaren overlast. Daarbij dreigt [appellant] tegenover Welbions regelmatig het heft in eigen hand te nemen (op 7 september 2016, 25 januari 2018, 11 januari 2019, 17 juni 2019 en 8 juli 2020). [appellant] onderneemt ook zelf actie, zoals op 22 januari 2020, toen [appellant] heeft verklaard dat hij met eieren had gegooid naar de hovenier. Andere buurtbewoners klagen over [appellant] en met name over de manier waarop hij hen aanspreekt. De kantonrechter heeft de volgende klachten vastgesteld: op 2 mei 2016 een klacht van een medewerker van de Stichting [naam5] over het gooien met een blikje; op 11 augustus 2017 een klacht dat [appellant] een echtpaar met kinderen die een woning kwamen bezichtigen heeft gezegd dat hij ervoor zal zorgen dat ze niet lang in de woning zouden wonen en het nu al zat was dat de kinderen van het echtpaar te rumoerig waren; op 12 september 2017, een klacht van mevrouw [naam1] dat zij door de manier waarop [appellant] haar benaderde bang is voor haar veiligheid; op 2 januari 2018, een klacht van mevrouw [naam2] over bonken op de deur door [appellant] ; op 31 januari 2018, een klacht van mevrouw [naam3] over [appellant] waarin zij aangeeft zich onveilig en bekeken te voelen; op 7 februari 2018, een klacht van mevrouw [naam4] over schreeuwen en bedreigingen van [appellant] aan haar deur; op 17 juni 2019, een klacht namens cliënten van de Stichting [naam5] dat [appellant] hen lastig valt en bedreigt; op 1 juli 2020, een klacht van mevrouw [naam6] dat [appellant] aan de deur komt en eist dat zij opendoet; op 2 augustus 2020, een klacht van mevrouw [naam2] , dat zij lastig is gevallen en bedreigd door [appellant] . Op 13 april 2015 heeft mevrouw [naam7] een urgentieaanvraag gedaan vanwege overlast door haar bovenbuurman (dat is [appellant] ) en op 5 september 2016 heeft Welbions aan mevrouw [naam3] bevestigd dat zij vanwege de overlast door haar bovenbuurman (dat is [appellant] ) is verhuisd. In hoger beroep heeft Welbions nog overgelegd een bericht van de wijkagent van september 2021, waarin deze schrijft dat [appellant] zich dreigend heeft uitgelaten over een medewerker van Welbions (productie 42 van Welbions). [appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling niet ontkend zich zo uitgelaten te hebben (maar als rechtvaardiging aangegeven dat de medewerker over wie hij sprak hem telkens klem zette).
2.7.
Het hof oordeelt dat uit deze vaststaande meldingen blijkt dat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door de manier waarop hij zich gedraagt jegens andere buurtbewoners, derden die werkzaamheden aan het verhuurde en de omgeving verrichten en medewerkers van Welbions. Dat gedrag bestaat volgens deze klachten uit de intimiderende manier waarop [appellant] met zijn buurtgenoten omgaat, uit bedreigingen en in sommige gevallen onacceptabele handelingen als het gooien met eieren naar een hovenier. Dat [appellant] dit gedrag vertoont, wordt ook ondersteund door de door Welbions in het geding gebrachte beelden van [appellant] die een zak met aarde voor de deur van een berging van een andere bewoner leeggooit. Uit het in hoger beroep overgelegde bericht van de wijkagent blijkt dat [appellant] in zijn omgang met mensen van Welbions bedreigingen uit. Zoals [appellant] tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft verklaard, heeft hij een kort lontje. Dat [appellant] overlast ervaart van anderen, ook als hij daarover in sommige gevallen terecht klaagt, betekent echter niet dat [appellant] zich jegens anderen zo op mag stellen. Het bewijsaanbod van [appellant] over door hem ervaren overlast kan dan ook niet tot een andere conclusie leiden en wordt gepasseerd.
2.8.
Volgens [appellant] is niet bewezen dat hij overlast heeft veroorzaakt. [appellant] heeft dat ontkend en geeft aan dat hij met sommige bewoners die over hem geklaagd hebben geen problemen heeft. Het hof passeert die betwisting, omdat het van oordeel is dat deze betwisting onvoldoende gemotiveerd is. De enkele ontkenning dat hij overlast heeft veroorzaakt of alleen met sommige buurtbewoners problemen heeft, is gezien het aantal meldingen van een ruime groep van verschillende personen en de periode waarin deze zijn gedaan niet voldoende. Van [appellant] had verwacht mogen worden dat hij had uitgelegd hoe het komt dat zoveel buren, derden en medewerkers van Welbions soortgelijke klachten over hem hebben geuit, zonder dat daarvan iets waar is. Dat meldingen eenzijdig zijn, maakt niet dat zij overlast niet kunnen onderbouwen. Overlastmeldingen zijn naar hun aard eenzijdig, maar in een geval als dit, waar er veel overlastmeldingen zijn van verschillende bewoners en derden over een lange periode, is dat voldoende voor de conclusie dat er sprake is van overlast. Dat Welbions druk heeft uitgeoefend om negatieve verklaringen over [appellant] af te leggen, zoals [appellant] stelt, heeft [appellant] naar het oordeel van het hof onvoldoende toegelicht, omdat hij niet heeft onderbouwd waaruit afgeleid moet worden dat Welbions er op uit zou zijn om [appellant] weg te pesten. Dat Welbions een dossier heeft bijgehouden biedt voor dat standpunt van [appellant] onvoldoende onderbouwing, omdat van Welbions wordt verwacht dat zij overlast onderzoekt en daarom een dossier bijhoudt. Dat [appellant] derden niet heeft belemmerd in hun werkzaamheden, zoals [appellant] zegt, wordt weersproken door de melding van [appellant] zelf dat hij eieren naar de hovenier had gegooid. De klacht van [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [appellant] zich agressief en bedreigend jegens medewerkers van Welbions heeft gedragen omdat de daarover ingediende aangifte niet tot een veroordeling heeft geleid, wordt weersproken door het bericht van de wijkagent (productie 42 in hoger beroep van Welbions). Het komt er dan ook op neer dat de in rechtsoverweging 2.6 vastgestelde meldingen voldoende zijn om te concluderen dat [appellant] overlast heeft veroorzaakt en zich daarom niet als een goed huurder heeft gedragen.
Is deze overlast ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden?
2.9.
Het hof oordeelt ook dat de tekortkoming van [appellant] om zich als een goed huurder te gedragen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Blijkens de geuite klachten hadden veel verschillende bewoners en derden last van [appellant] gedurende een lange periode. Het hof kwalificeert de overlast daarom net als de kantonrechter als structureel. Uit het feit dat sommige bewoners vanwege de overlast zijn verhuisd blijkt dat zij de overlast ook als zeer ernstig hebben ervaren. Het hof weegt ten slotte mee dat Welbions in totaal elf brieven aan [appellant] heeft gestuurd om te proberen met hem in gesprek te gaan over de overlast. [appellant] heeft in hoger beroep geklaagd dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat hij deze heeft ontvangen, maar heeft zelf toegegeven sommige brieven te hebben ontvangen (zie rechtsoverweging 4.20 van het eindvonnis van de kantonrechter). Ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] aangegeven geweigerd te hebben in gesprek te gaan, omdat medewerkers van Welbions met politieagenten aan de deur kwamen. Het hof leidt daaruit af dat Welbions tevergeefs heeft geprobeerd met [appellant] in gesprek te komen. Niet betwist is dat Welbions [appellant] ook andere woonruimte heeft aangeboden, onder bepaalde voorwaarden, maar dat [appellant] dat heeft geweigerd. Welbions heeft dus serieus alternatieven voor een ontbinding en ontruiming onderzocht, maar [appellant] is daarop niet ingegaan. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat een onhoudbare situatie is ontstaan en oordeelt dat het zwaarwegende belang van [appellant] bij het behoud van zijn woonruimte in dit geval moet wijken voor het belang van Welbions om andere bewoners, derden en werknemers te beschermen tegen overlast. Dat [appellant] daarmee mogelijk investeringen verliest die hij in de woning gedaan heeft is niet voldoende om tot een andere belangenafweging te komen.
Slotsom
2.10.
Het hof is het eens met de beslissing van de kantonrechter dat er sprake was van overlast en dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden en de woning ontruimd. De klacht van [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat hij te vaak en ongegrond klaagt, hoeft niet behandeld te worden omdat zij niet tot een andere conclusie kan leiden. Bij de klacht tegen de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis van de kantonrechter heeft [appellant] geen belang meer, nu de ontruiming al heeft plaatsgevonden. Het hof zal daarom het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. Als het hof moet aannemen dat [appellant] in hoger beroep verklaringen voor recht heeft gevraagd dat de huurovereenkomst nog bestaat en dat Welbions daarom het huurgenot van een vergelijkbare woning moet verschaffen en dat Welbions voor de schade van [appellant] aansprakelijk is, kan het hof daar niet op ingaan. Een partij mag niet voor het eerst in hoger beroep een tegenvordering instellen (artikel 353 lid 1 Rv). [appellant] moet daarvoor dus niet-ontvankelijk verklaard worden.
2.11.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Welbions zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 772
- salaris advocaat € 2.228 (2 punten x tarief II à € 1.114).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn voor het eerst in hoger beroep ingestelde vorderingen in reconventie tot verkrijging van verklaringen voor recht;
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede van 6 april 2021;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Welbions vastgesteld op € 772 voor verschotten en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, M.P.C.J. van Bavel en M.S.A. van Dam en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. M.S.A. van Dam en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.