Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster] ,
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, hebben grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 7 mei 2021, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing werden verlengd. De ouders verzoeken het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing af te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen sinds mei 2021 bij hun meerderjarige halfzus [de zus] verblijven en zich in deze omgeving positief ontwikkelen. De ouders hebben in het verleden te maken gehad met ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen van de kinderen, en het hof heeft de noodzaak van de huidige maatregelen beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten. Het hof oordeelt dat de kinderrechter terecht heeft besloten tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd indien zij terug zouden keren naar de ouders.
De ouders hebben aangevoerd dat de maatregelen in strijd zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Het hof heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat de inmenging in het gezinsleven noodzakelijk en proportioneel is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarmee de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen worden voortgezet.