ECLI:NL:GHARL:2022:4396

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
200.286.598
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Totstandkoming en beëindiging van een arbeidsovereenkomst tussen een Chinees restaurant en een kok uit China

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de totstandkoming en beëindiging van een arbeidsovereenkomst tussen een Chinees restaurant en een kok uit China. De kok, hierna aangeduid als '[de kok]', had een arbeidsovereenkomst met de vennootschap onder firma '[appellant1] V.O.F.', vertegenwoordigd door '[de werkgever2]' en '[de werkgever3]'. De arbeidsovereenkomst was op 1 september 2019 ingegaan, maar de kok kon pas op 31 januari 2020 in Nederland beginnen werken na het verkrijgen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Tijdens de proeftijd heeft '[de werkgever2]' aan de zuster van de kok laten weten dat hij voorlopig niet moest komen werken, wat door het hof werd geïnterpreteerd als een opzegging op grond van het proeftijdbeding. Het hof oordeelde dat de arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen en dat de opzegging geldig was, maar dat de kok recht had op loon voor de maand februari 2020, omdat de opzegging niet tijdig was meegedeeld. Het hof heeft de vordering van de kok tot betaling van loon en vakantiebijslag toegewezen, met een wettelijke verhoging van 25%.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.286.598
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 8705834)
arrest van 31 mei 2022
in de zaak van
1. De vennootschap onder firma,
[appellant1] V.O.F., onder andere zaak doende onder de naam ‘
[naam1]’,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[appellante2],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna: ‘ [de werkgever2] ’,
3.
[appellant3],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna: ‘ [de werkgever3] ’,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
gezamenlijk hierna: ‘ [de werkgever] ’,
advocaat: mr. M.A.M. Timmermans,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: ‘ [de kok] ’,
advocaat: mr. H.K. Jap A Joe.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 januari 2021 hier over. Het verdere verloop blijkt uit:
■ het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 februari 2021;
■ de memorie van grieven, met producties,
■ de memorie van antwoord.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
[de werkgever2] exploiteerde als eenmanszaak een Chinees restaurant in [vestigingsplaats] en " [naam1] " te [plaats1] . Beide restaurants zijn per 3 december 2019 ingebracht in een vennootschap onder firma [appellant1] v.o.f., waarvan [de werkgever3] en [de werkgever2] beiden vennoot zijn.
2.2
Ten behoeve van het restaurant te [plaats1] heeft [de werkgever2] op 30 juli 2019 bij de IND namens [de kok] een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel dat hij in dat restaurant arbeid in loondienst (als kok) zou gaan verrichten. In het kader van de aanvraag bij de IND heeft [de werkgever2] een door haar op 10 augustus 2019 ondertekend document ingediend, waaruit de volgende tekst wordt geciteerd (hetgeen met de hand is ingevuld is in dit citaat onderstreept):
"MODEL ARBEIDSOVEREENKOMST
(op basis van de cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf)
De ondergetekenden
 Bedrijf:[naam1]
(…)
 Woonplaats:[plaats1]
hier vertegenwoordigd door:[de werkgever2]( [de werkgever2] , hof)
hierna te noemen de werkgever
en
 Naam:[geïntimeerde]
(…)
hierna te noemen de werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan, waarop de cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf (Horeca-CAO), de CAO inzake bijdrage sociaal fonds voor het horeca (Fonds-cao) van toepassing zijn:
Artikel 1 AARD DIENSTVERBAND
De werknemer treedt met ingang van01-09-2019in dienst bij de werkgever.
De werknemer is aangenomen voor (...)
bepaalde tijd tot31-08-2021
(…)
Artikel 2 ARBEIDSTIJD
Voor een werknemer met een fulltime dienstverband bedraagt de normale arbeidstijd 1.976 uren per jaar. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week.
Artikel 3 PROEFTIJD
De werknemer is aangenomen
met een proeftijd vaneen maand
(…)
Artikel 5 FUNCTIE
De werknemer wordt aangenomen in de bedrijfsfunctie vanSPECIALITEITEN CHINESE KOK(die bij de indeling is vergeleken met de referentienummer(s) K.511 uit het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca).
De werknemer zal werkzaam zijn in het bedrijf van werkgever teKEUKEN/WOK(plaats waar de arbeid wordt verricht).
Artikel 6 SALARIS
(…) Hij geniet een brutoloon van €1900per (…)Maand (…)1900 per maand
De uitbetaling van het loon vindt plaats opBankonder verstrekking van een loonstrook.
Artikel 7 PENSIOEN
a. Er is volgens 22 lid 1 van de Horeca-cao een pensioenregeling welke wordt uitgevoerd door de Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering (PH & C). Voor zover de werknemer onder die regeling valt, zal hij worden aangemeld bij de PH & C.
b. Indien de werkgever vrijstelling heeft van verplichte deelneming aan de regelingen van het PH & C zal de werknemer deelnemen aan het pensioenfonds dat bij de werkgever geldt. De werkgever zal in dat geval aan de werknemer een afschrift van het pensioenreglement verstrekken.
(…)
Opgemaakt in tweevoud en getekend te …
Datum10-08 2019
De werkgever[appellante2](met daarnaast een handtekening, hof)
De werknemer…(hiernaast was geen handtekening geplaatst, hof)
".
2.3
Het bezwaar tegen de aanvankelijke weigering de mvv te verlenen is bij beslissing van 14 november 2019 gegrond verklaard. Bij e-mail van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 30 november 2019 is aan [de werkgever2] meegedeeld dat er een afspraak is gemaakt voor [de kok] om de mvv op 2 januari 2020 op de Nederlandse vertegenwoordiging in Shanghai af te komen halen. Dit is vervolgens ook gebeurd. [de kok] is op 31 januari 2020 op Schiphol aangekomen. Vlak daarvóór, tussen 26 en 31 januari 2020, is naar de onweersproken gebleven stelling van [de werkgever] de volgende WeChatconversatie geweest tussen [de werkgever2] , [de zuster] en haar echtgenoot meneer [de zwager] (in een vertaling van de beëdigde tolk en vertaler drs. [naam2] ):
[de werkgever2] :
“ [de zuster] , we hebben besloten dat jouw broer voorlopig niet komt, dat komt voornamelijk door corona.
Of [de vertrekdatum van] zijn vlucht uitstellen. Zie je, het lukt ook niet om bij jou te komen. Ga je er even over nadenken …
[de zuster] , jouw broer moet niet terugkomen. Voorlopig niet deze kat opkomen!”
[de zuster] :
“Elke dag komen er veel mensen uit China, mijn broer is niet de enigste. Er zijn zoveel mensen teruggegaan voor het Chinees Nieuwjaar, komen al die mensen dan niet meer terug?”
[de werkgever2] :
“ [de zwager] , je zwager moet nu echt niet komen.
“Voorlopig niet komen.”
[de zwager] :
“Goed”
[de werkgever2] :
“Twee weken in quarantaine is niet voldoende. Kan niet beslissen of hij wel of niet mag komen. Jullie hebben hem zelf laten komen. Dit is al gebeurd en wij willen ook niet dat het zo ingewikkeld wordt. Ik kan niet in mijn eentje beslissen of hij wel of niet mag blijven.”
2.4
Na aankomst van [de kok] in Nederland is [de kok] 14 dagen in quarantaine gegaan. Vervolgens is er in de periode 31 januari tot 15 februari 2020 een WeChatconversatie op gang gekomen tussen [de werkgever2] en [de zuster] , de zuster van [de kok] . In deze WeChatconversatie dringt [de zuster] er bij [de werkgever2] op aan dat [de kok] met zijn werkzaamheden als kok mag gaan beginnen, maar [de werkgever2] heeft daar niet mee ingestemd. De door [de kok] overgelegde en volgens hem door Global Talk [1] vertaalde conversatie luidt als volgt:
“14:41, 11 februari 2020
[de werkgever2] , de quarantaine van mijn jongere broer is voorbij.
Hoe heb je het geregeld? Jullie als echtpaar moeten
overleg hebben (je moet het met alleen aan mijn man
vragen) Kan je even contact met me opnemen?
14:47, 11 februari 2020
Twee weken quarantaine is niet genoeg We kunnen nog niet
beslissen of hij kan komen werken of niet.
Jullie hebben hem zelf hier naar toegestuurd,
met dit gaande willen we het niet ingewikkeld maken.
Ik kan niet zelf beslissen of hij kan komen werken.
15:46, 11 februari 2020
Dan kunnen jullie dat toch even overleggen.
Ok, geef ons dan een datum? Het was niet mijn
beslissing om hem naar het buitenland te laten gaan.
Het punt is dat hij toen naar het buitenland
mocht gaan, en zelfs nu gaan er nog mensen naar
het buitenland. We hebben ook een afspraak gemaakt
voor een long-CT-scan, omdat dat moet voor mensen die
vanuit China naar het buitenland gaan.
Hij wacht thuis al een half jaar om naar het buitenland te gaan.
En je weet de reden.
09:51, 12 februari 2020
Ik kan het niet regelen voor je broer.
Dat moet je zelf doen.
19:46, 12 februari 2020
We hebben twee weken in quarantaine doorgebracht zoals
je had gevraagd. Je zegt dat 2 weken
niet genoeg zijn, dan moet je ons een precieze tijd geven.
Geef aan of je wilt dat hij voor je werkt of niet.
15:25, 14 februari 2020
[de zuster] , ik kan niet voor je broer regelen dat hij kan werken.
Je kan een ander restaurant voor hem zoeken.
Ik heb er niet veel vertrouwen in dat hij hier kan werken.
Met dit alles aan de gang werkt je man
hier nu ook niet, ondanks de overeengekomen werkregeling.
12:54, 15 februari 2020
Je zegt dat je er geen vertrouwen in hebt.
Wat is er gebeurd? Niets. Wie heeft [de zwager] gevraagd te
stoppen? Je zei dat hij moest stoppen, je wil niet dat hij werkt.
Ik wil even goed met je praten, ik wil het niet ingewikkeld maken.
Bovendien heb je een contract getekend met mijn jongere broer.
Als je erop staat dat je niet wilt dat hij voor je werkt of dat
niet kan regelen, laten we het dan afhandelen via
de juridische procedure. Een onaangenaam einde is zeker
niet wat we willen, dus overleg even met je man.
13:22, 15 februari 2020
Goed, zoek maar een advocaat
Hoe kun je klagen over schade? Dat je je jongere broer
hier hebt laten komen, bracht verlies voor mijn restaurant.
15:56,15 februari 2020
OK, dan gaan we naar het juridische loket. Ten eerste heb ik niet
het recht om te regelen dat mijn jongere broer voor je werkt,
maar jullie restaurant heeft gevraagd of hij over wil komen om te
werken. Ten tweede gebeurde er niets. Ten derde weiger je hem
voor je te laten werken zonder reden. Nu moet ik echt met je praten.
We zijn allemaal vrienden. Het hoeft niet zo onaangenaam
te zijn. Als je denkt dat thuisquarantaine van twee weken met genoeg
is voor mijn jongere broer, dat is oké, kun je ons dan
een precieze tijd geven, daar kunnen we over onderhandelen.
Nu zeg je 'regel het zelf’, dat is toch geen overleg?”
2.5
Op 15 februari 2015 hebben [de zuster] en [de werkgever2] de volgende e-mails aan elkaar gestuurd:
[de zuster] :
“Zoals je in de aap geschreven dat je niet kan regelen over de werken van mijn broer terwijl hij is komen hier als arbeid in loondienst in uw Restaurant werken. Graag van u even weten wat zijn de reden daarvan en waarom wil je mijn broer niet meer indienst heb. Kunt u even toelichting daarvan.
[de werkgever2] :
“Helaas hebben we besloten dat Meneer [de kok] niet aangenomen is. Meneer [de kok] voldeed niet aan onze opgestelde eisen en voorwaarden. Meer informatie kunt u bellen naar ING loket.”
2.6
[de kok] is met ingang van 1 juli 2020 in dienst getreden bij een andere werkgever.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[de kok] stelt dat hij in dienst is getreden bij [de werkgever] en dat hij daarom recht heeft op loon vanaf 1 februari 2020. In deze procedure vordert hij primair loon vanaf 1 februari 2020 tot 1 juli 2020, de dag waarop hij in dienst trad van een andere werkgever, de vakantiebijslag daarover, een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen en te vermeerderen met de wettelijke verhoging en rente en subsidiair, indien de dienstbetrekking is opgezegd, vernietiging van de opzegging. De kantonrechter heeft de vordering bij vonnis van 2 september 2020 nagenoeg geheel toegewezen. [de werkgever] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen onder aanvoering van 7 grieven.
3.2
[de werkgever] komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat er een arbeidsovereenkomst tussen haar en [de kok] tot stand is gekomen. Partijen gaan er beiden van uit dat deze vraag naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, ook al woonde [de kok] toen nog in China. Het hof zal daarom - net als overigens de kantonrechter - Nederlands recht toepassen. Artikel 6:217 BW bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. De vraag of een overeenkomst met de door een partij gestelde inhoud tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltexmaatstaf). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien (HR 2 november 2018 ECLI:NL:HR:2018:2043). Deze maatstaf brengt mee dat een overeenkomst ook tot stand kan komen zonder dat sprake is van aanbod en aanvaarding.
3.3
Toepassing van de Haviltexmaatstaf op dit geval brengt mee dat tussen [de werkgever] en [de kok] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof neemt het oordeel van de kantonrechter in rechtsoverwegingen 2.7, 2.8 en 2.9 van het bestreden vonnis over en maakt het tot het zijne. Het hof voegt er nog het volgende aan toe. In 2019 had [de werkgever] een kok nodig voor haar vestiging te [plaats1] . Via [de zwager] en [de zuster] is contact opgenomen met [de kok] , die bereid was om als kok te komen werken in de vestiging te [plaats1] . Om het mogelijk te maken voor [de kok] in Nederland te werken, was een machtiging tot voorlopig verblijf nodig in het kader van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). Deze heeft [de werkgever] namens [de kok] aangevraagd bij de IND rond 30 juli 2019. Uit de verklaring van [de zuster] tijdens de mondelinge behandeling van 22 februari 2021 (p. 5 van het proces-verbaal) blijkt dat [de kok] daarvoor de nodige documenten heeft toegestuurd aan [de werkgever] , zoals kopieën van zijn geboorteakte en van diploma’s. Kennelijk is kort daarop de op 10 augustus 2019 door [de werkgever] getekende
“model arbeidsovereenkomst”aan de IND gestuurd, zodat deze arbeidsovereenkomst mede in de beoordeling door de IND kon worden betrokken. Uit de onder 2.4 geciteerde WeChatconversatie blijkt dat deze arbeidsovereenkomst kennelijk ook aan [de kok] is verstrekt. Op basis van deze gang van zaken mocht [de kok] rond juli/augustus 2019 erop vertrouwen dat hij met [de werkgever] een arbeidsovereenkomst was aangegaan met de inhoud zoals verwoord in de
“model arbeidsovereenkomst”, die hooguit nog afhankelijk was van een positieve beslissing van de IND om [de kok] toe te laten tot Nederland en hem toe te staan arbeid te verrichten. Toen de IND positief had beslist op de aanvraag, kon [de kok] er dus aanspraak op maken dat hij zijn werkzaamheden als kok bij [de werkgever] kon starten. In ieder geval op dat moment was de arbeidsovereenkomst tussen partijen bindend.
3.4
[de werkgever] heeft gesteld dat zij vanaf eind 2019 niets meer van [de kok] heeft gehoord en dat [de kok] veel te laat naar Nederland is gekomen en dat zij daarom [de kok] kon berichten van de arbeidsovereenkomst af te zien. [de kok] betwist deze stellingen. Ten aanzien van dit argument heeft [de werkgever] stelplicht en bewijslast: het argument houdt immers in dat aan de bindende arbeidsovereenkomst een einde is gekomen. [de zuster] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 22 februari 2021 (p. 5 van het proces-verbaal) gedetailleerd uiteengezet, waarom het tot 31 januari 2020 heeft geduurd, voordat [de kok] naar Nederland kon vliegen:
“Op 14 november was de aanvraag voor de mvv goedgekeurd. Dat hoorden wij op 17 of 18 november 2019. In april of mei 2019 hadden we problemen gehad met de documenten die we over moesten leggen voor de mvv, er moesten dubbel gelegaliseerde diploma’s en een geboorteakte in. Eén van die documenten was verlopen op 10 december 2019. Dat moest toen opnieuw worden aangevraagd, dat duurt ongeveer vier weken. In de tussentijd heb ik [de werkgever2] gezegd dat er een probleem was met het document, toen heb ik gevraagd de aanvraag voor de mvv te verschuiven. Daarop kwam de tweede afspraak. 2 januari 2020 is [de kok] met de documenten naar Shanghai gegaan om de mvv aan te vragen. Op 10 of 12 januari was dat in Nederland aangekomen. Daarna kon ik pas een ticket bestellen. Ik heb toen aan [de werkgever2] gezegd dat het was afgerond.”
3.5
In het licht van deze gedetailleerde weergave van de feiten en de communicatie tussen partijen heeft [de werkgever] onvoldoende gesteld over een te passieve houding van [de kok] om zo tijdig mogelijk naar Nederland te reizen om met zijn werkzaamheden voor [de werkgever] te starten. Ook al zou [de kok] zo’n verwijt kunnen worden gemaakt, dan nog heeft dat niet tot gevolg dat de reeds gesloten arbeidsovereenkomst daardoor niet meer zou gelden of dat er een ontbindende voorwaarde in vervulling zou gaan. In ieder geval heeft [de werkgever] daarover te weinig gesteld. Ook de omstandigheid dat in januari 2020 de coronapandemie in China uitbrak en in dat kader allerlei maatregelen werden getroffen, toen nog slechts in China, bracht niet mee dat daardoor een einde aan de arbeidsovereenkomst was gekomen.
3.6
De slotsom is daarom dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft beslist dat deze is ingegaan op 1 februari 2020, de dag nadat [de kok] in Nederland was gearriveerd, mede omdat [de kok] loon vanaf die datum vordert. [de kok] heeft gesteld dat de arbeidsovereenkomst is ingegaan op 1 september 2019, omdat dit staat in artikel 3 van de
“model arbeidsovereenkomst”. Die uitleg volgt het hof niet. Toen [de werkgever] op 10 augustus 2019 de arbeidsovereenkomst tekende, moet voor zowel [de werkgever] als [de kok] duidelijk zijn geweest dat de bestuursrechtelijke procedure tot verkrijging van een mvv/GVVA niet vóór 1 september 2019 zou zijn afgerond en dat het daarom niet mogelijk was dat [de kok] op die datum met zijn werkzaamheden voor [de werkgever] zou beginnen. De in de arbeidsovereenkomst voorkomende datum van 1 september 2019 geeft daarom niet de werkelijke wil van partijen weer over de aanvang van het dienstverband. Uit hetgeen partijen hierover in deze procedure hebben verklaard, leidt het hof af dat het partijen voor ogen stond dat [de kok] zo snel als dat mogelijk was met zijn werkzaamheden voor [de werkgever] zou beginnen en dat op dat moment de arbeidsovereenkomst in werking zou treden, met alle verplichtingen voor partijen over en weer. Uit hetgeen in 3.4 is overwogen en uit hetgeen blijkt uit het in die rechtsoverweging weergegeven citaat uit de verklaring van [de zuster] volgt dat [de kok] en zijn zuster voldoende voortvarend hebben gehandeld. Daaruit volgt weer dat de arbeidsovereenkomst in werking is getreden op 1 februari 2020.
3.7
Het voorgaande brengt weer mee dat de proeftijd van de arbeidsovereenkomst liep van 1 tot en met 29 februari 2020. Gedurende deze periode, en overigens ook al daarvóór (zie de WeChat-conversatie weergegeven in 2.3) heeft [de werkgever2] bij herhaling aan [de zuster] laten weten dat [de kok] niet moest komen, dat hij voorlopig niet deze kant op moest komen, dat zij niet voor [de kok] kon regelen dat hij bij haar kon werken en dat hij een ander restaurant moest zoeken. Deze verklaringen moeten worden uitgelegd als een opzegging op grond van het proeftijdbeding (artikel 7:676 lid 1 BW). Daaraan staat niet in de weg dat [de werkgever2] , die niet juridisch is onderlegd, niet heeft verwezen naar het proeftijdbeding. De verklaringen hebben de strekking dat [de werkgever] wenst dat [de kok] niet voor haar zal werken en die strekking is voldoende om het rechtsgevolg van onmiddellijke opzegging op grond van het proeftijdbeding tot stand te brengen. Omdat [de kok] heeft verklaard dat [de zuster] zijn gemachtigde was, hebben deze tot [de zuster] gerichte verklaringen rechtsgevolg tegenover [de kok] . Voor een geldig beroep op het proeftijdbeding is ten slotte niet nodig dat de reden te maken heeft met het functioneren van [de kok] of met de onderlinge verstandhouding tussen [de werkgever] en [de kok] . Uit de berichten van [de werkgever] valt af te leiden dat zij niet wenste verder te gaan met [de kok] in verband met de risico’s op besmetting met corona door de uit China afkomstige [de kok] . Die omstandigheid maakt niet dat het beroep op het proeftijdbeding niet geldig zou zijn. De opzegging is verder niet vernietigbaar omdat een dringende reden zou ontbreken en omdat zij niet onverwijld is meegedeeld, zoals [de kok] stelt. Het is immers voor een beroep op het proeftijdbeding niet nodig dat er sprake is van een dringende reden.
3.8
[de werkgever] heeft op een informele manier het proeftijdbeding ingeroepen. Zij heeft niet aangegeven dat de opzegging onmiddellijke werking heeft. Daarin ziet het hof aanleiding de opzegging aldus uit te leggen dat zij eindigt tegen de dag waarop het proeftijdbeding is geëindigd, te weten 1 maart 2020. Dat betekent dat [de kok] aanspraak heeft op 1 maand salaris, vermeerderd met vakantiebijslag en wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vordering tot vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen afgewezen en daartegen is [de kok] niet opgekomen.
3.9
Het hof ziet aanleiding de omvang van de wettelijke verhoging te matigen tot 25% over het toe te wijzen bedrag. Het standpunt van [de werkgever] dat zij niet gehouden was tot betaling van loon is onjuist gebleken, maar de voor toewijzing in aanmerking komende loonvordering is wel substantieel lager dan [de kok] heeft gevorderd.

4.Slotsom

4.1
De conclusie is daarom dat de grieven slagen en dat onderdeel 3.1 van het dictum van het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat aan [de kok] wordt toegewezen het loon over de maand februari 2020 van € 1.900 bruto en 8% vakantiebijslag daarover van € 152 en de wettelijke verhoging van 25% over beide bedragen, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof zal de proceskostenveroordeling in de onderdelen 3.2 en 3.3 van het bestreden vonnis in stand laten, omdat [de kok] deze procedure heeft moeten starten om zijn loon betaald te krijgen. De uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring in onderdeel 3.4 en onderdeel 3.5 laat het hof ook in stand.
4.2
Nu beide partijen voor een deel in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt onderdeel 3.1 van het dictum van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 2 september 2020, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
3.1
veroordeelt [appellant1] V.O.F., [appellante2] en [appellant3] om aan [de kok] tegen bewijs van kwijting te betalen:
a. aan loon: € 1.900 bruto over de maand februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 maart 2020 tot de voldoening:
b. aan vakantiebijslag: € 152 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 tot de voldoening:
c. de wettelijke verhoging van 25% over de onder a en b genoemde bedragen, waarbij als uitgangspunt geldt dat het loon zonder ingebrekestelling opeisbaar is op 1 maart 2020 en de vakantiebijslag op l juli 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, A.A. van Rossum en M. Wallart, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.

Voetnoten

1.Voorheen Tolk- en Vertaalcentrum Nederland.