Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[naam1]’,
[appellante2],
[appellant3],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
".
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“model arbeidsovereenkomst”aan de IND gestuurd, zodat deze arbeidsovereenkomst mede in de beoordeling door de IND kon worden betrokken. Uit de onder 2.4 geciteerde WeChatconversatie blijkt dat deze arbeidsovereenkomst kennelijk ook aan [de kok] is verstrekt. Op basis van deze gang van zaken mocht [de kok] rond juli/augustus 2019 erop vertrouwen dat hij met [de werkgever] een arbeidsovereenkomst was aangegaan met de inhoud zoals verwoord in de
“model arbeidsovereenkomst”, die hooguit nog afhankelijk was van een positieve beslissing van de IND om [de kok] toe te laten tot Nederland en hem toe te staan arbeid te verrichten. Toen de IND positief had beslist op de aanvraag, kon [de kok] er dus aanspraak op maken dat hij zijn werkzaamheden als kok bij [de werkgever] kon starten. In ieder geval op dat moment was de arbeidsovereenkomst tussen partijen bindend.
“model arbeidsovereenkomst”. Die uitleg volgt het hof niet. Toen [de werkgever] op 10 augustus 2019 de arbeidsovereenkomst tekende, moet voor zowel [de werkgever] als [de kok] duidelijk zijn geweest dat de bestuursrechtelijke procedure tot verkrijging van een mvv/GVVA niet vóór 1 september 2019 zou zijn afgerond en dat het daarom niet mogelijk was dat [de kok] op die datum met zijn werkzaamheden voor [de werkgever] zou beginnen. De in de arbeidsovereenkomst voorkomende datum van 1 september 2019 geeft daarom niet de werkelijke wil van partijen weer over de aanvang van het dienstverband. Uit hetgeen partijen hierover in deze procedure hebben verklaard, leidt het hof af dat het partijen voor ogen stond dat [de kok] zo snel als dat mogelijk was met zijn werkzaamheden voor [de werkgever] zou beginnen en dat op dat moment de arbeidsovereenkomst in werking zou treden, met alle verplichtingen voor partijen over en weer. Uit hetgeen in 3.4 is overwogen en uit hetgeen blijkt uit het in die rechtsoverweging weergegeven citaat uit de verklaring van [de zuster] volgt dat [de kok] en zijn zuster voldoende voortvarend hebben gehandeld. Daaruit volgt weer dat de arbeidsovereenkomst in werking is getreden op 1 februari 2020.