2.14.Bij brief van 20 december 2017 heeft de Inspecteur gereageerd op de e-mail van [naam8] van 7 december 2017 en een vaststellingsovereenkomst toegezonden. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:
“Inmiddels heb ik 5 en een halve maand geleden mijn kladbevindingen uitgereikt en besproken. De beoordelingstijd hiertoe is wat mij betreft lang genoeg geweest en ik heb dan ook op basis van de thans bekende gegevens, inclusief de gevoerde correspondentie, een vaststellingsovereenkomst zonder verder voorbehoud gemaakt.
Met betrekking tot de boete heb ik al een voorzet gegeven en deze heb ik in de vaststellingsovereenkomst neergelegd gezien de overeen te komen matiging.
(…)
Mocht uw cliënte gebruik wensen te maken van de geboden vaststellingsovereenkomst, dan verzoek ik haar beide vaststellingsovereenkomsten volledig door partij A getekend/geparafeerd aan mij te zenden binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief. Na ontvangst van beide getekende exemplaren zal ik deze tekenen/paraferen ten einde de vaststellingsovereenkomst concreet te maken waarna ik u een volledig getekend document zal sturen.
Mocht ik binnen deze termijn niets ontvangen hebben, dan ga ik ervan uit dat uw cliënte geen gebruik wenst te maken van de vaststellingsovereenkomst waarna ik het boekenonderzoek af zal gaan werken, wellicht zonder rekening te houden met enig compromis.”
In de vso is onder meer het volgende opgenomen:
“
Partijen
[belanghebbende] B.V. en [naam4] B.V. vertegenwoordigd door haar directeurgrootaandeelhouder, de heer [naam1] , hierna te noemen partij A
en
De inspecteur van Belastingdienst/Kantoor Utrecht, vertegenwoordigd door [naam10] , als zodanig gemandateerd door de voorzitter van het managementteam van de eenheid, hierna te noemen partij B
verklaren een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten als bedoeld in Boek 7:900 van het Burgerlijk Wetboek.
Partijen verklaren hierbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zich jegens elkaar te binden.
Omschrijving van het geschil
Door partij B is een boekenonderzoek loonheffingen over 2015 ingesteld waarbij één of meer
correcties praktisch (bij compromis) tot stand zijn gekomen. In verband hiermee zijn alle
correcties in deze overeenkomst vastgelegd. Voor de beoordeling van het privé gebruik auto's
heeft partij B het boekenonderzoek uitgebreid met de jaren 2012 tot en met 2016.
(…)
Vergrijpboete
Over de correcties, uitgezonderd de correctie(verplichting) van werknemer [naam11] , legt partij B naast de naheffingsaanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst op.
De grondslag van de boete is het bedrag van de belasting dat niet of niet tijdig is betaald voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet of de grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige niet of niet tijdig is betaald.
De feiten en omstandigheden op grond waarvan partij B deze vergrijpboete oplegt betreffen:
Voor de correcties (correctieverplichtingen) privé gebruik auto voor de 5 werknemers die een waarschuwing hebben gekregen en voor directeur-grootaandeelhouder [naam1] is er tenminste sprake van grove schuld. Bij een normaal geval van grove schuld is een boete van 25% passend, maar bij privé gebruik auto kan deze hoger worden vastgesteld. Gezien het vergrijp in verhouding tot het belang zijn partijen overeengekomen de boete te matigen tot 10% wat ook geldt voor de correctie omzetbelasting.
(…)
Afstand van rechtsmiddelen
Partij A verklaart dat belanghebbende ter zake van hetgeen is overeengekomen, geen gebruik zal maken van enig recht van bezwaar en/of beroep.
Ingeval partij A zich om welke reden dan ook niet (geheel) aan deze overeenkomst houdt, heeft partij B het recht een van deze overeenkomst afwijkend standpunt in te nemen en daartoe zo nodig naheffingsaanslagen op te leggen.
Voor die situatie doet partij A nu afstand van het recht zich te beroepen op het verstrijken van de naheffingstermijn van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Tevens doet partij A voor die situatie afstand van het recht zich te beroepen op het ontbreken van een nieuw feit.
Nadere voorwaarden en afspraken
Partij A heeft gebruik gemaakt van de door partij B aangeboden bedenktermijn van 2 weken.”