ECLI:NL:GHARL:2022:4208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
200.288.878
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omvang dekking reisverzekering en repatriëring bij acute ziekte tijdens vakantie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen ASR Schadeverzekering NV en SOS International BV, naar aanleiding van een geschil over de dekking van een reisverzekering. [appellante] had een doorlopende reisverzekering afgesloten bij ASR, die dekking bood voor hulp aan personen. Tijdens haar vakantie op Elba in oktober 2014 werd zij ernstig ziek en moest zij worden overgebracht naar een ziekenhuis op het vasteland van Italië. Na haar opname in het ziekenhuis in Piombino, waar zij onvoldoende medische zorg ontving, vorderde zij in eerste aanleg een verklaring voor recht dat ASR en SOS tekort waren geschoten in hun zorgplicht en aansprakelijk waren voor de geleden schade. De rechtbank wees haar vorderingen af, waarop [appellante] in hoger beroep ging. Het hof oordeelde dat de verzekeringsvoorwaarden niet de verplichting bevatten voor ASR/SOS om een betere medische behandeling te garanderen dan die in het ziekenhuis van Piombino. Het hof concludeerde dat de keuze van SOS om eerst een lijnvlucht te regelen en pas later een ambulancevlucht in te zetten, niet onzorgvuldig was. De grieven van [appellante] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling civiel recht handel
zaaknummer 200.288.878/01
arrest van 24 mei 2022
in de zaak van
[appellante],
wonend te [woonplaats1] ,
appellante,
hierna aan te duiden als: [appellante] ,
advocaat: mr. S. van der Linden te Harderwijk,
tegen

1.ASR Schadeverzekering NV, rechtsopvolgster van EUROPEESCHE VERZEKERINGEN NV,

gevestigd te Utrecht,
2. Nederlandse Hulpverleningsorganisatie SOS INTERNATIONAL BV,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als: ASR c.s. dan wel ieder afzonderlijk ASR en SOS,
advocaat: mr. S.T. Könning te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 en 13 januari 2021 ingeleide hoger beroep van [appellante] .

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer NL19.15943)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep als genoemd
  • memorie van grieven met producties
  • memorie van antwoord met producties
  • het proces-verbaal van de zitting van het hof van 6 april 2022
  • de spreekaantekingen van deze zitting van beide partijen.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op
bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waartegen geen grieven zijn gericht, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
3.1.1.
[appellante] heeft op 18 oktober 2013 een Doorlopende Verzekering voor Reizen
afgesloten bij ASR (Europeesche), voor de duur van een jaar. Onder deze verzekering viel
onder andere dekking voor personenhulp. Deze hulp werd verzorgd door SOS.
3.1.2.
Partijen zijn het erover eens dat de Algemene Voorwaarden met versienummer
340-203_06-13 van toepassing zijn. Hierin staat over personenhulp het volgende bepaald:
2.2
HULP VOOR PERSONEN
2.2.1
WAT IS VERZEKERD?
U bent verzekerd voor hulp aan personen, als u of een andere verzekerde hulp nodig heeft
door ernstige ziekte, ernstig letsel door een ongeval, overlijden van u, een reisgenoot of
directe familie of door een natuurramp.
SOS International verzorgt deze hulp via de Europeesche Hulplijn, telefoon: +31 (.. . ).
2.2.2
WAT REGELT DE EUROPEESCHE HULPLIJN?
Als het naar inschatting van de Europeesche Hulplijn noodzakelijk is, regelt de
Europeesche Hulplijn:
• uw vervoer naar de bestemming of naar huis;
• uw opsporing, redding of berging;
• de overkomst van één persoon voor noodzakelijke bijstand. Reist u alleen? En is de
situatie waarin u verkeert zeer ernstig? Dan kunt u in overleg met de Europeesche
Hulplijn twee personen laten overkomen;
• toezending van medicijnen, maar alleen als deze verzonden mogen worden;
• uw vervangend verblijf,
• betalingsgaranties aan het ziekenhuis;
• medisch advies. De Europeesche Hulplijn geeft adviezen en helpt u zoeken naar een
goede arts of medische dienst.
Wordt u of een medeverzekerde met hulp van de Europeesche Hulplijn naar huis gebracht?
Dan mogen ook een of meer reisgenoten mee naar huis. Daarover moet u wel overleggen
met de Europeesche Hulplijn. Voor wie en hoeveel mensen dat geldt, hangt af van de
noodzaak en spoedeisendheid (denk bijvoorbeeld aan gezinnen met kinderen). De
Europeesche Hulplijn bepaalt dit in alle redelijkheid en in overleg met u.
2.2.3
WAT VERGOEDEN WE?
Van de kosten voor de hulpverlening vergoeden wij de kostprijs. Hebben wij voorschotten
aan u verstrekt? Dan moet u die zo snel mogelijk na thuiskomst aan ons terugbetalen."
3.1.3.
Op 2 oktober 2014, tijdens haar vakantie op het Italiaanse eiland Elba, is [appellante]
ziek geworden. In het `Medisch Dossier Overzicht' van SOS (bewijsstuk 3 van [appellante] bij inleidend processtuk) is genoteerd dat [appellante] die dag vanuit het ziekenhuis op Elba contact opnam met SOS (22:26 uur) en dat SOS vervolgens (23:02 uur) contact heeft gehad met de arts ter plaatse die als diagnose stelde:
"acute pancreatitit, niet necrotiserend en niet emorragio". [appellante] moest naar een ziekenhuis met een IC worden overgebracht.
In de nacht van 2 op 3 oktober 2014 is [appellante] per helikopter vervoerd naar het vasteland
van Italië en opgenomen op de IC in het ziekenhuis van Piombino. Daar is [appellante]
gebleven tot zij op 15 oktober 2014 door SOS is gerepatrieerd naar het UMC in Utrecht,
Nederland.
Eerste aanleg
3.2.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg, samengevat, een verklaring voor recht gevorderd dat ASR en SOS toerekenbaar tekort zijn geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld jegens [appellante] en/of de op hen rustende zorgplicht hebben geschonden en daarom hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat.
3.2.2.
[appellante] vindt - kort gezegd -dat haar repatriëring te laat heeft plaatsgevonden
en dat zij aan haar lot is overgelaten in een ziekenhuis waar de medische, verpleegkundige
en verzorgende behandeling ver onder de maat was. [appellante] vindt verder dat SOS haar ten onrechte niet en/of niet tijdig heeft verplaatst naar een privékliniek of een geschikter ziekenhuis, dan wel -voor de periode dat dat nog niet mogelijk was - haar ten onrechte geen adequate hulp heeft verstrekt door het regelen van goede verpleegkundige zorg en een tolk. Verder vindt [appellante] dat door de niet tijdige repatriering door SOS de voor haar traumatiserende behandeling in het ziekenhuis in Piombino langer dan nodig heeft voortgeduurd. Daardoor leed en lijdt zij aanzienlijke schade.
3.2.3
Na verweer van ASR en SOS heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] afgewezen. Zij heeft daartoe, kort gezegd, overwogen dat [appellante] op grond van de geldende verzekeringsvoorwaarden geen aanspraak kon maken medische zorg inhoudend een verplaatsing naar een ander ziekenhuis, nu de behandelend arts ter plaatse een doorslaggevende stem heeft en niet een arts van SOS; deze laatste is immers niet de medisch verantwoordelijke.
Een eerdere repatriëring als door [appellante] gewenst was niet aan de orde, omdat aanvankelijk gezien het verloop van het ziektebeeld terecht is ingezet op een repatriëring per lijnvlucht en eerst nadien, toen de medische toestand van [appellante] zienderogen verslechterde, en [appellante] ook niet (meer) naar een ander ziekenhuis in Italië wenste te worden overgeplaatst, een vlucht per ambulancevliegtuig noodzakelijk werd. [appellante] is daarop op 15 oktober 2014 overgebracht vanuit Italië naar het UMC.
Hoger beroep
3.3
[appellante] heeft in haar hoger beroep een drietal inhoudelijke grieven aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
De eerste grief richt zich kort gezegd tegen de omvang van de dekking in de polisvoorwaarden, zoals deze door de rechtbank uitgelegd. De tweede grief heeft betrekking op de door [appellante] gestelde, maar door de rechtbank verworpen noodzaak van een eerdere repatriëring vanuit Italië, terwijl de derde grief ziet op de – daaruit voortvloeiende - veroordeling door de rechtbank van [appellante] in de proceskosten. Tenslotte heeft [appellante] nog een niet genummerde verzamelgrief geformuleerd en zijn er ook verdekte grieven te lezen, waarover het hof zich hieronder nog nader zal uitlaten.
De omvang van de dekking
3.4.1.
[appellante] stelt zich op het standpunt dat de dekkingsvoorwaarden uit de verzekering mede inhouden dat zij aanspraak kon maken op een betere behandeling dan zij kreeg in het ziekenhuis in Piombino, met andere woorden een verplaatsing naar een beter geoutilleerd ziekenhuis met meer mogelijkheden voor onderzoek en behandeling en een betere verzorging. Zij mocht als consument – zeker nu over deze voorwaarden niet is onderhandeld - deze voorwaarden ook zo begrijpen. Daarbij heeft [appellante] naast hetgeen in de polisvoorwaarden onder art. 2.2. (‘hulp aan personen’) is opgenomen verder nog gewezen op het bepaalde in art. 2.8.2 (‘kwaliteit van de medische zorg’)
“Wij willen de kwaliteit van de geneeskundige behandeling en de goede samenwerking met ziekenhuizen en artsen garanderen. Daarom bepalen wij in welk ziekenhuis en door welke arts u zich moet laten behandelen.”
[appellante] heeft bovendien gewezen op een brief van SOS van 2 januari 2015 (productie 5 bij procesinleiding als reactie op de aansprakelijkheidstelling door [appellante] ) waarin gewag wordt gemaakt van de noodzaak om eerder een arts of verpleegkundige vanuit Nederland te sturen om de situatie ter plaatse beter te kunnen beoordelen en om bij dossiers uit Italië sneller over te gaan tot overplaatsing van een staatsziekenhuis naar een privékliniek.
3.4.2
Het komt in deze zaak aan op uitleg van de verzekeringsovereenkomst. Daarbij is van belang of de verzekering al dan niet voor meerdere uitleg vatbaar is en of er ruimte is voor een uitleg contra-proferentem (art. 6:238 lid 2 BW). De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte vertoont die moet worden aangevuld, kan niet alleen worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981,
NJ1981/635,
Haviltex).Het hof dient bij de uitleg van de overeenkomst te beoordelen of de door [appellante] gestelde bedoeling - die het hof verder niet kan vaststellen dan hiervoor staat weergegeven onder rov. 3.4.1. - voldoende steun vindt in de verzekeringsovereenkomst en de daarbij mede overgelegde stukken. Uit deze stukken volgt immers ook wat [appellante] heeft begrepen en mogen begrijpen en wat ASR c.s. aan [appellante] hebben toegezegd.
3.4.3
Vastgesteld kan allereerst worden dat de doorlopende reisverzekering van ASR uit verschillende onderdelen bestaat, waarvoor men zich telkens afzonderlijk kan verzekeren. [appellante] heeft dekking afgesloten voor annulering, skiën en snowboarden, ongevallen tijdens de reis, geneeskundige kosten, bagage en personenhulp (polisblad doorlopende reisverzekering van [appellante] als productie 1 bij procesinleiding). In dit geval is in het bijzonder onderdeel 2.2. van belang (hulp voor personen). Daarin staat - voor zover hier van belang - opgenomen dat ASR/SOS zorgt voor vervoer naar huis, het over laten komen van een persoon voor noodzakelijke bijstand, en het geven van medisch advies en het behulpzaam zijn bij het zoeken naar een goede medische arts of medische dienst. Een verplichting voor ASR/SOS om te garanderen dat een optimale medische behandeling en met name een betere verzorging (dan in het ziekenhuis van Piombino) diende plaats te vinden is daarin niet te lezen. ASR/SOS speelt in het medisch behandelingstraject kort gezegd geen leidende rol (‘behulpzaam zijn”), draagt daarvoor ook geen directe verantwoordelijkheid en neemt vooral de kosten ervan voor haar rekening. Voor zover [appellante] wijst op het bepaalde in onderdeel 2.8. (‘geneeskundige kosten’) is van belang dat dit onderdeel, zoals ook nog eens toegelicht op te zitting, vooral zijn betekenis vindt in de situatie dat niet de verzekerde zelf maar veeleer ASR/SOS kan bepalen tot welk plafond medische behandelingskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Verder is nog het volgende van belang. [appellante] klaagt niet zozeer over een tekortschieten van de medische aanpak in de vorm van het ontbreken van een juiste diagnose en het daarop gevolgde conservatieve behandelingstraject, maar veeleer over een aantal tekortkomingen in de verpleegkundige zorg (niet steriel werken, geen verpleegkundige hulp bij zelfverzorging, voeding, etc.). Als reeds aangegeven valt de verplichting tot het zorg dragen voor een verzorging in een ziekenhuis (of elders) als zodanig niet onder de dekking van de verzekering (uiteraard wel de daarmee verbonden kosten indien deze als ziekenhuiskosten zijn aan te merken). ASR/SOS dient wel de kosten van overkomst van een persoon voor noodzakelijke bijstand te dragen. Daarbij kan worden vastgesteld dat SOS weliswaar al vrij spoedig door [appellante] op de hoogte is gesteld van de gebrekkige verpleging en verzorging in het ziekenhuis, maar ook dat ASR/SOS in die berichten van [appellante] kennelijk de noodzaak van bijstand door een derde heeft onderkend en heeft aangeboden de kosten te vergoeden van een reis naar Italië van de dochter van [appellante] om in die noodzakelijke verzorging te voorzien. Dat aanbod is niet door [appellante] geaccepteerd – zij is al vanaf 2 oktober 2014 vooral blijven aandringen op een spoedige repatriëring -, maar daarmee heeft ASR/SOS naar het oordeel van het hof wél aan haar verplichting op dit punt uit verzekering voldaan. Dat ASR/SOS in een nadere brief aan [appellante] heeft aangegeven enige lering te willen trekken uit hetgeen is voorgevallen in de zaak van [appellante] , maakt dat niet anders.
Voor zover de grief erop is gericht een ruimere dekkingsomvang van de verzekering te bepleiten dan door ASR/SOS is gesteld en door de rechtbank is aangenomen, faalt de grief.
Feiten en/of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn door [appellante] niet aangevoerd.
Het moment van repatriëring
3.5.1
De tweede grief heeft als strekking dat gezien de situatie in het ziekenhuis van Piombino een eerdere repatriëring van [appellante] gewenst en vereist was, en nu dat niet is geschied, ASR/SOS heeft gehandeld in strijd met de in het kader van de verzekeringsovereenkomst vereiste zorgvuldigheid bij de nakoming van die verplichting.
3.5.2
Het hof stelt allereerst vast dat tussen partijen geen discussie bestaat over de vraag of repatriëring van [appellante] naar Nederland na haar opname in het ziekenhuis van Piombino wenselijk en noodzakelijk was. [appellante] is echter van oordeel dat ASR/SOS te lang hebben getalmd met het inzetten van een daartoe geschikte vlucht waardoor zij nodeloos lang in Italië in een - ook nog ondermaats – ziekenhuis heeft moeten verblijven.
3.5.3.
SOS heeft nadat in Piombino op 2 oktober 2014 de diagnose ‘acute pancreatitit, niet necrotiserend en niet emorrigio’ was gesteld, besloten om de behandeling ( [appellante] lag inmiddels op een IC) af te wachten. Nadat op maandag 6 of dinsdag 7 oktober 2014 een ontslag van de IC vanwege een verbeterde medische toestand aan de orde was, is door SOS besloten in te zetten op een lijnvlucht, waarbij indachtig de zogenoemde OMAR-richtlijn een wachtperiode gold van 3 dagen pijnvrij en met volledige voeding. [appellante] was het daarmee kennelijk oneens en wilde getuige het medisch dossieroverzicht dadelijk naar huis zo nodig per auto. SOS heeft daar vanaf gezien de medische toestand van [appellante] en zij heeft dat ook aan [appellante] medegedeeld. Op 10 oktober 2014 is, zo blijkt uit het medisch dossier overzicht de toestand van [appellante] verslechterd, waarna gesprekken zijn gevoerd met de medici in het ziekenhuis in Piombino en is een overplaatsing naar een ander ziekenhuis in Italië aan de orde is geweest. [appellante] wenste echter niet meer te worden behandeld in Italië, waarna door SOS contacten zijn gelegd met het UMC voor een opname aldaar. Na akkoord met een opname aldaar voor 15 oktober 2014 heeft SOS op 13 oktober 2014 ingestemd met een ambulancevlucht vanuit Grossetto naar Amsterdam op 15 oktober 2014.
3.5.4.
Naar het oordeel van het hof valt gezien de hiervoor geschetste gang van zaken SOS geen verwijt te maken met betrekking tot de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de – ook door SOS erkende – noodzaak om [appellante] naar Nederland te repatriëren.
Het is vanuit het oogpunt van een redelijke uitleg van de verzekeringsvoorwaarden begrijpelijk dat SOS, nadat een verbetering in de medische toestand van [appellante] was opgetreden, als eerste heeft gekozen voor een transport door de lucht via een normale lijnverbinding. Dat zij zich daarbij verder heeft laten leiden door een daartoe speciaal opgestelde richtlijn uit 2011 van het Overlegorgaan Medisch Adviseurs Repatriëringsorganisaties, waarin ook aandacht is geschonken aan de aanpak bij een acute pancreatitis bij vervoer door de lucht, ligt voor de hand. Toen vervolgens de medische situatie van [appellante] - ook in medisch sociaal opzicht - opnieuw verergerde is, na vergeefs overleg om te bezien of [appellante] wellicht elders in Italië in een beter ingericht ziekenhuis onder gebracht zou kunnen worden, en een mogelijkheid was gevonden om [appellante] in Nederland in het UMC te plaatsen vrijwel direct besloten om een ambulancevlucht in te zetten. Waarom uit de voorwaarden zou moeten volgen dat [appellante] reeds op een eerder moment met een ambulancevlucht naar Nederland had moeten worden getransporteerd is niet of onvoldoende toegelicht; een directe medische noodzaak, zoals ook door ASR/SOS is aangegeven, was niet aanwezig.
Ook deze grief faalt dus.
De verdekte grieven
3.6.1
ASR/SOS hebben onder randnummer 7 nog een aantal opmerkingen van [appellante] besproken, die zij als verdekte grieven hebben aangemerkt.
In randnummer 3.1 van de memorie van grieven geeft [appellante] aan dat zij in eerste aanleg geen gelegenheid heeft gehad om uitvoeriger te reageren op hetgeen door ASR/SOS bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is aangevoerd.
In randnummer 3.4. geeft [appellante] aan dat volgens de behandelaars in Italië eerder vervoer per ambulancevlucht mogelijk was.
In randnummer 3.6 stelt [appellante] dat de rechtbank niet/onvoldoende onderkend heeft dat het helemaal niet de bedoeling was dat zij naar het ziekenhuis in Piombino zou worden gebracht, maar naar een groter ziekenhuis in Livorno, maar dat de weersomstandigheden anders hebben doen besluiten. Verder dat de lokale artsen in Piombino helemaal niet hebben ingestemd met een aanpak van het transport van [appellante] naar Nederland overeenkomstig de hiervoor reeds genoemde OMAR-richtlijn.
3.6.2
Het hof stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert met de strekking dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De voor vernietiging aangevoerde gronden behoeven door de appellant niet uitdrukkelijk te worden aangeduid als (al dan niet genummerde) ‘grief’. Die gronden moeten wel behoorlijk naar voren zijn gebracht in het geding, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, welke laatste immers moet kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. Bij de uitleg van de memorie van grieven of het appelverzoekschrift kan mede een rol spelen de wijze waarop de geïntimeerde respectievelijk de verweerder in hoger beroep de inhoud van dat stuk, blijkens zijn reactie daarop, heeft begrepen. Hoewel het niet dadelijk duidelijk is waarom ASR/SOS de opmerkingen van [appellante] als hiervoor genoemd heeft aangeduid als grieven zal het hof er reeds om die reden kort bij stil staan.
3.6.3.
De eerste opmerking van [appellante] is niet dadelijk begrijpelijk. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling valt af te leiden dat beide partijen de zaak onder het overleggen van pleitaantekeningen bij de mondelinge behandeling voor het voetlicht hebben gebracht, waarna beide partijen nog in de gelegenheid zijn gesteld daarop te reageren. Het is daarbij niet zo dat de eisende partij dan maar altijd het laatste woord moet krijgen.
De enkele opmerking dat op een eerder moment een ambulancevlucht mogelijk was, is weliswaar juist, maar dat maakt de keuze van ASR/SOS als hiervoor onder rov. 3.5.4. benoemd (eerst lijnvlucht, daarna alsnog ambulancevlucht) nog niet onzorgvuldig.
De vraag of [appellante] nu wel of niet door de weersomstandigheden onderweg naar Livorno in Piombino is gestrand of dat het van meet af aan de bedoeling is geweest om haar vanuit Elba naar het ziekenhuis aldaar over te brengen is voor de beoordeling van het geschil niet relevant. [appellante] had wellicht in een ander ziekenhuis een betere verzorging kunnen treffen, maar in het geschil met ASR/SOS staat nu eenmaal centraal tot welke inspanningen zij op grond van de verzekeringsvoorwaarden verplicht waren en in deze concrete situatie heeft verricht. Daarover heeft het hof reeds in rov. 3.4.3. geoordeeld.
Nog een verdekte grief ?
3.7.1.
In randnummer 2.1.18 (opgenomen onder de toelichting bij grief 1) klaagt [appellante] over het feit dat de rechtbank niet beslist heeft op haar – subsidiaire - stelling dat mocht [appellante] al niet op basis van de polisvoorwaarden redelijkerwijs verwachten dat ASR/SOS haar hulp hadden geboden, het gebrek aan ingrijpen en het niet bieden van de nodige hulp is in ieder geval in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid, die zij in acht hadden dienen te nemen. Met de te late repatriëring en het niet tijdig bieden van de benodigde hulp is onrechtmatig gehandeld jegens [appellante] .
3.7.2.
In de memorie van antwoord valt niet te lezen dat ASR/SOS deze opmerking als grief hebben onderkend. Wat daar echter van zij, bij pleidooi hebben zij daar wel op gereageerd (onder randnummer 9) waarbij is opgemerkt dat [appellante] niet heeft onderbouwd op welke gronden op ASR/SOS een verdergaande zorgplicht rustte dan de verplichtingen zoals die uit de reisverzekeringsovereenkomst voortvloeiden.
3.7.3.
Op zichzelf genomen heeft [appellante] gelijk dat haar subsidiaire vordering gebaseerd op een onrechtmatig handelen van ASR/SOS niet door de rechtbank is behandeld. Daar staat tegenover dat volgens vaste rechtspraak indien aan een vordering uit onrechtmatige daad niet meer ten grondslag is gelegd dan dat de wederpartij onzorgvuldig heeft gehandeld door het niet nakomen van de overeenkomst, dat op zich zelf beschouwd onvoldoende is om een onrechtmatige daad te kunnen aannemen. Ofwel: er is pas aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad indien onafhankelijk van het schenden van de verbintenis (bijna steeds uit overeenkomst) sprake is van schending van een verplichting die geen verbintenis is.
Waarom in dit geval ondanks de afwezigheid van een toerekenbare tekortkoming in het nakomen van de verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst niettemin een schending van een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm zou moeten worden aangenomen heeft [appellante] niet althans onvoldoende toegelicht. In elk geval kan niet worden aangenomen dat er een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm zou gelden dat een verzekeraar gehouden is niet alleen dekking te geven die zij op grond van de polisvoorwaarden ‘moet’ geven, maar ook de dekking die de verzekeraar ‘kan’ geven, zoals namens [appellante] nog naar voren is gebracht tijdens de zitting in hoger beroep.
Slotsom
3.8.
Geen van de aangevoerde grieven treft doel, zodat het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van gronden als hiervoor overwogen onder 3.7.3 zal worden bekrachtigd.
[appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het beroep, door het hof voorshands begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 2.228,-- (2 punten tarief II) aan salaris advocaat.

4.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van 15 oktober 2020 gewezen door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, onder zaaknummer NL 19.15943;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het beroep aan de zijde van ASR/SOS, voorlopig begroot op € 772,-- aan griffierecht en € 2.228,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, O.G.H. Milar en H. F.P van Gastel, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 mei 2022.
griffier rolraadsheer