In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige en de vaststelling van een zorgregeling. De moeder van de minderjarige, die na het overlijden van de vader alleen het gezag heeft, heeft in hoger beroep vijf grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De kinderrechter had eerder de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd en een zorgregeling vastgesteld. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, met uitzondering van de verlenging van de ondertoezichtstelling, en om een deskundige aan te wijzen voor nader onderzoek naar de uithuisplaatsing.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de mondelinge behandeling op 21 april 2022 plaatsvond. De moeder was aanwezig via een Skypeverbinding, samen met haar advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI). Het hof heeft de feiten en de eerdere beslissingen van de kinderrechter in overweging genomen, evenals de zorgen van de GI over de opvoedvaardigheden van de moeder en de emotionele beschikbaarheid voor de minderjarige.
Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd en de zorgregeling is bekrachtigd, waarbij het hof de belangen van de minderjarige vooropstelt. De moeder's verzoek om een deskundigenonderzoek en de benoeming van een bijzondere curator is afgewezen, omdat er geen strijdigheid van belangen is vastgesteld. De huidige zorgregeling biedt ruimte voor aanpassing op basis van de ontwikkelingen in de relatie tussen de moeder en de minderjarige.