In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, had verzocht om een wijziging van de zorgregeling die was vastgesteld in een eerdere beschikking. De kinderen waren onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en de zorgregeling was eerder gewijzigd naar begeleid (video)bellen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in juli 2021 onaangekondigd met de kinderen naar Duitsland was vertrokken, wat het vertrouwen van de moeder en de GI in hem ernstig had geschaad. Ondanks positieve stappen die de vader had gezet, zoals het accepteren van hulpverlening, oordeelde het hof dat de GI de regie moest behouden over de zorgregeling. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking van de kinderrechter en verklaarde de vader niet ontvankelijk in zijn verzoek om een ruimere zorgregeling. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.