In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 24 augustus 2021. De zaak betreft de beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) van een veroordeelde, die in afwachting is van uitzetting naar Polen. De veroordeelde, geboren in 1972, heeft in hoger beroep gesteld dat hij ontvankelijk is en dat de voortzetting van de maatregel niet zinvol is, gezien zijn aanstaande uitzetting. De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de veroordeelde, maar heeft ook de noodzaak van de maatregel betwist, gezien de beslissing van de minister om de maatregel te beëindigen op het moment van uitzetting.
Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, inclusief de betrokkenheid van verschillende deskundigen en instanties. Het hof heeft vastgesteld dat de minister de ISD-maatregel van de veroordeelde zal beëindigen op het moment van zijn feitelijke uitzetting. Het hof heeft de wettelijke mogelijkheden tot beëindiging van de maatregel besproken, evenals de rol van de minister en de toetsing door de rechter. Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van de maatregel niet zal leiden tot onveiligheid of ernstige overlast, en heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd. De maatregel wordt beëindigd met ingang van 1 juni 2022, wat niet in de weg staat aan een eerdere uitzetting van de veroordeelde door de minister.