Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beoordeling in hoger beroep
“Cliënte is bereid ermee in te stemmen dat uw cliënt de gehele AOW uitkering behoudt alsook een bedrag ad € 150,-- per maand van het pensioen dat door Centraal Beheer wordt uitgekeerd (…). Het beslag dat cliënte heeft gelegd onder Centraal Beheer is gelegd op basis van het vonnis in de boedelscheidingsprocedure. De inhoudingen strekken dus als aflossing op de schuld die uw cliënt uit dien hoofde aan mijn cliënte heeft. Terzake de verschuldigde alimentatie worden nog geen inhoudingen gepleegd zodat uw cliënt terzake daarvan een achterstand opbouwt. Cliënte kan ter stuiting van de verjaring hiervan ieder jaar een aangetekende sommatiebrief aan uw cliënt doen uitgaan, doch cliënte wenst dat reeds nu tussen partijen wordt afgesproken dat uw cliënt zich nimmer op verjaring beroept.”
“Cliënt vraagt zich wel af tot hoelang deze regeling van toepassing zal blijven.”Bij brief van 2 december 2007 heeft [de erflater] aan [appellant] bericht:
“Voor wat betreft de vraag over de duur van de regeling: deze blijft in stand tot de heer [geïntimeerde] zijn volledige schuld aan mij heeft afgelost. Hieronder versta ik het totale bedrag van de boedelscheiding, de achterstallige alimentatie en de huidige alimentatie.”Bij brief van 10 december 2007 heeft [appellant] in navolging van [de erflater] de advocaat van de wederpartij bericht:
“Onder ongewijzigde omstandigheden blijft de getroffen regeling van kracht totdat uw cliënt zijn volledige schuld aan mijn cliënte heeft betaald, dus de schuld uit hoofde van de boedelverdeling, de achterstallige alimentatie en de lopende alimentatie.”
“Tot slot hebben wij met elkaar gesproken over de pensioenverrekening (…).. In het kort komt dit erop neer dat die verrekening rechtstreeks met de wederpartij moet worden geregeld en dat de pensioenmaatschappij daarbij geen actieve rol speelt. U deelde mij mede dat over die pensioenverrekening in het verleden ook nimmer afspraken zijn gemaakt. Ook dat dient mitsdien alsnog te geschieden en ook daartoe heeft u mij gevraagd u bij staan.”Met betrekking tot de hoogte van de pensioensaanspraak van [de erflater] merkt het hof op dat de advocaat van [de vader] in een brief van 16 september 2005 meedeelt dat [de erflater] uit hoofde van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen van de man bij Centraal Beheer recht heeft op een maandelijks bedrag van € 1.271,93 per maand vanaf 1 augustus 2005. Ten tijde van de onderhandelingen in 2007 heeft de advocaat van [de vader] aangeboden het maandelijks pensioen dat [de vader] van Centraal Beheer ontving (een bedrag van € 3.765,67 netto per maand) in ieder geval voorlopig zodanig te verdelen dat [de erflater] een bedrag van € 2.265,67 per maand zou ontvangen, maar [appellant] stemde daar niet mee in. Hij wees er op dat [de erflater] uit hoofde van het pensioen al aanspraak had op een bedrag van € 1.273,91 (bedoeld is kennelijk: € 1.271,93) en uit hoofde van de alimentatie op € 792,97 per maand en stelde dat [de erflater] – mede gelet op de overbedelingsvordering – aanspraak had op het volledige maandelijkse bedrag dat als pensioen werd uitgekeerd ter delging van de openstaande schulden. In de nadien getroffen regeling werd afgesproken dat [de vader] zijn AOW-uitkering en ook een bedrag van € 150 per maand mocht behouden van het pensioen dat door Centraal Beheer werd uitgekeerd. Het resterende bedrag zou blijkens de door [de erflater] voor akkoord ondertekende brief van [appellant] van 27 november 2007 aan de advocaat van [de vader] dienen ter aflossing van de overbedelingsvordering.
“toekomende bedrag”op haar rekening over te maken
“omdat ik mij intussen in een financieel benauwde situatie bevindt”. Tenslotte vormen de pensioenaanspraken ook een wezenlijk onderdeel van de (te treffen) regeling met [de vader]